ECLI:NL:RBGEL:2023:3845

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 juli 2023
Publicatiedatum
7 juli 2023
Zaaknummer
10236125
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Loonvordering en geldlening in arbeidsrelatie met toepassing van cao

In deze zaak vorderde de eisende partij, een voormalig werknemer, loon en vakantietoeslag van de gedaagde partijen, die een V.O.F. exploiteerden. De eisende partij stelde dat hij gedurende zijn dienstverband van 1 maart 2017 tot 1 augustus 2019 te weinig loon had ontvangen en dat hij recht had op het cao-loon volgens de algemeen verbindend verklaarde cao voor de horeca. De gedaagde partijen betwistten de hoogte van het loon en de duur van het dienstverband. De kantonrechter oordeelde dat de eisende partij recht had op een cao-loon (schaal III) voor 20 uur per week, en dat de gedaagde partijen hoofdelijk moesten betalen voor het achterstallige loon en vakantietoeslag. De kantonrechter wees ook de vordering tot afgifte van loonstroken toe, maar matigde de wettelijke verhoging tot nihil. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: 10236125 \ CV EXPL 22-8766
Vonnis van 5 juli 2023
in de zaak van
[eisende partij],
te [plaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eisende partij] ,
gemachtigde: mr. A.O.C.A. van Schravendijk,
tegen

1.V.O.F. " [gedaagde partij 1] ",

te [plaats] ,
2. [gedaagde partij 2] , VENNOOT VAN GEDAAGDE SUB 1,
te [plaats] ,
3. [gedaagde partij 3] , VENNOOT VAN GEDAAGDE SUB 1,
te [plaats] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagde partijen] ,
gemachtigde: mr. T.C. Reintjes.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 8 februari 2023;
- de akte vermeerdering van eis van 21 februari 2023 met productie 6;
- de akte overleggen producties van 23 mei 2023 met productie 9 tot en met 11 van de gemachtigde van [gedaagde partijen] ;
- het e-mailbericht van 30 januari 2023 met de juiste productie 10 van de gemachtigde van [gedaagde partijen] ;
- de mondelinge behandeling van 2 juni 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
[eisende partij] heeft gedurende een aantal jaren bij [gedaagde partij 1] (een shoarma/kebabzaak) gewerkt.
2.2.
Tussen partijen is in ieder geval sprake geweest van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van 6 mei 2009 tot en met 5 november 2009 voor 32 uur per week tegen een maandsalaris van € 1.163,42 bruto in de functie van horeca medewerker.
2.3.
Bij brieven van 6 januari 2020, 4 maart 2020 en 8 juni 2020 heeft de toenmalige gemachtigde van [eisende partij] [gedaagde partijen] verzocht om toezending van de arbeidsovereenkomsten en de loonspecificaties over de afgelopen drie jaar en terugbetaling van een bedrag van € 18.431,00 in verband met een geldlening.
2.4.
Vervolgens heeft [eisende partij] [gedaagde partijen] bij dagvaarding van 22 oktober 2020 in een gerechtelijke procedure betrokken, waarbij de betaling van de geldlening met nevenvorderingen is gevorderd. Deze procedure is op 16 december 2020 op verzoek van [eisende partij] doorgehaald. De toenmalige gemachtigde van [eisende partij] heeft te kennen gegeven het dossier te zullen sluiten.
2.5.
Bij brief van 11 maart 2022 heeft de toenmalige gemachtigde van [eisende partij]
[gedaagde partij 1] onder meer als volgt bericht:
“(…) Client deelde mij mede dat hij op 6 mei 2009 in loondienst is getreden bij V.o.f. [gedaagde partij 1] voor de functie horeca medewerker (chef-kok). Hij had in eerste instantie een contract voor zes maanden voor 32 uur per week verdeeld over vijf dagen tegen een salaris van € 1.163,42 bruto per maand. Nadien werd het arbeidscontract verlengd met zes maanden en vervolgens voor onbepaalde tijd. In september 2019 is client gestopt met werken. Zijn laatst verdiende salaris was € 850,42 bruto per maand. Op de arbeidsovereenkomst is de CAO Horeca van toepassing.
Volgens het arbeidscontract diende client 32 uur per week te werken welke verdeeld zou zijn over
5 dagen. In de werkelijkheid heeft client toen echter wekelijks circa 57 uur gewerkt. Hij werd voor
de extra uren niet uitbetaald. Verder geeft client aan dat hij nimmer de toeslagen heeft ontvangen
in verband met overuren en in de weekenden evenals de vakantietoeslag (8%). Tot slot heeft u
nimmer een eindafrekening opgesteld ten tijde van het vertrek van client in september 2019.
Derhalve heeft client een loonvordering op u.
Client maakt dan ook aanspraak op achterstallig loon en de toepasselijke toeslagen alsmede de
vakantietoeslag over de jaren 2016-2019. Om de bedragen exact te kunnen berekenen dien ik te
beschikken over alle salarisstroken van de periode 2016 t/m 2019. Client heeft niet alle loonstroken
van de afgelopen jaren van u ontvangen vanaf 2016. Aan de hand van de in het dossier aanwezige
loonstroken kan ik globaal berekenen en kom ik op minimaal een bedrag van € 4.512,64 onder
voorbehoud aan achterstallig vakantietoeslag. Aangezien u het volledige loon en vakantietoeslag
niet heeft betaald komt daar bovenop ook nog eens de wettelijke verhoging van 50% ad € 2.256,32
wegens te late betaling. Derhalve komt dit al op een bedrag van € 6.768,96. Verder dient u alsnog een eindafrekening op te stellen. Gezien deze nalatigheden heeft u zich daarmee niet gedragen als
een goed werkgever en heeft u niet aan de regels van de wet gehouden.
(…)
Ik verzoek u, voor zover nodig sommeer ik u om binnen 7 dagen na heden alle loonstroken en
jaaropgaven van de jaren 2016 t/m 2019 aan mij toe te zenden waarna ik een definitieve berekening
kan maken voor het achterstallige loon en vakantietoeslag. Tevens ontvang ik de eindafrekening ten
tijde van de beëindiging van de dienstbetrekking. Bij gebreke daarvan zal client genoodzaakt zijn om
een procedure te starten bij de rechtbank tot loonvordering en zal daarbij de wettelijke rente en de
bijkomende buitengerechtelijke kosten alsmede de proceskasten vorderen. (…)”
2.6.
Bij brief van 19 april 2022 heeft de toenmalige gemachtigde van [eisende partij]
[gedaagde partijen] nog een herinnering gestuurd.
2.7.
Bij brief van 21 oktober 2022 heeft de gemachtigde van [eisende partij] [gedaagde partijen] onder meer als volgt bericht:
“(…), waarin aanspraak werd gemaakt op achterstallig loon en toepasselijke toeslagen over de jaren 2016-2019. Aan u is gevraagd alle loonstroken te verstrekken van die vier jaren. Er is geschat dat cliënt een vordering zou kunnen hebben van ruim € 4.500,--, vermeerderd met de wettelijke verhoging van 50% dus ruim € 6.750,--. U reageerde niet. Ook op de herinnering d.d. 19 april jl. reageerde u niet.
Ook zou er geen eindafrekening geweest zijn (vakantietoeslag, vergoeding voor niet-genoten vakantiedagen).
(…)
Ik begreep van cliënt dat hij per 1 april 1998 bij u als kok in dienst is getreden. Hij heeft gewerkt tot
begin augustus 2019. De wijze waarop het dienstverband toen tot een einde is gekomen, is op zijn
minst onduidelijk. Mogelijk was u toen een transitievergoeding aan cliënt verschuldigd.
Ik wil u nog heel kort de tijd geven de gevraagde informatie te verstrekken. Als ik niet uiterlijk 31 oktober a.s. alle loonstroken van 2016 tot en met 2019 heb ontvangen, zal ik rechtsmaatregelen moeten nemen. (…)”
2.8.
De cao voor het horeca- en aanverwante bedrijf (looptijd 1 januari 2018 t/m
31 december 2019) is algemeen verbindend verklaard per 25 juni 2018.

3.Het geschil

3.1.
[eisende partij] vordert dat:
a. a) voor recht zal worden verklaard dat hij tussen 1 maart 2017 en 1 augustus 2019 voor 32 uur per week als chef-kok in dienst is geweest van [gedaagde partij 1] ;
b) voor recht zal worden verklaard dat hij tussen 25 juni 2018 en 1 augustus 2019 recht had op het cao-loon (schaal VII) voor die 32 uur per week;
c) [gedaagde partijen] wordt veroordeeld, hoofdelijk, tot betaling aan hem binnen twee dagen na betekening van dit vonnis € 17.491,06 aan brutoloon en vakantietoeslag, € 8.745,53 aan wettelijke verhoging over achterstallig loon en vakantietoeslag, € 2.058,55 aan wettelijke rente berekend tot en met 31 oktober 2022 en de nog te berekenen wettelijke rente over de bedragen aan loon, vakantietoeslag en wettelijke verhoging vanaf 1 november 2022 tot de dag van volledige betaling;
d) [gedaagde partijen] wordt veroordeeld, hoofdelijk, tot afgifte binnen twee dagen na betekening van dit vonnis van genoegzame bruto-nettoberekeningen (loonstroken) ter zake van alle alsnog uit te betalen bedragen, zulks op straffe van een dwangsom van € 100,00 voor iedere dag dat [gedaagde partijen] hiermee in gebreke zal blijven;
e) voor recht zal worden verklaard dat [eisende partij] € 18.431,00 heeft uitgeleend aan
[gedaagde partijen] en dat sprake is van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de geldleningsovereenkomst door [gedaagde partijen] ;
f) wordt bepaald dat [gedaagde partijen] het geleende totaalbedrag dienden terug te betalen op 22 oktober 2020, de datum van de eerdere dagvaarding, dan wel dat zij dat dienen te doen op de datum van dit vonnis, dan wel op een ander moment;
g) [gedaagde partijen] hoofdelijk wordt veroordeeld tot betaling aan [eisende partij] van
€ 18.431,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 oktober 2020, dan wel vanaf een in goede justitie te bepalen later moment, tot de dag van volledige betaling;
h) [gedaagde partijen] hoofdelijk wordt veroordeeld tot betaling aan hem van € 350,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
i. i) [gedaagde partijen] hoofdelijk wordt veroordeeld in de proceskosten, alsmede in de nakosten ten bedrage van € 120,00.
3.2.
[eisende partij] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat hij in ieder geval over de periode
1 maart 2017 tot 1 augustus 2019 te weinig loon heeft ontvangen. Aan hem zijn te weinig uren uitbetaald en er is een te laag loon uitbetaald. [gedaagde partijen] is [eisende partij] over het te weinig betaalde loon bovendien vakantiegeld verschuldigd. Aangezien dit loon en vakantiegeld niet op tijd is betaald, is [gedaagde partijen] daarnaast de wettelijke verhoging en wettelijke rente verschuldigd.
[gedaagde partij 2] (gedaagde sub 2) heeft [eisende partij] beloofd dat hij voor € 18.000,00 voor 10% mede-eigenaar kon worden van V.O.F. [gedaagde partij 1] (gedaagde sub 1). In totaal heeft [eisende partij]
€ 18.431,00 aan [gedaagde partijen] betaald. [eisende partij] ziet dit als een verstrekte lening dan wel als onverschuldigd betaald. Hij vordert daarom terugbetaling van dit bedrag met nevenvorderingen.
3.3.
[gedaagde partijen] voert verweer. Zij beroept zich in de eerste plaats op rechtsverwerking dan wel afstand van recht. Voor zover daarvan geen sprake is betwist
[gedaagde partijen] dat [eisende partij] voor het gestelde aantal uur bij haar in dienst was in de functie van chef-kok. Bovendien is de arbeidsovereenkomst tussen partijen door [eisende partij] beëindigd per 31 december 2018. Volgens [gedaagde partijen] heeft zij het aan [eisende partij] toekomende loon altijd op tijd aan hem betaald. [gedaagde partijen] betwist daarnaast dat er sprake is geweest van inbreng om mede-eigenaar van de V.O.F. te worden of van een geldlening. Er is enkel geld gestort van contant betaalde “Thuisbezorgd”- bestellingen.
De Piramide c.s. concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eisende partij] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eisende partij] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eisende partij] in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is in geschil of [gedaagde partijen] nog een bedrag aan [eisende partij] dient te betalen of niet.
Rechtsverwerking
4.2.
[gedaagde partijen] beroept zich in de eerste plaats op rechtsverwerking dan wel afstand van recht. [eisende partij] betwist dat er sprake is van rechtsverwerking dan wel afstand van recht. Er is weliswaar sprake geweest van een eerdere procedure die is ingetrokken, maar deze procedure zag enkel op de geldlening, niet op de loonvordering. De procedure is bovendien ingetrokken naar aanleiding van een toezegging van [gedaagde partijen] om het bedrag terug te betalen.
4.3.
De kantonrechter oordeelt als volgt.
Rechtsverwerking vereist dat de gerechtigde zich heeft gedragen op een wijze die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onverenigbaar is met het vervolgens geldend maken van zijn recht (HR 7 juni 1991, NJ 1991, 708) en is aldus gebaseerd op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid (artikel 6:2 lid 2 BW). Van een dergelijke onverenigbaarheid is volgens de Hoge Raad (HR 29 september 1995, NJ 1996, 89) onder meer sprake als bij de wederpartij het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat de gerechtigde zijn recht niet meer zal uitoefenen. Dat daarvan sprake is wordt niet snel aangenomen.
Loonvordering
4.4.
In onderhavige zaak is weliswaar een eerdere procedure geweest en doorgehaald, maar in die procedure was geen loon gevorderd, zodat ten aanzien van de loonvordering in ieder geval geen sprake is van rechtsverwerking. De loonvordering zal hierna daarom inhoudelijk behandeld worden.
Geldlening/onverschuldigd betaalde bedrag
4.5.
Nog daargelaten of ten aanzien van de gestelde geldlening dan wel het onverschuldigd betaalde bedrag sprake is van rechtsverwerking heeft het volgende te gelden.
Dat er sprake is geweest van een geldlening, althans dat het door [eisende partij] aan
[gedaagde partijen] betaalde bedrag van in totaal € 18.431,00 onverschuldigd is betaald, is naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende onderbouwd. Uit de door [eisende partij] in dit verband overgelegde bankafschriften blijkt alleen dát er diverse bedragen zijn overgemaakt aan [gedaagde partij 2] , maar niet waarom. Bovendien blijkt uit de bankafschriften eveneens dat kort voordat een bedrag werd overgemaakt vaak een (meestal net iets hoger maar in ieder geval) vergelijkbaar bedrag op de rekening van [eisende partij] is gestort. Ondanks het in dit verband gevoerde verweer heeft [eisende partij] hiervoor geen verklaring gegeven. Het onder 3.1 sub e tot en met h gevorderde wordt om die reden afgewezen.
Einddatum dienstverband
4.6.
[eisende partij] stelt dat hij tot augustus 2019 bij [gedaagde partijen] in dienst is geweest.
[gedaagde partijen] betwist dit en voert aan dat het dienstverband per 31 december 2018 is geëindigd.
Uit de processtukken blijkt dat [eisende partij] in ieder geval over de periode januari 2019 nog loon heeft ontvangen. Dat dit het loon over december 2018 betreft, zoals [gedaagde partijen] heeft gesteld, is niet aannemelijk. Op de loonstrook is immers vermeld dat deze betrekking heeft op de periode januari 2019, terwijl ook de cumulatieven, op het vakantiegeld na, opnieuw beginnen. [eisende partij] stelt weliswaar dat hij na januari 2019 nog heeft gewerkt, maar heeft dit op geen enkele wijze onderbouwd. Aan het leveren van bewijs wordt daarom niet toegekomen. Gelet hierop komt niet vast te staan dat [eisende partij] na januari 2019 nog bij [gedaagde partijen] heeft gewerkt.
Omvang dienstverband
4.7.
Volgens [eisende partij] werkte hij tot het einde van zijn dienstverband 32 uur per week. Ter onderbouwing hiervan heeft [eisende partij] een arbeidsovereenkomst uit 2009 overgelegd.
[gedaagde partijen] betwist dat hij in de in het geding zijnde periode 32 uur per week heeft gewerkt. Na de arbeidsovereenkomst uit 2009 zijn volgens [gedaagde partijen] op enig moment mondeling andere afspraken gemaakt, waarbij [eisende partij] werkte op oproepbasis.
4.8.
De kantonrechter oordeelt als volgt.
Uit de overgelegde loonstroken volgt dat [eisende partij] tot en met februari 2018 voor 32 uur per week is uitbetaald en nadien voor 20 uur per week. Dit aantal uren staat ook op de loonstrook bij ‘parttime’ vermeld. Tijdens de zitting kon [eisende partij] desgevraagd niet aangeven of hij gemerkt heeft dat hij minder loon ontving, te weten € 830,53 in plaats van € 1.328,84. Hoewel [eisende partij] voorafgaand aan deze procedure wel om de ontbrekende loonstroken heeft gevraagd, is bovendien gesteld noch gebleken dat hij gedurende zijn dienstverband of kort daarna aan [gedaagde partijen] heeft laten weten dat hij vanaf maart 2018 te weinig uren uitbetaald kreeg. Voor het eerst in de brief van zijn gemachtigde van 11 maart 2022 (ongeveer drie jaar na het einde van het dienstverband) is aanspraak gemaakt op achterstallig loon, te weten niet betaalde overuren en toeslagen geschat op € 4.512,64 exclusief wettelijke verhoging.
Gelet hierop is de kantonrechter van oordeel dat [eisende partij] onvoldoende heeft onderbouwd dat na februari 2018 sprake was van een arbeidsomvang van meer dan 20 uur per week.
Functie
4.9.
[eisende partij] vordert een verklaring voor recht dat hij gedurende zijn dienstverband bij
[gedaagde partijen] werkzaam is geweest in de functie van chef-kok (kleine keuken – K.7.1.). Volgens [eisende partij] deed hij van alles; hij deed de boodschappen, deed alle voorbereidingen, zoals het bakken van het rauwe vlees, het maken van de saus, het snijden van de sla en het van het spit snijden van het vlees.
4.10.
Niet in geschil is dat [eisende partij] voorafgaand aan deze procedure niet aan [gedaagde partijen] niet heeft laten weten het niet eens te zijn met zijn inschaling. Hoewel de toepasselijke cao hierop geen sanctie stelt, is daarin wel opgenomen dat een werknemer wordt geacht in overleg te treden met werkgever over de inschaling.
Het voorgaande daargelaten had het op de weg van [eisende partij] gelegen om deugdelijk te stellen en onderbouwen waarom hij van mening is dat sprake is van een foute inschaling. De enkele opsomming van zijn werkzaamheden is (nog daargelaten dat [gedaagde partijen] een en ander betwist) daarvoor onvoldoende. Daarbij wordt opgemerkt dat van de zijde van [eisende partij] enige verwijzing naar het van toepassing zijnde handboek achterwege is gebleven.
Overigens sluiten de gestelde werkzaamheden ook niet aan op de door [eisende partij] gestelde functie van chek-kok (kleine keuken).
Het (op grond van het KHN Arbeidsvoorwaardenreglement bij de functie-indeling te gebruiken) Handboek Referentiefuncties Bedrijfstak Horeca vermeldt als kenmerken van de referentiefunctie (Chefkok klein restaurant):
-
Leiden van de (tot ca. 5) medewerkers bediening (als eindverantwoordelijke) waaronder plannen, regelen, aansturen van de medewerkers in de werkuitvoering, en personeelsbeheer;
- bereiden van (samengestelde) gerechten/gerechtgedeelten uit verse ingrediënten, uit door leveranciers voorbewerkte en geproportioneerde producten en uit halffabrikaten. Gastencontact is vooral adviserend en probleemoplossend.
Eindverantwoordelijkheid van [eisende partij] in voormelde zin is gesteld noch gebleken.
4.11.
Wel wordt aanleiding gezien voor het oordeel dat [eisende partij] de functie van Medewerker fastfoodrestaurant (K.3.2.) vervulde. Deze functie heeft als kenmerken:
- Productie- en verkoopwerkzaamheden van af te bakken halfproducten;
- gastencontact is informerend en servicegericht.
De belangrijkste verantwoordelijkheden en taken betreffen:
1. Bereiden van spijzen uit halfproducten volgens voorschrift aan één of meerdere werkstations (grill-, frites-, salade-, doorgeefstation). Daartoe o.m.:
. op peil houden van werkvoorraden tijdens productie-uren vanuit het magazijn; . klaarmaken en inpakken van gerechten en plaatsen in de voorraadbuffer;
. bewaken van de voorraadbuffer (bijbestellen, weggooien van te oude producten);
. controleren en verantwoorden van verbruikte hoeveelheden grondstoffen en (half)fabrikaten.
2. Verrichten van werkzaamheden in het servicegedeelte van het bedrijf. Daartoe o.m.:
. opnemen en aanslaan van bestellingen op de kassa (ook voor het afhaalgedeelte);
. verzamelen van bestellingen, tappen van dranken, maken van milkshakes e.d.; . afrekenen met gasten, zo nodig brengen van bestellingen in het restaurantgedeelte;
. controleren, verantwoorden en opbergen/afstorten van ontvangsten op voorgeschreven wijze.
3. Schoonmaken van het restaurantgedeelte van het bedrijf, de keuken, keukenhulpmiddelen en -apparatuur, restaurant en zo nodig toiletten en parkeerterrein volgens schema. Zo nodig desinfecteren van een en ander. Afvoeren van afval.
4. Overige werkzaamheden, zoals bijvoorbeeld:
. assisteren bij het opslaan van goederen in magazijn, vries- of koelcel;
. overige, met het bovenstaande verband houdende, werkzaamheden in opdracht van leidinggevende.
[gedaagde partijen] heeft immers erkend dat sprake was van het bereiden van spijzen uit halfproducten waarbij gebruik gemaakt wordt van keukenmachines en het afstorten van geld.
4.12.
Conclusie is dat [eisende partij] vanaf 25 juni 2018 (het moment waarop de cao algemeen verbindend is verklaard) als vakkracht, werkzaam als Medewerker fastfoodrestaurant (K.3.2.) met salarisschaal III had moeten worden aangemerkt. De onder 3.1. sub a gevorderde verklaring voor recht wordt daarom afgewezen en de sub b gevorderde verklaring voor recht zal daarom beperkt worden toegewezen zoals hierna is bepaald.
Achterstallig salaris
4.13.
Salarisschaal III bedroeg vanaf 1 januari 2018 € 1.677,41 bruto per maand op basis van 38 uur per week, zijnde (20/38 x € 1.677,41 =) ‭€ 882,85 bruto per maand op basis van 20 uur per week. Vanaf 1 juli 2018 bedroeg het maandloon € 1.694,18 bruto, zijnde
(20/38 x € 1.694,18 =) ‭€ ‭891,67 bruto per maand op basis van 20 uur per week. Vanaf
1 januari 2019 bedroeg het maandloon € 1.747,06 bruto, zijnde (20/38 x € 1.747,06 =)
‭€ ‭ ‭919,51 bruto per maand op basis van 20 uur per week.‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬
4.14.
Gelet op het hiervoor overwogene had [gedaagde partijen] [eisende partij] over de periode 25 tot en met 30 juni 2018 (naar rato van het aantal werkdagen in die maand) 5/21 x € 882,85 = € ‭210,20 bruto moeten betalen. Over deze periode heeft [gedaagde partijen] [eisende partij] € 197,75 bruto betaald, zodat [eisende partij] nog recht heeft op betaling van € 12,45 bruto.‬‬‬
Over de maanden juli 2018 tot en met december 2018 had [gedaagde partijen] [eisende partij] € 891,67 bruto per maand moeten betalen. [gedaagde partijen] heeft [eisende partij] over deze periode € 839,05 bruto per maand betaald, zodat [eisende partij] nog recht heeft op betaling van 6 x (€ 891,67 -
€ 839,05 =) € ‭315,72‬ bruto.‬‬‬
Over de maand januari 2019 had [gedaagde partijen] [eisende partij] € 919,51 bruto moeten betalen. [gedaagde partijen] heeft [eisende partij] over deze maand € 850,42 bruto betaald, zodat [eisende partij] nog recht heeft op betaling van (€ 919,51 - € 850,42 =) € ‭69,09‬ bruto.‬‬‬
In totaal heeft [gedaagde partijen] [eisende partij] dus (€ 12,45 + € 315,72 + € 69,09 =) € ‭397,26‬ bruto te weinig betaald. Het gevorderde achterstallige salaris zal daarom tot dit bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de daarover verschuldigde vakantietoeslag van 8%, zijnde € ‭31,78 bruto.‬‬‬‬‬‬
4.15.
[eisende partij] heeft verzocht om indien aan hem een ander salaris dan het gevorderde zou worden toegekend een akte te mogen nemen. De kantonrechter acht dit, gelet op het hiervoor overwogene, niet nodig.
Wettelijke verhoging
4.16.
In de omstandigheid dat [eisende partij] eerst in deze procedure aanspraak maakt op het cao-loon ziet de kantonrechter aanleiding om de wettelijke verhoging te matigen tot nihil.
Wettelijke rente
4.17.
Nu eerst in deze procedure aanspraak is gemaakt op het achterstallige cao-loon en de vakantietoeslag daarover, zal de wettelijke rente over het toegewezen bedrag worden toegewezen vanaf twee dagen na betekening van dit vonnis.
Loonspecificaties
4.18.
De op de wet gegronde en niet betwiste vordering tot afgifte van de bruto-nettoberekeningen wordt toegewezen. Voor het opleggen van een dwangsom wordt geen aanleiding gezien.
Proceskosten
4.19.
Omdat beide partijen op enkele punten in het ongelijk worden gesteld, worden de proceskosten gecompenseerd in die zin dat iedere partij belast blijft met de eigen kosten.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
verklaart voor recht dat [eisende partij] tussen 25 juni 2018 en 31 januari 2019 recht had op het cao-loon (schaal III) voor 20 uur per week;
5.2.
veroordeelt [gedaagde partijen] hoofdelijk, in die zin dat als de één betaalt ook de anderen zijn bevrijd, om aan [eisende partij] binnen twee dagen na betekening van dit vonnis het bedrag van (€ 397,26 aan loon plus € 31,78 aan vakantietoeslag =) € ‭429,04‬ bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf twee dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;‬‬‬
5.3.
veroordeelt [gedaagde partijen] , eveneens hoofdelijk, tot afgifte binnen twee dagen na betekening van dit vonnis van genoegzame bruto-nettoberekeningen (loonstroken) ter zake de nog uit te betalen bedragen;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Horsthuis en in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2023.
520 \ 918