ECLI:NL:RBGEL:2023:3830

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 juli 2023
Publicatiedatum
7 juli 2023
Zaaknummer
AWB – 23 _ 1888
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing handhavingsverzoek omgevingsvergunning voor huisvesting arbeidsmigranten

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Gelderland het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om handhavend op te treden tegen de derde-partij wegens het niet nakomen van voorwaarden van een omgevingsvergunning. De zaak betreft een handhavingsverzoek dat is ingediend op 29 mei 2022, waarbij eiser stelt dat de derde-partij niet voldoet aan de voorwaarden van de omgevingsvergunning die op 14 maart 2022 is verleend. De rechtbank heeft het beroep op 10 mei 2023 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigden van het college en de derde-partij.

De rechtbank oordeelt dat het college van burgemeester en wethouders van Zaltbommel terecht het handhavingsverzoek heeft afgewezen. Eiser stelt dat de derde-partij niet tijdig in het bezit was van een vereiste certificaat en dat er sprake is van andere overtredingen. De rechtbank concludeert echter dat de vergunninghouder niet in strijd heeft gehandeld met de voorwaarden van de omgevingsvergunning. De rechtbank wijst erop dat de belangen van de arbeidsmigranten zijn gewaarborgd door de vereiste certificaten, maar dat deze niet de belangen van eiser beschermen.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en stelt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten en is openbaar uitgesproken op 10 juli 2023. Eiser krijgt zijn griffierecht niet terug en kan binnen zes weken hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 23/1888

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 juli 2023

in de zaak tussen

[Eiser A] , uit [plaats B] , eiser

(gemachtigde: mr. S. Oord),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaltbommel, verweerder
(gemachtigde: mr. H.I.M. Dierkx en mr. A. de Zeeuw).
Als derde-partij neemt aan het geding deel
[C] B.V.te [plaats B] (vergunninghouder)
(gemachtigde: mr. G.H. Blom).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om handhavend op te treden tegen de derde-partij wegens het niet nakomen van drie voorwaarden aan de verleende omgevingsvergunning van 14 maart 2022.
1.1.
Met het bestreden besluit van 20 februari 2023 op het bezwaar van eiser is het college bij dat besluit gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 10 mei 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De derde-partij is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde.

Totstandkoming van het besluit

2. Op 14 maart 2022 heeft het college aan de derde-partij een omgevingsvergunning verleend voor het huisvesten van arbeidsmigranten op het adres [D] in [plaats B] (hierna: het perceel). De derde-partij heeft een handhavingsverzoek ingediend op 29 mei 2022, omdat hij van mening is dat een aantal voorwaarden bij de omgevingsvergunning niet worden nageleefd. Op 26 augustus 2022 heeft het college per brief kenbaar gemaakt dat het voornemens is om het handhavingsverzoek af te wijzen, omdat er volgens het college geen overtredingen plaatsvinden op het perceel. Een toezichthouder heeft op dit adres gecontroleerd en geen overtredingen vastgesteld. Bij besluit van 16 september 2022 (het primaire besluit) heeft het college het handhavingsverzoek afgewezen.
3. Eiser is tegen het primaire besluit in bezwaar gegaan. Bij besluit van 20 februari 2023 (het bestreden besluit) heeft het college, in navolging van de bezwaarschriftencommissie van de gemeente Zaltbommel, het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten onder aanvulling van de motivering.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van het handhavingsverzoek. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
5. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Vergunningvoorwaarde certificaat
6. Eiser stelt dat er wel sprake is van een overtreding, ten eerste omdat de derde-partij niet tijdig in het bezit was van een certificaat van het AKF (Agrarisch Keurmerk Flexwonen) of SNF (Stichting Normering Flexwonen). Als voorschrift bij de omgevingsvergunning is opgenomen dat de derde-partij binnen 6 weken na verlening van de omgevingsvergunning in het bezit moest zijn van een dergelijk certificaat. De stelling van het college dat de derde-partij geen verwijt valt te maken, is volgens eiser niet relevant. Als de derde-partij de voorwaarde onredelijk vond, had hij dit in bezwaar in de vergunningprocedure kunnen aanvoeren. Nu vaststaat dat de derde-partij niet binnen 6 weken over het certificaat beschikte, is er volgens eiser dan ook sprake van een overtreding. Eiser stelt zich daarnaast op het standpunt dat de derde-partij nog steeds niet in het bezit is van een certificaat, omdat het certificaat is verleend aan [E] B.V. (en niet aan de vergunninghouder, [C] B.V.).
6.1.
Op grond van artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht vernietigt de bestuursrechter een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept. De rechtbank overweegt dat de vergunninghouder conform de omgevingsvergunning een certificaat moet hebben. Een dergelijk certificaat is vereist zodat de kwaliteit van de huisvesting van de arbeidsmigranten is gewaarborgd. Het voorschrift om een certificaat te verkrijgen beschermt naar het oordeel van de rechtbank de belangen van de arbeidsmigranten, maar niet die van eiser. De rechtbank komt daarom tot de conclusie dat het relativiteitsvereiste eraan in de weg staat om de beroepsgrond inhoudelijk te beoordelen.
De beroepsgrond slaagt niet.
Overtreding ten aanzien van de voorwaarde over de landschappelijke inpassing?
7. Eiser stelt dat er een buxus is geplaatst in plaats van een ligusterheg. Daarnaast ontbreken er volgens eiser foto’s van de situatie ter plaatse. De conclusie dat de units aan het oog zijn onttrokken is niet deugdelijk onderbouwd. Ten slotte heeft het college nagelaten aan het juiste voorschrift te toetsen, omdat het vergunningvoorschrift in de bezwaarprocedure is aangescherpt. Het college heeft met de enkele stelling dat de elzenhaag is gepland niet volledig getoetst aan het voorschrift zoals dat na de beslissing op bezwaar luidde, omdat er ook bepaald is dat de planthoogte 1,25 meter moet zijn en de plantdichtheid 3 elzen per meter dient te bedragen.
7.1.
De rechtbank overweegt dat een bestuursorgaan op basis van artikel 3:2 van de Awb moet nagaan wat de relevante feiten zijn om een zorgvuldig voorbereid besluit te kunnen nemen. In het kader van een verzoek om handhavend op te treden zal het bestuursorgaan in ieder geval moeten onderzoeken of er al dan niet sprake is overtreding. Op basis van vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) [1] dient aan het bestreden besluit, om een mogelijke overtreding al dat niet vast te stellen, een deugdelijke en controleerbare vaststelling van de relevante feiten en omstandigheden ten grondslag te liggen. De vastgestelde of waargenomen feiten en omstandigheden dienen op een duidelijke wijze te worden vastgelegd. Dat kan geschieden in een schriftelijke rapportage, maar in bepaalde gevallen ook met foto’s of ander bewijsmateriaal. Duidelijk moet zijn waar, wanneer en door wie de feiten en omstandigheden zijn vastgesteld of waargenomen en welke werkwijze daarbij is gehanteerd.
7.2.
De rechtbank overweegt dat uit het rapport van 20 december 2022 blijkt dat de toezichthouder op het perceel van vergunninghouder is geweest. De toezichthouder heeft geconstateerd dat de aanwezige haag een ligusterhaag lijkt te zijn. Daarnaast heeft de toezichthouder in het rapport beschreven dat de ligusterhaag reikt tot de dakgoot van de units en heeft hij daarnaast waargenomen dat de tijdelijk geplaatste units door de ligusterhaag aan het zicht zijn onttrokken. De rechtbank overweegt dat deze waarnemingen op voldoende duidelijke wijze op schrift zijn gesteld door de toezichthouder. De foto’s in het rapport zijn weliswaar onduidelijk, maar de op schrift gestelde waarnemingen van de toezichthouder maken reeds dat de feiten voldoende deugdelijk en controleerbaar zijn vastgesteld.
De stelling van eiser dat het college niet het gehele voorschrift met betrekking tot de elzenhaag heeft getoetst, volgt de rechtbank evenmin. Eiser heeft in zijn handhavingsverzoek enkel gesteld dat de elzenhaag niet is geplant. Het college dient te beslissing op hetgeen is aangevraagd; handhavend optreden wegens het ontbreken van de elzenhaag. Met de vaststelling van het college in het bestreden besluit dat de elzenhaag is aangeplant, heeft het college in voldoende mate beslist op het handhavingsverzoek en heeft het college terecht gesteld dat het vergunningvoorschrift niet wordt overtreden op dit punt. Daarbij heeft eiser ook nadien niet gesteld dat de geplante elzenhaag op andere onderdelen niet voldoet.
De beroepsgrond slaagt niet.
Is het besluit ten aanzien van de buitenruimte zorgvuldig?
8. Eiser stelt zich op het standpunt dat het besluit, voor zover het college stelt dat er wel buitenruimtes zijn, onvoldoende zorgvuldig en controleerbaar is vastgesteld. Het college verwijst naar een satellietfoto, maar de toezichthouder heeft nagelaten om ter plaatse met een camera te controleren. Daarnaast is de buitenruimte volgens eiser één grote bende.
8.1.
In de omgevingsvergunning is de voorwaarde opgenomen dat een buitenruimte, geschikt voor ontspanning, gerealiseerd dient te worden. Eiser erkent in feite dat er een buitenruimte is. In zoverre is niet in geschil dat aan het vergunningvoorschrift is voldaan, aangezien hij betoogt dat de buitenruimte één grote bende is. Ook uit het controlerapport is naar het oordeel van de rechtbank af te leiden dat er een buitenruimte is, omdat die buitenruimte op de satellietfoto is te zien. Het is in het kader van de zorgvuldigheid naar het oordeel van de rechtbank niet nodig om ter plaatse met een camera te controleren. Het rapport is op dit punt dan ook niet onzorgvuldig tot stand gekomen.
8.2.
Dat de buitenruimte volgens eiser een bende zou zijn, hetgeen door vergunninghouder wordt ontkend, maakt niet dat er om die reden sprake is van het overtreden van het vergunningvoorschrift, aangezien dat voorschrift gaat om de aanwezigheid van een buitenruimte.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Omdat het beroep ongegrond is, krijgt eiser zijn griffierecht niet terug. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Goldebeld, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
10 juli 2023
De rechter is verhinderd om de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.ABRvS 3 mei 2017 ECLI:NL:RVS:2017:1179.