ECLI:NL:RBGEL:2023:3807

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 mei 2023
Publicatiedatum
6 juli 2023
Zaaknummer
C/05/418087 / KG RK 23/345
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter mr. J.M.W. van de Sande in bestuursrechtelijke zaken

Op 30 mei 2023 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van een verzoeker tegen rechter mr. J.M.W. van de Sande. Het wrakingsverzoek werd ingediend naar aanleiding van de heropening van verschillende bestuursrechtelijke zaken, waarbij verzoeker zich benadeeld voelde door de gang van zaken en de vermeende partijdigheid van de rechter. Verzoeker had eerder brieven ontvangen van de rechtbank waarin werd aangegeven dat bepaalde onderzoeken waren gesloten, maar later weer heropend zouden worden. Hij stelde dat deze heropening hem financieel zou benadelen en dat dit de schijn van partijdigheid wekte. Tijdens de mondelinge behandeling op 16 mei 2023 werd verzoeker telefonisch gehoord, terwijl de rechter niet verscheen.

De wrakingskamer overwoog dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar brengen. De wrakingskamer stelde vast dat verzoeker zijn verzoek tot wraking pas twee maanden na de ontvangst van de brief van 7 februari 2023 had ingediend, maar accepteerde dit omdat verzoeker later pas op de hoogte was van de financiële schade. De wrakingskamer concludeerde dat de procesbeslissingen van de rechter niet als grond voor wraking konden dienen, omdat deze beslissingen niet onbegrijpelijk waren en niet wezenlijk afweken van de gebruikelijke procedures in het bestuursrecht.

Uiteindelijk werd het wrakingsverzoek afgewezen, waarbij de wrakingskamer benadrukte dat de gronden van verzoeker niet voldoende waren om aan te nemen dat de rechter partijdig was. De beslissing werd openbaar uitgesproken, en tegen deze beslissing stond geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK GELDERLAND, locatie Arnhem

Wrakingskamer
zaaknummer: C/05/418087 / KG RK 23/345
Beslissing van 30 mei 2023
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats]
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. J.M.W. van de Sande,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de brief van verzoeker van 19 april 2023 waarin het wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld;
- de aanvullende brief van verzoeker van 8 mei 2023.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling op 16 mei 2023 is verzoeker telefonisch gehoord.
1.3.
De rechter heeft laten weten niet te zullen verschijnen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van rechter mr. J.M.W. van de Sande in de zaken:
20/6113, 20/6115, 21/3103, 21/5377, 21/5381, 23/240, 22/5562, 21/2385 en 21/4099.
2.2.
Verzoeker heeft op 21 januari 2022 een brief van de rechtbank ontvangen waarin staat dat de rechtbank met het sturen van die brief het onderzoek sluit in de zaken 21/2385 en 21/4099. In die brief staat ook dat in geval geen van beide partijen binnen twee weken mededeelt een zitting te wensen ook de onderzoeken in de zaken met kenmerken 20/6113, 20/6115, 21/3103, 21/3577 en 21/5381 worden gesloten.
Verzoeker heeft op 7 februari 2023 weer een brief van de rechtbank ontvangen waarin staat dat
het onderzoek in de zaken met kenmerken 20/6113, 20/6115, 21/3103, 21/3577 en 21/5381 reeds is gesloten maar dat dit niet schriftelijk is gecommuniceerd met verzoeker. De rechtbank heeft hiervoor excuses aan verzoeker gemaakt. Uit de brief van 7 februari 2023 blijkt eveneens dat de onderzoeken
in de voornoemde zaken door de rechter weer zullen worden heropend.
2.3.
Verzoeker stelt dat in deze zaken op grond van artikel 8:66 Awb vóór 19 maart 2022 uitspraak gedaan had moeten worden. De feiten en omstandigheden waren op dat moment voldoende duidelijk, aldus verzoeker. Inmiddels is de wetgeving veranderd, waardoor de rechter door het heropenen
van de zaken verzoeker financieel ernstig zal benadelen. Dit wekt de schijn van partijdigheid, aldus wederom verzoeker. Verzoeker heeft ondanks het feit dat heropening van de voornoemde zaken al
op 7 februari 2023 bekend was niet eerder een verzoek tot wraking gedaan omdat de hoogte van de financiële benadeling hem op dat moment nog niet duidelijk was.
2.4.
Voorts stelt verzoeker dat hij op 3 april 2023 een brief van de rechtbank heeft ontvangen waarin staat dat hij binnen drie weken dient te reageren op de brieven van 8 augustus 2022 en 24
maart 2023 en de daarbij horende verminderingsbeschikkingen. Verzoeker stelt dat hij deze zaken
gefaseerd heeft ingediend, maar dat nu van hem wordt verwacht dat hij zich in zes weken (nader) dient te verweren in 11 zaken. Volgens verzoeker gaat dit hem niet lukken en wordt hij hierdoor ernstig in
zijn belangen geschaad.
2.5.
Ten slotte heeft verzoeker verklaard dat nu mr. Van de Sande alleen heeft aangegeven niet te berusten in de wraking, alles wat verzoeker heeft verklaard niet is weerlegd en dus in rechte vaststaat. Verzoeker wijst in dat kader op artikel 149, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
2.6.
De rechter berust niet in de wraking.

3.De beoordeling

3.1.
De wrakingskamer van de rechtbank overweegt als volgt. Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
De ontvankelijkheid
3.2.
De wrakingskamer stelt vast dat verzoeker pas na twee maanden nadat hij de brief van 7 februari 2023 heeft ontvangen zijn verzoek tot wraking van mr. Van de Sande heeft ingediend. Dit is erg laat. Verzoeker heeft toegelicht dat hem pas later duidelijk werd gemaakt dat hij zich in alle zaken tegelijk dient te verweren. Ook stelt hij dat hij ten tijde van de brief van 7 februari 2023 nog niet op de hoogte was van de door hem geleden financiële schade en hier naar eigen zeggen pas recent achter is gekomen. Verzoeker zal daarom worden ontvangen in zijn verzoek.
De inhoudelijke behandeling
3.3.
De wrakingskamer overweegt dat zowel de beslissing van de rechter om de zaken te heropenen als de beslissing om de zaken niet gefaseerd te behandelen procesbeslissingen zijn. De vraag of een procesbeslissing inhoudelijk juist is, leent zich niet voor een oordeel door de wrakingskamer. Een als negatief ervaren procesbeslissing is in het algemeen geen grond voor toewijzing van een verzoek tot wraking. Een procesbeslissing kan wel een grond voor wraking opleveren als die beslissing zozeer onbegrijpelijk is, dat deze een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de vrees dat de rechter partijdig is dan wel jegens verzoekster een vooringenomenheid koestert – objectief – gerechtvaardigd is. De wrakingskamer is van oordeel dat deze situatie zich hier niet voordoet. Het heropenen van zaken en zaken gecombineerd behandelen is in het bestuursrecht niet ongebruikelijk.
Verzoeker heeft ten slotte gesteld dat nu de rechter enkel heeft aangegeven dat zij niet berust in de wraking alles wat verzoeker heeft verteld en niet is weerlegd nu vaststaande feiten zijn. Dit is echter niet het geval. Verzoeker heeft in deze wrakingsprocedure gronden aangevoerd die wat hem betreft tot wraking dienen te leiden. Nu de rechter niet in de wraking berust, dient de wrakingskamer te beoordelen of de door verzoeker aangevoerde gronden tot wraking dienen te leiden. Een gemotiveerde reactie van de rechter of een toelichting op de zitting kan daarbij behulpzaam zijn, maar is daarvoor niet vereist. Het door verzoeker gedane beroep op artikel 149, eerste lid, Rv, dat ziet op het bewijs in civiele procedures, leent zich niet voor analoge toepassing in deze procedure en kan reeds daarom niet slagen.
3.4.
Gelet op het vorenstaande kunnen de gronden niet slagen en zal het wrakingsverzoek worden afgewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer van de rechtbank
wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door de mrs. G.W.B. Heijmans (voorzitter), M.S.T. Belt en S.C.A.M. Janssen, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van […] als griffier op 30 mei 2023.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.