Op 8 mei 2023 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, een wrakingsverzoek afgewezen. Het verzoek was ingediend door een verzoeker die meende dat de behandelend rechter, mr. E.H.T. Rademaker, vooringenomen was in de raadkamerprocedure met nummer 23-007064. De verzoeker stelde dat zijn rechten waren geschonden doordat de rechter niet adequaat had gereageerd op zijn verzoeken om onderzoekswensen en het oproepen van getuigen. Hij betoogde dat de rechter had geweigerd om een beslissing te nemen op zijn verzoeken, wat volgens hem een ernstige inbreuk op zijn rechten vormde en leidde tot rechtsweigering.
De rechter heeft in zijn schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek aangegeven dat het verzoek ongegrond was en dat hij niet in de wraking berustte. Hij stelde dat de verzoeker ten onrechte meende dat zijn verzoeken waren afgewezen, aangezien deze tijdens de behandeling van het beroepschrift in de raadkamer besproken zouden worden. De wrakingskamer heeft vervolgens beoordeeld of er sprake was van (schijn van) vooringenomenheid van de rechter. Hierbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die dit tegenspreken.
De wrakingskamer concludeerde dat de verzoeker geen concrete feiten of omstandigheden had aangedragen die zouden wijzen op vooringenomenheid van de rechter. De door de verzoeker aangevoerde gronden waren onvoldoende om aan te nemen dat de rechter niet onpartijdig was. Daarom werd het wrakingsverzoek afgewezen, en de beslissing werd openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.