2.1Vrijspraak feit 3
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder feit 3 primair en subsidiair tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft eveneens vrijspraak bepleit.
Beoordeling door de rechtbank
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de poging zware mishandeling van [slachtoffer] (primair). Immers is niet komen vast te staan dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel en acht de rechtbank ook niet bewezen dat een aanmerkelijke kans daarop is ontstaan door het handelen van verdachte. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het primair tenlastegelegde.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde is de rechtbank eveneens van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling in vereniging. De rechtbank kan op basis van de bewijsmiddelen niet vaststellen dat verdachte [slachtoffer] heeft geslagen. Het enkele feit dat verdachte erbij was op het moment dat [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ), [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) en [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ) hem hebben geslagen, maakt niet dat sprake was van nauwe en bewuste samenwerking. Er is onvoldoende gebleken van een gezamenlijke uitvoering om ten aanzien van verdachte van medeplegen te kunnen spreken. De rechtbank spreekt verdachte vrij van het onder feit 3 primair en subsidiair tenlastegelegde.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
[medeverdachte 1] , [verdachte] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] zijn op 29 december 2019 naar de woning van [slachtoffer] gelegen aan de [adres] gegaan om te kijken of daar spullen van [medeverdachte 1] lagen.[slachtoffer] was op dat moment in de woning aanwezig. [medeverdachte 1] , [verdachte] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] zijn via het raam aan de achterzijde van de woning naar binnen gegaan. [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] hebben [slachtoffer] meermaals geslagen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wel wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken voor het onder feit 2 tenlastegelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat ten aanzien van het geweld en de diefstal geen sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking danwel dat verdachte daar geen of onvoldoende bijdrage aan heeft geleverd.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat hij op 29 december 2019 op de bank lag te slapen in zijn woning toen er op het raam aan de achterzijde van zijn woning werd geklopt. Even later hoorde hij krak en hij zag een manspersoon door het raam naar binnen komen. Hij voelde gelijk iets hards op zijn achterhoofd. Hij voelde harde klappen en het bloed liep van zijn hoofd af. [slachtoffer] is op de bank gaan liggen om zichzelf te beschermen, met zijn rug richting de manspersoon. De man bleef slaan en hij sloeg niet met zijn blote handen. [slachtoffer] is meer dan 5 keer hard geslagen. [slachtoffer] heeft ook een keer een voet gevoeld tegen zijn gezicht aan, die voelde zachter dan de andere klappen die hij kreeg. Hij hoorde toen duidelijk een vrouwenstem die zei: ‘ik wil mijn spullen terug’.
Uit de letselrapportage blijkt dat [slachtoffer] tussen zijn wenkbrauwen een scheurwond van ongeveer 3 centimeter had. Daarnaast had hij op de rechterzijde van zijn voorhoofd een kleine scheurwond van ongeveer 2 centimeter en op de rechter achterzijde van zijn hoofd een forse scheurwond met huidflap. Daarnaast was sprake van een indeuking van het schedelbot. De geschatte duur van de genezing bedraagt vier weken.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat zij had gehoord dat haar spullen – die een paar dagen eerder uit haar woning waren weggehaald – aan de [adres] lagen. Op 29 december 2019 was [verdachte] bij haar thuis. Op enig moment zijn [medeverdachte 1] , [verdachte] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] met twee auto’s naar Wijchen gereden. [medeverdachte 1] en [verdachte] in de ene auto en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] in de andere auto. Eenmaal bij de woning aangekomen is er door twee personen aangebeld bij de voordeur. Er werd geen gehoor gegeven en zij gingen achterom, net als de andere twee personen. [medeverdachte 2] heeft het raam aan de achterzijde van de woning opengebroken en is naar binnen gegaan. Daarna volgden [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en [verdachte] . [slachtoffer] lag op de bank. [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] hebben hem geslagen.
[medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij met [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] op 29 december 2019 in een opwelling naar Wijchen is gereden. Zij hebben aan de voordeur aangeklopt en toen er niemand open deed zijn zij achterom gelopen. Eenmaal in de achtertuin had [medeverdachte 2] het raam los gemaakt en gingen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] de woning binnen via het raam van de woning. [medeverdachte 3] heeft gehoord dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de man die in de woning was, hebben geslagen. Daarna ging [medeverdachte 3] naar binnen. [medeverdachte 3] heeft hem ‘op zijn kop en op zijn lichaam geslagen’ en dat deed hij met gebalde vuist. [medeverdachte 3] is bij de man blijven staan, terwijl [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] de woning hebben doorzocht. De man is door het raam naar buiten gegaan en [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 3] zijn nog een aantal minuten binnen geweest om de spullen te zoeken en zijn daarna ook gegaan.
[verdachte] heeft verklaard dat [medeverdachte 2] met een hakbijltje het raam had geforceerd en vervolgens door het raam naar binnen ging. [verdachte] zag dat [medeverdachte 2] dat hakbijltje bij zich had op het moment dat zij in Wijchen aankwamen en in de achtertuin van [slachtoffer] stonden. Nadat [medeverdachte 2] via het raam naar binnen was gegaan, ging [medeverdachte 3] naar binnen. Zij hebben [slachtoffer] allebei geslagen. [verdachte] heeft gezien dat [medeverdachte 2] met een boksbeugel naar binnen ging en ermee heeft geslagen. [medeverdachte 1] en [verdachte] gingen toen ook naar binnen door het raam. [verdachte] is met [medeverdachte 1] op zoek gegaan naar haar spullen. Na een paar minuten zijn zij via de voordeur naar buiten gegaan, zonder de spullen van [medeverdachte 1] . [verdachte] heeft verklaard dat [medeverdachte 2] een laptop en een zak wiet uit de woning heeft meegenomen.
Verdachte bekent ter zitting dat hij via het achterraam bij [slachtoffer] naar binnen is gegaan en samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar de spullen van [medeverdachte 1] heeft gezocht.
Ten aanzien van feit 1
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van huisvredebreuk. [medeverdachte 1] , [verdachte] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] zijn samen naar de woning van [slachtoffer] gegaan en zijn alle vier via het geforceerde achterraam naar binnen gegaan. Zij hadden geen toestemming om de woning van [slachtoffer] te betreden. Dat verdachte dat wist, blijkt alleen al uit de omstandigheid dat hij door het raam aan de achterzijde van de woning naar binnen is geklommen. Het ten laste gelegde feit is wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 2
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat aangever [slachtoffer] door meerdere personen, te weten [medeverdachte 1] , [verdachte] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] , door geweld en bedreiging met geweld werd gedwongen om te dulden dat zijn woning werd doorzocht. Door [slachtoffer] te slaan, hebben verdachten zijn weerstand gebroken, waardoor zij in de woning konden zoeken naar de spullen. Verdachten zijn met zijn vieren naar binnen gegaan. [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] hebben [slachtoffer] geslagen en [verdachte] is op zoek gegaan naar de spullen. Ook al was er geen sprake van een vooropgezet plan, door het feitelijk handelen – dat bestond uit het geweld uitoefenen tegen [slachtoffer] en het in de woning zoeken naar de spullen – moest [slachtoffer] dulden dat de verdachten in zijn woning naar de spullen op zoek gingen. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een gezamenlijk uitvoering en dat medeplegen kan worden bewezen.