ECLI:NL:RBGEL:2023:3753

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 juli 2023
Publicatiedatum
5 juli 2023
Zaaknummer
05-297793-20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van meerdere verdachten voor huisvredebreuk, dwang en mishandeling met vrijspraak voor poging zware mishandeling

Op 3 juli 2023 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen vier verdachten, waaronder een 45-jarige man, die zich schuldig hebben gemaakt aan huisvredebreuk, dwang en mishandeling. De rechtbank heeft de verdachten veroordeeld tot voorwaardelijke gevangenisstraffen en taakstraffen. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 29 december 2019, waarbij de verdachten zonder toestemming de woning van een slachtoffer binnendrongen en hem mishandelden. De rechtbank oordeelde dat de verdachten gezamenlijk handelden en dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. De 45-jarige man kreeg de hoogste werkstraf van 140 uur voor zijn rol in de zaak, terwijl de andere verdachten ook taakstraffen opgelegd kregen. De rechtbank sprak één van de verdachten vrij van de poging tot zware mishandeling, omdat niet bewezen kon worden dat deze verdachte daadwerkelijk geweld had gebruikt. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, evenals met het strafblad van de verdachte. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand op, met een proeftijd van één jaar, en een taakstraf van 60 uren, met aftrek van de tijd die de verdachte al in voorlopige hechtenis had doorgebracht.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05-297793-20
Datum uitspraak : 3 juli 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsman: mr. D. van der Beek, advocaat in Nijmegen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 29 december 2019 te Wijchen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in de woning, gelegen aan de [adres] , bij een ander of anderen dan bij verdachte en/of zijn mededader(s) in gebruik, wederrechtelijk is
binnengedrongen;
2.
hij op of omstreeks 29 december 2019 te Wijchen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een ander, te weten [slachtoffer] , door geweld en/of door bedreiging met geweld gericht tegen die [slachtoffer] meermaals tegen/in zijn gezicht, op/tegen zijn hoofd en/of op/tegen zijn lichaam te slaan, wederrechtelijk heeft gedwongen iets te dulden, te weten dat hij, verdachte en/of zijn mededaders, in zijn woning gingen zoeken naar de goederen die bij [medeverdachte 1] zijn weggenomen;
3.
hij op of omstreeks 29 december 2019 te Wijchen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met kracht voornoemde [slachtoffer] meermaals tegen/in zijn gezicht, op/tegen zijn hoofd en/of op/tegen zijn lichaam
heeft/hebben geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 december 2019 te Wijchen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer] meermaals tegen/in zijn gezicht, op/tegen zijn hoofd en/of op/tegen zijn lichaam te slaan.
2.1
Vrijspraak feit 3
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder feit 3 primair en subsidiair tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft eveneens vrijspraak bepleit.
Beoordeling door de rechtbank
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de poging zware mishandeling van [slachtoffer] (primair). Immers is niet komen vast te staan dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel en acht de rechtbank ook niet bewezen dat een aanmerkelijke kans daarop is ontstaan door het handelen van verdachte. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het primair tenlastegelegde.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde is de rechtbank eveneens van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling in vereniging. De rechtbank kan op basis van de bewijsmiddelen niet vaststellen dat verdachte [slachtoffer] heeft geslagen. Het enkele feit dat verdachte erbij was op het moment dat [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ), [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) en [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ) hem hebben geslagen, maakt niet dat sprake was van nauwe en bewuste samenwerking. Er is onvoldoende gebleken van een gezamenlijke uitvoering om ten aanzien van verdachte van medeplegen te kunnen spreken. De rechtbank spreekt verdachte vrij van het onder feit 3 primair en subsidiair tenlastegelegde.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
[medeverdachte 1] , [verdachte] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] zijn op 29 december 2019 naar de woning van [slachtoffer] gelegen aan de [adres] gegaan om te kijken of daar spullen van [medeverdachte 1] lagen. [2] [slachtoffer] was op dat moment in de woning aanwezig. [medeverdachte 1] , [verdachte] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] zijn via het raam aan de achterzijde van de woning naar binnen gegaan. [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] hebben [slachtoffer] meermaals geslagen. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wel wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken voor het onder feit 2 tenlastegelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat ten aanzien van het geweld en de diefstal geen sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking danwel dat verdachte daar geen of onvoldoende bijdrage aan heeft geleverd.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat hij op 29 december 2019 op de bank lag te slapen in zijn woning toen er op het raam aan de achterzijde van zijn woning werd geklopt. Even later hoorde hij krak en hij zag een manspersoon door het raam naar binnen komen. Hij voelde gelijk iets hards op zijn achterhoofd. Hij voelde harde klappen en het bloed liep van zijn hoofd af. [slachtoffer] is op de bank gaan liggen om zichzelf te beschermen, met zijn rug richting de manspersoon. De man bleef slaan en hij sloeg niet met zijn blote handen. [slachtoffer] is meer dan 5 keer hard geslagen. [slachtoffer] heeft ook een keer een voet gevoeld tegen zijn gezicht aan, die voelde zachter dan de andere klappen die hij kreeg. Hij hoorde toen duidelijk een vrouwenstem die zei: ‘ik wil mijn spullen terug’. [4]
Uit de letselrapportage blijkt dat [slachtoffer] tussen zijn wenkbrauwen een scheurwond van ongeveer 3 centimeter had. Daarnaast had hij op de rechterzijde van zijn voorhoofd een kleine scheurwond van ongeveer 2 centimeter en op de rechter achterzijde van zijn hoofd een forse scheurwond met huidflap. Daarnaast was sprake van een indeuking van het schedelbot. De geschatte duur van de genezing bedraagt vier weken. [5]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat zij had gehoord dat haar spullen – die een paar dagen eerder uit haar woning waren weggehaald – aan de [adres] lagen. Op 29 december 2019 was [verdachte] bij haar thuis. Op enig moment zijn [medeverdachte 1] , [verdachte] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] met twee auto’s naar Wijchen gereden. [medeverdachte 1] en [verdachte] in de ene auto en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] in de andere auto. Eenmaal bij de woning aangekomen is er door twee personen aangebeld bij de voordeur. Er werd geen gehoor gegeven en zij gingen achterom, net als de andere twee personen. [medeverdachte 2] heeft het raam aan de achterzijde van de woning opengebroken en is naar binnen gegaan. Daarna volgden [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en [verdachte] . [slachtoffer] lag op de bank. [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] hebben hem geslagen. [6]
[medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij met [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] op 29 december 2019 in een opwelling naar Wijchen is gereden. Zij hebben aan de voordeur aangeklopt en toen er niemand open deed zijn zij achterom gelopen. Eenmaal in de achtertuin had [medeverdachte 2] het raam los gemaakt en gingen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] de woning binnen via het raam van de woning. [medeverdachte 3] heeft gehoord dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de man die in de woning was, hebben geslagen. Daarna ging [medeverdachte 3] naar binnen. [medeverdachte 3] heeft hem ‘op zijn kop en op zijn lichaam geslagen’ en dat deed hij met gebalde vuist. [medeverdachte 3] is bij de man blijven staan, terwijl [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] de woning hebben doorzocht. De man is door het raam naar buiten gegaan en [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 3] zijn nog een aantal minuten binnen geweest om de spullen te zoeken en zijn daarna ook gegaan. [7]
[verdachte] heeft verklaard dat [medeverdachte 2] met een hakbijltje het raam had geforceerd en vervolgens door het raam naar binnen ging. [verdachte] zag dat [medeverdachte 2] dat hakbijltje bij zich had op het moment dat zij in Wijchen aankwamen en in de achtertuin van [slachtoffer] stonden. Nadat [medeverdachte 2] via het raam naar binnen was gegaan, ging [medeverdachte 3] naar binnen. Zij hebben [slachtoffer] allebei geslagen. [verdachte] heeft gezien dat [medeverdachte 2] met een boksbeugel naar binnen ging en ermee heeft geslagen. [medeverdachte 1] en [verdachte] gingen toen ook naar binnen door het raam. [verdachte] is met [medeverdachte 1] op zoek gegaan naar haar spullen. Na een paar minuten zijn zij via de voordeur naar buiten gegaan, zonder de spullen van [medeverdachte 1] . [verdachte] heeft verklaard dat [medeverdachte 2] een laptop en een zak wiet uit de woning heeft meegenomen. [8]
Verdachte bekent ter zitting dat hij via het achterraam bij [slachtoffer] naar binnen is gegaan en samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar de spullen van [medeverdachte 1] heeft gezocht [9] .
Ten aanzien van feit 1
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van huisvredebreuk. [medeverdachte 1] , [verdachte] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] zijn samen naar de woning van [slachtoffer] gegaan en zijn alle vier via het geforceerde achterraam naar binnen gegaan. Zij hadden geen toestemming om de woning van [slachtoffer] te betreden. Dat verdachte dat wist, blijkt alleen al uit de omstandigheid dat hij door het raam aan de achterzijde van de woning naar binnen is geklommen. Het ten laste gelegde feit is wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 2
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat aangever [slachtoffer] door meerdere personen, te weten [medeverdachte 1] , [verdachte] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] , door geweld en bedreiging met geweld werd gedwongen om te dulden dat zijn woning werd doorzocht. Door [slachtoffer] te slaan, hebben verdachten zijn weerstand gebroken, waardoor zij in de woning konden zoeken naar de spullen. Verdachten zijn met zijn vieren naar binnen gegaan. [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] hebben [slachtoffer] geslagen en [verdachte] is op zoek gegaan naar de spullen. Ook al was er geen sprake van een vooropgezet plan, door het feitelijk handelen – dat bestond uit het geweld uitoefenen tegen [slachtoffer] en het in de woning zoeken naar de spullen – moest [slachtoffer] dulden dat de verdachten in zijn woning naar de spullen op zoek gingen. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een gezamenlijk uitvoering en dat medeplegen kan worden bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks29 december 2019 te Wijchen tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen,in de woning, gelegen aan de [adres] , bij een ander of anderen dan bij verdachte en
/ofzijn mededader(s) in gebruik, wederrechtelijk is
binnengedrongen;
2.
hij op
of omstreeks29 december 2019 te Wijchen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen,een ander, te weten [slachtoffer] , door geweld
en/of door bedreiging met geweldgericht tegen die [slachtoffer] meermaals
tegen/in zijn gezicht,
op/tegen zijn hoofd en
/ofop
/tegenzijn lichaam te slaan, wederrechtelijk heeft gedwongen iets te dulden, te weten dat hij, verdachte en
/ofzijn mededaders, in zijn woning gingen zoeken naar de goederen die bij [medeverdachte 1] zijn weggenomen;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
in de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen, terwijl twee of meer verenigde personen het misdrijf plegen.
feit 2:
een ander door geweld, wederrechtelijk dwingen iets te dulden, terwijl twee of meer verenigde personen het misdrijf plegen.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 1 jaar en tot het verrichten van een taakstraf voor de duur van 100 uren, met aftrek van de tijd die verdachte al in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte op 23 november 2020 in verzekering is gesteld en op 2 december 2020 in vrijheid is gesteld. Hij heeft geheel dan wel grotendeels in beperkingen gezeten. De raadsman verzoekt de rechtbank om voornoemd deel als onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op te leggen, eventueel aangevuld met een voorwaardelijk deel. De raadsman heeft verzocht geen onvoorwaardelijke taakstraf aan verdachte op te leggen, nu verdachte voor zijn eigen bedrijf hard moet werken, de kosten hoog zijn en de marges klein.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich eind 2019 schuldig gemaakt aan huisvredebreuk en dwang in de woning van [slachtoffer] . Verdachte is met drie anderen de woning van [slachtoffer] binnen gegaan zonder toestemming, waarbij [slachtoffer] is mishandeld door [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en zij hem gedwongen hebben toe te staan dat zij in zijn woning konden rondzoeken naar de spullen van [medeverdachte 1] , die daar overigens niet zijn gevonden. Dit zijn buitengewoon brutale feiten die voor slachtoffers van dit soort feiten gevoelens van onveiligheid in hun eigen huis teweeg brengen, een plek waar je je bij uitstek veilig moeten kunnen voelen.
Uit het strafblad van verdachte van 24 mei 2023 blijkt dat verdachte na 2017 is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Desondanks is de rechtbank het met de officier van justitie en de verdediging eens dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, gelet op het tijdsverloop, niet (meer) passend is. De rechtbank ziet echter wel meerwaarde in een voorwaardelijke gevangenisstraf als stok achter de deur dat verdachte zich niet weer zo snel vanuit emotie laat meeslepen.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de aanvang van de redelijke termijn en het procesverloop in deze zaak het volgende. De redelijke termijn is aangevangen toen verdachte in verzekering werd gesteld op 23 november 2020. Dit vonnis volgt nu ruim 2,5 jaar later. Daarmee is de redelijke termijn overschreden. De rechtbank houdt hier bij de strafoplegging rekening mee.
De rechtbank zal, mede gelet op de ernst van de feiten en de overschrijding van de redelijke termijn, aan verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 1 jaar. Voorts zal de rechtbank een taakstraf van 60 uren aan verdachte op leggen, met aftrek van de tijd die verdachte al in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 9, 22b, 22c, 47, 57, 138 en 284 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder feit 3 primair en subsidiair ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand;
 bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van één jaar schuldig heeft maakt aan een strafbaar feit;
 legt op een taakstraf van 60 (zestig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 30 (dertig) dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.H.M. Marijs (voorzitter), mr. Y. van Wezel en mr. J.A.L. Heldens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.F. Brouwer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 juli 2023.
mr. J.A.L. Heldens en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost-Nederland, districtsrecherche Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, onderzoeksnummer ON5RO19133/EBI, registratienummer 2019579745, gesloten op 23 december 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Verklaring van verdachte ter terechtzitting.
3.Proces-verbaal aangifte, p. 34 t/m 38; verklaring van verdachte ter terechtzitting.
4.Proces-verbaal aangifte, p. 35.
5.Letselrapportage Forensische Geneeskunde, GGD Gelderland Zuid d.d. 02-01-2020, p. 210 en 211.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 447 t/m 451;
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 480 t/m 483.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 393 t/m 399.
9.Verklaring verdachte ter terechtzitting.