ECLI:NL:RBGEL:2023:375

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 januari 2023
Publicatiedatum
25 januari 2023
Zaaknummer
05-115431-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag door messteek in buik met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

Op 24 januari 2023 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De zaak vond plaats in Zutphen en betreft een incident dat zich voordeed op 10 mei 2022 in Tiel. De verdachte heeft zijn broer, het slachtoffer, met een mes gestoken, wat leidde tot ernstige verwondingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk handelde, maar niet met de intentie om zijn broer te doden. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van voorwaardelijk opzet, aangezien het steken met een mes in de buik een aanmerkelijke kans op de dood met zich meebrengt. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 15 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met het slachtoffer. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer voor materiële schade en smartengeld. De verdediging had gepleit voor vrijspraak op basis van noodweer, maar de rechtbank verwierp dit argument, aangezien de verdachte de situatie escaleerde door zich met een mes te bewapenen. De uitspraak benadrukt de ernst van geweld binnen de familie en de gevolgen daarvan voor zowel de dader als het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/115431-22
Datum uitspraak : 24 januari 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] , op dit moment gedetineerd in de P.I. Grave.
Raadsman: mr. F.E.J. Janzing, advocaat in Wijchen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 23 augustus 2022, 1 november 2022 en 10 januari 2023.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 mei 2022 te Tiel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, die [verdachte]
- één of meerdere malen in/op/tegen één of meerdere (vitale) organen en/of het bovenlichaam, althans de buik-/maagstreek (net onder het middenrif), heeft gestoken en/of gesneden en/of
- ( vervolgens), terwijl dat mes (althans scherp en/of puntig voorwerp) in het bovenlichaam van die [slachtoffer] zat, één of meerdere malen tegen dat mes heeft (aan)geduwd en/of met dat mes heeft gewrikt en/of
- in/op/tegen de (linker)hand heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 mei 2022 te Tiel, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten één of meerdere steekverwondingen in/aan (de nabijheid van) één of meerdere (vitale) organen (te weten de galblaas en/of lever) en/of het bovenlichaam, althans de buik-/maagstreek (net onder het middenrif) en/of de (linker)hand heeft toegebracht door die [verdachte] , met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp
- één of meerdere malen in/op/tegen één of meerdere (vitale) organen en/of het bovenlichaam, althans de buik-/maagstreek (net onder het middenrif), te steken en/of snijden en/of
- ( vervolgens), terwijl dat mes (althans scherp en/of puntig voorwerp) in het bovenlichaam van die [slachtoffer] zat, één of meerdere malen tegen dat mes (aan) te duwen en/of met dat mes te wrikken en/of
- in/op/tegen de (linker)hand te steken en/of snijden;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 mei 2022 te Tiel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, die [verdachte]
- één of meerdere malen in/op/tegen één of meerdere (vitale) organen en/of het bovenlichaam, althans de buik-/maagstreek (net onder het middenrif), heeft gestoken en/of gesneden en/of
- ( vervolgens), terwijl dat mes (althans scherp en/of puntig voorwerp) in het bovenlichaam van die [slachtoffer] zat, één of meerdere malen tegen dat mes heeft (aan)geduwd en/of met dat mes heeft gewrikt en/of
- in/op/tegen de (linker)hand heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld. Verbalisanten kregen op 10 mei 2022 omstreeks 02:36 uur het verzoek naar de [adres] in Tiel te gaan. Ter plaatse troffen zij op de galerij ter hoogte van perceel 275 een man aan in een blauw T-shirt met een print van davidsterren. Dit bleek [slachtoffer] te zijn. Op de grond lag veel bloed en zijn buik en zijn T-shirt zaten vol met bloed. De verbalisant zag een steekwond van 8 tot 10 centimeter breed onder het middenrif van [slachtoffer] en een snijwond aan de linkerhand van de pols tot over de pink. Er kwam een auto met hoge snelheid aangereden. De bestuurder verklaarde [verdachte] te zijn. Het slachtoffer zei dat het zijn broer was en dat hij door hem was neergestoken. [2] [verdachte] werd aangehouden. Zijn auto werd doorzocht. Aan de bijrijderskant aan de voorzijde lag op de vloer een keukenmes met een wit handvat en een lengte van ongeveer 30 centimeter. Op het lemmet zat rode vloeistof. [3]
Het standpunt van de officier van justitieDe officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde. Volgens de officier kan het eerste gedachtestreepje worden bewezen, evenals het ‘doorduwen’ zoals bedoeld in het tweede gedachtestreepje, en dient verdachte van het derde gedachtestreepje te worden vrijgesproken.
Het standpunt van de verdedigingDe raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte integraal van het tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Verdachte heeft niet het opzet gehad aangever zwaar te verwonden, laat staan hem te doden. Hij heeft evenmin de aanmerkelijke kans aanvaard dat de dood of zwaar lichamelijk letsel zou volgen. Verdachte werd aangevallen door aangever en heeft zich verdedigd door het mes voor zich te houden op het moment dat hij probeerde weg te komen en aangever is in het mes gelopen.
Beoordeling door de rechtbank[slachtoffer] heeft in zijn aangifte verklaard dat hij rond middernacht op bed in de woonkamer zat met de deur op slot. Hij hoorde zijn broer [verdachte] door deur naar hem praten. Hij had het idee dat [verdachte] ruzie aan het zoeken was. Op enig moment verliet [verdachte] de woning en kwam weer terug. Aangever zag dat [verdachte] een groot mes van ongeveer 40 centimeter in zijn hand had. [verdachte] riep ‘ik steek je kapot’. [4] [slachtoffer] liep rustig naar [verdachte] toe terwijl [verdachte] steekbewegingen maakte met het mes. [slachtoffer] wilde [verdachte] ontwapenen door hem tegen de grond te werken. Op de galerij, zo’n 20 of 30 meter van de voordeur van de woning, heeft [verdachte] hem met het mes gestoken. [5] [verdachte] stak hem met het mes in zijn borst/buik. Op het moment dat het mes uit zijn lijf werd gehaald kwam dit langs zijn linker hand. Zijn galblaas is verwijderd en zijn lever is gehecht. [6]
Na chirurgische behandeling heeft de GGD Gelderland Zuid een letselrapportage opgemaakt over [slachtoffer] . Op de voorzijde van de borstkas, links laag, is een scherp begrensde wond zichtbaar, waarvan de wondranden scherp imponeren, met een formaat van ongeveer 7x1 cm. Dit letsel past goed bij een steek met een mes. Aan de rugzijde van de linker hand, ongeveer ter hoogte van het middenhandsbeentje, doorlopend naar de pinkzijde van de pols is een lijnvormige scherp begrensde huidbeschadiging zichtbaar van ongeveer 10 cm. In het verlengde van dit letsel op de ringvinger is een lijnvormige oppervlakkige rode huidbeschadiging zichtbaar van ongeveer 3,5 cm lengte. Dit letsel past goed bij een snijbeweging met een mes. [7] Getuige [getuige 1] hoorde rond 02:00 uur zijn bovenburen schreeuwen. Boven hem wonen broers, [verdachte] en [slachtoffer] . Hij hoorde woorden als ‘Joden en Israëlieten.’ Ook hoorde hij een van de twee roepen dat de Joden dood moesten en dat hij de ander zou doodsteken. De getuige zag dat [verdachte] wegreed met zijn grijze Mercedes. Even later zag en hoorde de getuige [verdachte] weer terugkomen en de trap op lopen naar zijn galerij. De getuige hoorde dat de broers weer ruzie kregen. Daarna hoorde hij een soort gekletter/geratel tegen de ijzeren balustrade. Later zag hij [verdachte] weer aankomen met zijn auto. [8]
Een verbalisant heeft de melding van 10 mei 2022 aan de meldkamer uitgewerkt. C: is de centralist van de meldkamer, M: is de melder.
“ M: Hallo met [verdachte] . Kan je alsjeblieft een ambulance sturen? En de politie? lk heb mijn broertje net neer gestoken. Ik weet niet hoe, wat er met hem gaat. Hij is heel erg, ehhh..
(…)
C: Wie heeft er gestoken dan?
M: lkke. ik zie jullie straks daar. (onverstaanbaar)” [9]
Tegen de verbalisant die hem heeft aangehouden, verklaarde de verdachte spontaan dat hij zojuist zijn broertje neergestoken had en dat het mes nog in zijn auto lag. [10] Tijdens het vervoer naar het bureau heeft verdachte tegen verbalisanten gezegd dat zijn broer dit verdiend had. [11] Bij de voorgeleiding heeft verdachte verklaard: “Ik heb in de keuken een mes gepakt. (…) Ik heb hem van mij afgestoken.” [12]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij ’s nachts naar de [adres] ging om daar te slapen of een kussen op te halen. Er ontstond een woordenwisseling met zijn broer. Verdachte is vervolgens weggegaan en weer teruggegaan naar de [adres] . Toen hij daar naar binnen ging ontstond er weer gedoe. Verdachte pakte een mes uit de keuken. Zijn broer kwam diens kamer uit denderen en gaf verdachte een trap op de borst die verdachte naar achter duwde. Verdachte liep achteruit de galerij op en rende zijwaarts achteruit. Zijn broer dreigde hem te slaan. Verdachte stopte en maakte bewegingen als een schermer. [13]
De rechtbank stelt vast dat er in de nacht van 10 mei 2022 een ruzie plaatsvond tussen verdachte en aangever, waarbij aangever een steek- en snijverwonding heeft opgelopen door een mes dat verdachte vast had. Uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen volgt het wettig en overtuigend bewijs dat verdachte aangever heeft gestoken met het mes. Daarvoor is van belang dat aangever consistent heeft verklaard dat hij door verdachte is gestoken met een mes. Daarnaast komt gewicht toe aan de verklaring van getuige [getuige 1] . Die hoorde tijdens de ruzie tussen verdachte en aangever één van beide roepen dat hij de ander zou doodsteken. Die persoon riep ook dat de Joden dood moesten. Aangever droeg die nacht een Tshirt met davidsterren. Het is een feit van algemene bekendheid dat de davidster een bekend symbool van het Jodendom is. De rechtbank stelt vast dat het verdachte moet zijn geweest die door getuige [getuige 1] werd gehoord toen hij de bedreiging uitsprak aangever dood te zullen steken. Voorts heeft verdachte kort na het incident in drie verklaringen aangegeven te hebben gestoken. Eerst heeft hij het alarmnummer 112 gebeld en aangegeven dat hij zijn broer heeft neergestoken. Vervolgens heeft hij tijdens zijn aanhouding verklaard dat hij heeft gestoken. Tot slot heeft hij tijdens zijn voorgeleiding verklaard dat hij van zich heeft afgestoken.
De rechtbank is van oordeel dat het dossier geen aanknopingspunten biedt voor het door de verdachte opgeworpen alternatieve scenario dat de verwondingen van aangever zijn ontstaan doordat aangever in het mes liep. Dit past niet bij de bewoordingen die verdachte heeft gebruikt bij de 112-melding en bij zijn aanhouding en voorgeleiding. De rechtbank heeft geen aanleiding om aan te nemen dat de processen-verbaal die van die aanhouding en voorgeleiding zijn opgemaakt een verkeerde weergave vormen van hetgeen verdachte heeft gezegd.
De rechtbank stelt derhalve vast dat verdachte één maal met een mes onder het middenrif, in de buikstreek van aangever, heeft gestoken. De vraag is of verdachte daarmee (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van aangever. Het dossier bevat geen aanwijzingen dat verdachte de bedoeling heeft gehad om aangever van het leven te beroven. De rechtbank is van oordeel dat daarom niet kan worden vastgesteld dat er sprake was van zogenoemd ‘vol opzet’ op de dood van aangever.
Voorwaardelijk opzet op de dood kan bewezen worden geacht als verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangever door de messteek zou komen te overlijden. De rechtbank overweegt dat het een feit van algemene bekendheid is dat het steken met een mes in de buik van een ander een aanmerkelijke kans op de dood in het leven roept. In dat gebied van het lichaam bevinden zich immers slagaders en organen die belangrijk zijn voor de levensfunctie van het lichaam. Door te handelen zoals verdachte heeft gedaan heeft hij die kans op de dood van aangever ook willens en wetens aanvaard. Dat dit gevolg niet is ingetreden, is niet het gevolg van het handelen van verdachte. De rechtbank is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het primair ten laste gelegde, namelijk een poging tot doodslag, heeft begaan.
Voor het primair onder het tweede gedachtestreepje tenlastegelegde handelen bevat het dossier geen bewijs, zodat de rechtbank de verdachte daarvan zal vrijspreken. Ook van hetgeen verdachte onder het derde gedachtestreepje is verweten, zal hij worden vrijgesproken aangezien deze handeling niet de aanmerkelijke kans op de dood in het leven roept.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks10 mei 2022 te Tiel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet, met een mes
, althans een scherp en/of puntig voorwerp,die [verdachte]
- één of meerdere malen in
/op/tegen één ofmeerdere (vitale) organen en
/of het bovenlichaam, althansde buik-/maagstreek (net onder het middenrif), heeft gestoken
en/of gesneden en/of
- (vervolgens), terwijl dat mes (althans scherp en/of puntig voorwerp) in het bovenlichaam van die [slachtoffer] zat, één of meerdere malen tegen dat mes heeft (aan)geduwd en/of met dat mes heeft gewrikt en/of
- in/op/tegen de (linker)hand heeft gestoken en/of gesnedenterwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
poging tot doodslag.

5.De strafbaarheid van het feit

Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte een geslaagd beroep toekomt op noodweer dan wel putatief noodweer. De raadsman heeft hiertoe – kort gezegd – het volgende aangevoerd. Verdachte is door aangever tegen de borst getrapt, waarna aangever hem heeft achtervolgd over de galerij. Verdachte kon deze handelingen als een dreigende ogenblikkelijke aanranding opvatten. Daarvoor is van belang dat hij in het verleden eerder slachtoffer is geworden van door zijn broer uitgeoefend geweld. Ook was hij bang om over de balustrade van de galerij naar beneden te worden gegooid. De verdediging heeft daarbij tevens gewezen op de onvoorspelbaarheid van het gedrag van aangever, die aan schizofrenie met paranoïde trekken zou lijden. De verdediging wijst daarbij op de situatie waarin het slachtoffer zichzelf het grootste deel van de woning had toegeëigend en de getuigenverklaringen van de broers en zus van verdachte en het slachtoffer over de thuissituatie. Voor zover de handelingen van aangever niet als een ogenblikkelijke aanranding mochten worden aangemerkt, dan zijn die handelingen wel door verdachte als zodanig opgevat en is van putatief noodweer sprake.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat noodweer niet aan de orde is. Verdachte was verwikkeld in een ruzie die escaleerde, waarna verdachte zich bewapende en met een mes stak. Verdachte was daarbij de agressor.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank gaat uit van de volgende, aan wettige bewijsmiddelen ontleende, feiten en omstandigheden. Nadat er in de nacht een ruzie tussen verdachte en aangever was ontstaan, heeft verdachte gedreigd dat hij aangever zou doodsteken. Verdachte heeft zichzelf op enig moment met een mes uit de keuken bewapend, terwijl aangever nog in de woonkamer was. Toen aangever het mes zag, heeft hij getracht verdachte te ontwapenen. Aangever gaf daarbij aan verdachte een trap en liep hem achterna de galerij op.
De rechtbank zal het beroep op de verschillende varianten van noodweer verwerpen. Daartoe stelt de rechtbank voorop dat tegen een rechtmatige verdediging geen noodweer is toegelaten. Immers ontbreekt in een dergelijk geval de wederrechtelijkheid aan de aanranding en kan van noodweer geen sprake zijn. In het onderhavige geval stond verdachte met een mes in de hal in de woning van aangever, nadat verdachte in de ruzie die daaraan was voorafgegaan had gedreigd hem dood te steken. Naar het oordeel van de rechtbank mocht aangever de verschijning van verdachte met een mes in die omstandigheden opvatten als een onmiddellijk dreigend gevaar en ertoe overgaan verdachte de deur van de woning uit te werken en te ontwapenen. Dat aangever daarbij de grenzen van de noodzakelijke verdediging te buiten is gegaan, is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk geworden. Immers heeft aangever in de hal van de woning een trap aan verdachte uitgedeeld, waardoor verdachte achteruit bewoog. Daarna heeft aangever slechts gedreigd verdachte te slaan. Doordat aangever de grenzen van de noodzakelijke verdediging in acht heeft genomen, was tegen die handelingen van aangever geen noodweer toegelaten.
De rechtbank is van oordeel dat het optreden van aangever ook in redelijkheid niet door verdachte als dusdanig bedreigend kon worden opgevat dat van een (putatieve) noodweersituatie sprake was. Immers heeft verdachte zich met een mes bewapend, terwijl de deur tussen hem en het slachtoffer nog gesloten was. Omdat dit moment van bewapening plaatsvond voordat sprake was van enige fysieke confrontatie, slaagt het beroep op putatief noodweer naar het oordeel van de rechtbank niet.
Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdediging heeft een beroep gedaan op noodweerexces voor zover de grenzen van de noodzakelijke verdediging zouden zijn geschonden. Daarbij is gesteld dat verdachte als gevolg van een hevige gemoedsbeweging te ver is gegaan in de verdediging van het eigen lijf. Verdachte vreesde daarbij voor zijn leven.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep op noodweerexces afstuit op dezelfde gronden als het beroep op noodweer. Ook voor noodweerexces is ten minste noodzakelijk dat voor verdachte op enig moment het recht bestond zich tegen het handelen van aangever te verdedigen.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 15 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte bij een veroordeling dient te worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest. Mocht de rechtbank het daarnaast nodig vinden om aan verdachte bijzondere voorwaarden op te leggen zoals door de reclassering geadviseerd, dan zou daarnaast nog een voorwaardelijke gevangenisstraf kunnen worden opgelegd. Verdachte is bereid om die voorwaarden na te komen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door met een keukenmes van 30 centimeter in de romp van zijn broer te steken. Dit is een zeer ernstig strafbaar feit, dat zonder medische hulp tot het overlijden van het slachtoffer had kunnen leiden. Bij een dergelijk feit past in beginsel een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank heeft echter ook oog voor de context waarin het delict is gepleegd, namelijk de oplopende spanningen in de woning die met name door aangever werden veroorzaakt.
De rechtbank heeft rekening gehouden met de rapportage van het NIFP. Daarin wordt door de GZ-psycholoog beschreven dat bij verdachte sprake is van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met narcistische en antisociale trekken. Daarnaast is er sprake van een laagbegaafd intelligentieniveau, waarbij het adaptief functioneren beperkt is. Tevens is er sprake van cannabisafhankelijkheid en mogelijk problematisch alcoholgebruik. Ook is er sprake van een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis, waarbij betrokkene op momenten van hoge stress kwetsbaar is voor het ontwikkelen van (rand) psychotische klachten en depressiviteit. Het vermoeden is dat er onderliggend sprake is van een posttraumatische stressstoornis wat verdachte vatbaar maakt voor ontregeling en demping middels middelengebruik. De psycholoog adviseert het tenlastegelegde, indien bewezen, in verminderde mate toe te rekenen.
Uit het rapport van de reclassering volgt dat verdachte intensieve begeleiding nodig heeft en dat een contactverbod aangewezen is. Ook de reclassering schrijft dat betrokkene, vanwege zijn problematiek, bij oplopende stress de situatie niet meer overziet en agressief kan reageren. Vanwege deze problematiek acht de reclassering structuur en duidelijkheid voor betrokkene van belang. De reclassering schat het risico op recidive en letselschade in als gemiddeld en het risico op onttrekken als laag. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijk straf op te leggen met de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, een contactverbod met [slachtoffer] , de verplichting om mee te werken aan middelencontrole, een traject voor werk/dagbesteding, begeleiding en/of behandeling voor middelengebruik en begeleiding vanuit de Maatman zorggroep.
De rechtbank neemt het advies van de psycholoog over en houdt er bij de bepaling van de op te leggen straf rekening mee dat het bewezenverklaarde in verminderde mate aan verdachte is toe te rekenen.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gedeeltelijk onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is. De door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 15 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren is passend en geboden.
Gedurende de proeftijd zal verdachte zich moeten houden aan de algemene voorwaarde dat hij geen strafbare feiten pleegt en het forse pakket aan bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met het feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 300 aan materiële schade, € 900.000 aan smartengeld en € 900.000 aan affectieschade. In nadere stukken heeft benadeelde partij de vordering wat betreft het smartengeld en affectieschade verhoogd, zo begrijpt de rechtbank, naar € 438.000.000. Op de zitting is door de benadeelde partij mondeling toegelicht dat de schade minimaal € 82.000.000.000 bedraagt.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat moet worden uitgegaan van de vordering zoals deze in eerste instantie is ingediend. De aanvullende vorderingen zijn niet onderbouwd en moeten daarom buiten beschouwing worden gelaten. De officier heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voor wat betreft de materiële schade € 300 moet worden toegewezen en wat betreft het smartengeld een bedrag van € 1.000,-.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat aan het verzoek tot schadevergoeding iedere onderbouwing ontbreekt en de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering.
De beoordeling door de rechtbank
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank overweegt dat de schadepost van € 300 voor beschadigde kleding niet dan wel onvoldoende inhoudelijk is betwist. De schadepost is voldoende onderbouwd en komt redelijk voor. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering voor wat betreft de beschadigde kleding tot een bedrag van € 300 kan worden toegewezen.
Smartengeld
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde lichamelijk letsel heeft opgelopen. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 2.000,- vaststellen.
Verdachte is vanaf 10 mei 2022 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

9.De beoordeling van het beslag

Het standpunt van de officier van justitie
De officier heeft zich op het standpunt gesteld dat alle in beslag genomen goederen terug kunnen worden gegeven, behalve het mes. Het klassieke strafvorderlijke beslag op de auto kan worden opgeheven.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van het beslag geen standpunt ingenomen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank zal – voor zover daarop nog beslag rust – de teruggave aan verdachte gelasten van de in beslag genomen kleding, paspoort en de papieren. De rechtbank zal – voor zover daarop nog beslag rust – de teruggave aan het slachtoffer gelasten van de in beslag genomen telefoon, sleutels en kleding.
Het klassiek beslag op de auto zal de rechtbank opheffen. De rechtbank merkt op dat dit oordeel onverlet laat dat er op de auto tevens conservatoir beslag is gelegd. Dat beslag valt buiten het bestek van deze procedure.
De rechtbank zal het mes met behulp waarvan het feit is begaan verbeurd verklaren.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert poging tot doodslag zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 15 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
 stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat:
  • meldplicht bij de reclasseringverdachte zich binnen twee dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland op het adres Nieuwe Oeverstraat 65, 6811 JB te Arnhem, telefonisch via 088-8041401. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • ambulante behandelingverdachte zich laat behandelen door Kairos of een soortgelijke (forensische) zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en aan de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
  • alcoholverbodverdachte geen alcohol gebruikt, en meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd;
  • contactverbodverdachte op geen enkele wijze – direct of indirect – contact heeft of zoekt met de heer [slachtoffer] , geboren [geboortedatum slachtoffer] te Tiel, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
  • meewerken aan middelencontroleverdachte meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd;
  • andere voorwaarden het gedrag betreffende- indien geïndiceerd verdachte meewerkt aan een traject gericht op het verkrijgen van werk/een dagbesteding;
    - indien geïndiceerd verdachte meewerkt aan begeleiding/behandeling op zijn middelengebruik;
    - verdachte meewerkt aan de begeleiding die hij vanuit de Maatman zorggroep ontvangt.
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
  • veroordeelt verdachte in verband met het primaire feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 300 aan materiële schade en € 2.000,- aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 mei 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot smartengeld;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 2.300 aan materiële schade en smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 mei 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 33 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 gelast de teruggave van de kleding, het paspoort en de papieren aan verdachte;
 gelast de teruggave van de genomen telefoon, sleutels en kleding aan het slachtoffer;
 verklaart verbeurd het mes;
 heft het klassiek beslag op de personenauto op.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.W. van de Meerakker (voorzitter), mr. C.H.M. Pastoors en mr. E.S.M. van Bergen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.I. Tuk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 januari 2023.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022203309, gesloten op 14 juli 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 27-28.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 33.
4.Proces-verbaal van aangifte, p. 12-13.
5.Proces-verbaal van getuigenverhoor [slachtoffer] d.d. 29 november 2022, p. 3-4.
6.Proces-verbaal van aangifte, p. 13.
7.Letselrapportage Forensische Geneeskunde GGD Gelderland Zuid, p. 102, 108 en 115.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d 10 mei 2022 (03:10 uur), p. 25-26
9.Proces-verbaal van bevindingen 112-melding [verdachte] , p. 61.
10.Proces-verbaal van bevindingen (aanhouding), p. 118.
11.Proces-verbaal van bevindingen (vervoer naar bureau), p. 29.
12.Proces-verbaal van bevindingen (voorgeleiding), p. 124.
13.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 januari 2023.