ECLI:NL:RBGEL:2023:3642

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 juni 2023
Publicatiedatum
29 juni 2023
Zaaknummer
10469392
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot ontruiming bedrijfsruimte wegens gebrek aan spoedeisend belang

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 16 juni 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en de gedaagde partijen, STICHTING 'T HERENHUIS TIEL en STICHTING MESA ZORG. [eiser] vorderde ontruiming van een bedrijfsruimte aan de Stationsstraat 18 te Tiel, alsook betaling van openstaande huur en andere kosten. Hij stelde dat de gedaagde partijen tekortgeschoten waren in hun verplichtingen uit de huurovereenkomst, wat hem een spoedeisend belang bij de ontruiming zou geven. De gedaagde partijen betwistten echter het spoedeisend belang en stelden dat er geen sprake was van een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst.

De kantonrechter oordeelde dat [eiser] zijn spoedeisend belang onvoldoende had onderbouwd. De gestelde huurachterstand was beperkt en de gedaagde partijen hadden de vorderingen gemotiveerd betwist. Bovendien was er een bodemprocedure aanhangig, waarin op korte termijn een mondelinge behandeling zou plaatsvinden. De kantonrechter concludeerde dat het niet noodzakelijk was om de ontruiming in kort geding te bevelen, en wees de vorderingen van [eiser] af. Tevens werd [eiser] veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde partijen.

De beslissing van de kantonrechter benadrukt de terughoudendheid die in kort gedingprocedures moet worden betracht, vooral wanneer het gaat om ingrijpende maatregelen zoals ontruiming. De rechter wees erop dat de gevolgen van een ontruiming vaak onomkeerbaar zijn en dat een dergelijke beslissing niet lichtvaardig genomen kan worden. De zaak illustreert ook het belang van een goed onderbouwd spoedeisend belang in kort gedingprocedures.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: 10469392 \ VV EXPL 23-55
Vonnis in kort geding van 16 juni 2023
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats],
eisende partij in conventie,
gedaagde partij in voorwaardelijke reconventie,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. T.P. Boer,
tegen

1.STICHTING 'T HERENHUIS TIEL,

te Tiel,
2. STICHTING MESA ZORG,
te Herveld,
gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in voorwaardelijke reconventie,
hierna samen te noemen: 't Herenhuis c.s.,
gemachtigde: mr. C.E. Verploeg.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de (voorwaardelijke) eis in reconventie;
- de mondelinge behandeling van 2 juni 2023, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt;
- de pleitnota van 't Herenhuis c.s..
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
[eiser] vordert ontruiming van het pand aan de Stationsstraat 18 te Tiel, betaling van openstaande facturen van € 3.634,19, betaling van het restant van de huursom over maart 2023 van € 1.624,00 en eventueel een vergoeding voor de periode tussen het vonnis en de ontruiming, alsmede rente, proceskosten en nakosten.
2.2.
[eiser] legt aan de vordering het volgende (kort samengevat) ten grondslag.
Tussen (de rechtsvoorganger van) [eiser] en 't Herenhuis c.s. is een huurovereenkomst tot stand gekomen met betrekking tot het pand aan de Stationsstraat 18 te 4001 CE Tiel (hierna: het gehuurde), tegen een bij vooruitbetaling verschuldigde huurprijs van tot mei 2023
€ 6.000,00 per maand. 't Herenhuis c.s. is tekort geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de huurovereenkomst door het niet of te laat betalen van huurpenningen, geen toegang te verlenen, de schade aan het pand en de kosten verder op te laten lopen. [eiser] heeft aldus op recht op en (een spoedeisend) belang bij ontruiming van zijn pand.
2.3. '
t Herenhuis c.s. voert verweer.
Zij betwist dat er sprake is van een spoedeisend belang, alsmede dat zij tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de huurovereenkomst, althans dat deze tekortkoming de ontbinding rechtvaardigt. Evenmin is sprake van schade aan het pand en kosten die verder oplopen.
't Herenhuis c.s. concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser], dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser], met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de proceskosten en de nakosten.
2.4. '
t Herenhuis c.s. vordert in (voorwaardelijke) reconventie, voor het geval zij de waarborgsom niet mag verrekenen, de veroordeling van [eiser] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis om binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis aan haar te betalen een bedrag van € 2.200,00 aan waarborgsom voor de beëindiging van de huurovereenkomst Bredeweg 17 te Randwijk, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente over genoemd bedrag vanaf de dag van de eindoplevering d.d. 30 september 2022 althans vanaf de door de kantonrechter in goede justitie te bepalen dag tot aan de dag van volledige betaling, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten en de nakosten.
2.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
De kantonrechter stelt in dit kader voorop dat een bij voorlopige voorziening bevolen ontruiming een maatregel is, die diep ingrijpt in het gebruiksrecht en de daarmee verbonden huurbescherming van de huurder. Bij de beoordeling van een dergelijke vordering moet - volgens vaste jurisprudentie - grote terughoudendheid worden betracht, gelet op de omstandigheid dat in een kort gedingprocedure geen plaats is voor een - diepgaand - onderzoek naar bestreden feiten en ten tweede de vergaande, veelal onomkeerbare gevolgen van een ontruiming in kort geding, zoals in deze zaak aan de orde is. Verder moet sprake zijn van een zodanig ernstige tekortkoming dat de beslissing in de bodemzaak niet kan worden afgewacht.
3.2. '
t Herenhuis c.s. betwist in de eerste plaats dat [eiser] een spoedeisend belang heeft bij zijn vordering. [eiser] stelt dat hij wel een spoedeisend belang heeft omdat
't Herenhuis c.s. is tekort geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de huurovereenkomst door het niet of te laat betalen van huurpenningen, geen toegang te verlenen, de schade aan het pand en de kosten verder op te laten lopen.
3.3.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] het spoedeisend belang daarmee onvoldoende heeft onderbouwd.
Niet valt in te zien waarom de reeds aanhangig gemaakte bodemprocedure, waarin op korte termijn een mondelinge behandeling zal plaatsvinden, niet kan worden afgewacht. De gestelde huurachterstand bedraagt nog geen derde van de maandhuur, terwijl ook indien de overige gevorderde bedragen daarbij worden opgeteld sprake is van een beperkte betalingsachterstand van nog geen maandtermijn. Deze vorderingen zijn bovendien gemotiveerd betwist en niet onderbouwd.
Dat geen toegang wordt verleend wordt eveneens betwist, terwijl gesteld noch gebleken is op grond waarvan [eiser] zichzelf en derden ongelimiteerd en onaangekondigd toegang meent te kunnen verschaffen en niet (afdoende) is onderbouwd dat hiervoor een afspraak is gemaakt. Daarbij wordt, wellicht ten overvloede, opgemerkt dat het maken van een afspraak met betrekking tot de gewenste toegang uiteraard iets anders is dan het aankondigen van een bezoek.
Met betrekking tot de gestelde beschadigingen in/aan het gehuurde heeft [eiser] gesteld, zo begrijpt de kantonrechter, dat de schade zo omvangrijk is dat ’t Herenhuis (financieel) niet in staat zal zijn het gehuurde bij het einde van de huurovereenkomst in de overeengekomen staat op te leveren. Wat hier ook van zij – ’t Herenhuis betwist een en ander – niet valt in te zien waarom de bodemrechter op grond daarvan (i.e. de vrees voor een tekortkoming bij de oplevering) zou oordelen dat de huurovereenkomst ontbonden moet worden.
Nu de vorderingen van [eiser] worden afgewezen, wordt aan de beoordeling van de vordering in voorwaardelijke reconventie niet toegekomen.
3.4.
[eiser] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten en de nakosten betalen. De gevorderde nakosten worden toegewezen tot het maximum van € 132,00, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
wijst het gevorderde af;
4.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van 't Herenhuis c.s. tot dit vonnis vastgesteld op € 529,00 aan salaris voor de gemachtigde en € 132,00 aan nakosten, De gevorderde nakosten worden toegewezen tot een half salarispunt van het toegewezen salaris met een maximum van € 132,00, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Horsthuis en in het openbaar uitgesproken op 16 juni 2023.
520 \ 918