ECLI:NL:RBGEL:2023:3630

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 juni 2023
Publicatiedatum
29 juni 2023
Zaaknummer
408142
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade door trillingen tijdens bouwproject en gebruik van gangpad

In deze zaak vorderden eisers, bestaande uit een stichting en een particulier, schadevergoeding van de Stichting Volkswoningbouw Arnhem (SVA) en een aannemingsbedrijf, [gedaagde 2], wegens schade aan hun woning die zij stelden te hebben geleden door trillingen veroorzaakt tijdens de uitvoering van een bouwproject. Het bouwproject, genaamd 'Beter Wonen', vond plaats van juni 2019 tot juli 2020 en omvatte de renovatie en nieuwbouw van woningen in de wijk [wijk]. Eisers voerden aan dat de trillingen scheuren in hun woning, garage en atelier hadden veroorzaakt. De rechtbank oordeelde dat de eisers onvoldoende bewijs hadden geleverd dat de schade daadwerkelijk door de werkzaamheden van [gedaagde 2] was veroorzaakt. De deskundige rapporten die door eisers waren ingediend, werden als onvoldoende onderbouwd beschouwd. De rechtbank concludeerde dat er geen causaal verband was tussen de werkzaamheden en de schade, en dat er geen onrechtmatige daad was gepleegd door [gedaagde 2] of SVA. Daarnaast werd de vordering van eisers om SVA te verbieden gebruik te maken van het gangpad afgewezen, omdat SVA rechtmatig gebruik had gemaakt van het gangpad voor de uitvoering van de werkzaamheden, conform artikel 5:56 BW. De rechtbank wees de vorderingen van eisers af en veroordeelde hen in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/408142 / HA ZA 22-382 1571 / 1496
Vonnis van 28 juni 2023
in de zaak van

1.[eiseres 1] ,

2.
[eiser 2],
beiden wonende te [plaats] ,
eisers,
hierna samen te noemen: [eisers] ,
advocaat: mrs. A. ter Mors en J.P.M. Kooijman te Deventer,
tegen
1. de stichting
STICHTING VOLKSHUISVESTING ARNHEM,
gevestigd te Arnhem,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 2] B.V.,
gevestigd te [plaats] ,
gedaagden,
hierna te noemen: SVA en [gedaagde 2] ,
advocaat: mrs. J.P.A. Greuters en L. Lemmers te Arnhem.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 29 maart 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
SVA is woningbouwvereniging die sociale huurwoningen beheert en verhuurt in [wijk+plaats] .
2.2.
[gedaagde 2] exploiteert een onderneming in het aannemen van werken, onder andere in de vorm van bouwprojecten.
2.3.
[eisers] woont aan de [adres 1] in de wijk [wijk+plaats] , kadastraal bekend gemeente [kad.gegevens] . De overige percelen in deze straat en de omringende straten zijn eigendom van en worden verhuurd door SVA. [eisers] heeft haar woning gehuurd van SVA tot 2006, toen zij de woning van SVA heeft gekocht. In 2009 heeft [eisers] van SVA ook een garage gekocht, gelegen aan de [adres 2] . In 2019 heeft [eisers] een atelier laten bouwen in de achtertuin op haar perceel.
2.4.
Tussen de woning van [eisers] en de naastgelegen woning aan de [adres 3] ligt een gangpad (hierna: het gangpad). Er is over en weer een erfdienstbaarheid gevestigd ten behoeve en ten laste van het perceel van [eisers] en het perceel aan de [adres 3] voor het gebruik van het gangpad als voetpad.
2.5.
In de periode van juni 2019 tot en met juli 2020 heeft [gedaagde 2] in opdracht van SVA het bouwproject genaamd “Beter Wonen” uitgevoerd (hierna ook: het bouwproject). In het kader van dit project zijn 108 woningen in de wijk [wijk] , onder andere aan de [straat] , gerenoveerd danwel gesloopt en opnieuw gebouwd. Tijdens het bouwproject is gebruik gemaakt van het gangpad.
2.6.
Bij brief van 4 juni 2019 heeft SVA [eisers] ervan op de hoogte gebracht dat [gedaagde 2] zal gaan starten met het bouwproject en dat de garage van [eisers] in de buurt staat van de woningen die gerenoveerd of gesloopt en opnieuw opgebouwd zullen gaan worden. Verder valt in de brief te lezen dat de firma [betrokken bedrijf 1] een bouwkundige opname van de garage van [eisers] zal verrichten. Bij de brief is gevoegd een tekening van de wijk [wijk] waarop zichtbaar is welke woningen zullen worden gerenoveerd en welke gesloopt en opnieuw gebouwd zullen worden.
2.7.
Op 9 juli 2019 is in het kader van het bouwproject door de gemeente Arnhem aan [gedaagde 2] een omgevingsvergunning afgegeven voor de sloop en nieuwbouw van 35 woningen, waaronder enkele woningen aan de [straat] . In de van toepassing zijnde vergunningsvoorschriften staat onder andere dat er van alle in de nabijheid gelegen bouwwerken een opnamerapportage dient te worden gemaakt en dat tijdens de uitvoering van de werkzaamheden dagelijks constructief toezicht op het werk aanwezig dient te zijn.
2.8.
Op 22 juli 2019 heeft [betrokken bedrijf 1] in opdracht van [gedaagde 2] een bouwkundige opname verricht van de woning van [eisers] . In het daarvan opgemaakte rapport van 4 september 2019 heeft de deskundige een aantal naden en (haar)scheuren beschreven aan de buiten- en binnenkant van de woning.
2.9.
Bij brief van 30 september 2019 heeft [eisers] aan SVA bericht dat de sloop- en renovatiewerkzaamheden van het bouwproject trillingen veroorzaken, waardoor scheuren zijn ontstaan in het stucwerk van haar woning.
2.10.
Op 11 november 2019 heeft [gedaagde 2] aan [eisers] geschreven dat [gedaagde 2] voor alle schade die zij heeft veroorzaakt verzekerd is en dat zij de schade van [eisers] zal vergoeden als er schade is vastgesteld.
2.11.
In opdracht van [eisers] heeft [betrokken bedrijf 2] (hierna: [betrokken bedrijf 2] ) op 10 juli 2020 een bouwkundige opname verricht van de woning en de garage van [eisers] . In zijn deskundigenrapport van 19 januari 2021 heeft de deskundige onder andere het volgende vermeld:
(…) De schades kunnen opgedeeld worden in een 3 groepen
Authentieke schade / scheurvorming:
De woning is in 1951 gerealiseerd. In deze ruim 70 jaar is er veel gebeurd rond de woning. (…)
Een woning is in beginsel geen statisch geheel, door invloed van het weer maar ook bijvoorbeeld omgeving zoals verkeer en grondwaterstanden vinden er kleine bewegingen plaats in de woning welke scheurvormingen veroorzaken. Denk hierbij voornamelijk ook aan het uitzettingscoëfficiënt van materialen. Een baksteen wordt immers groter als deze warm wordt. Bijvoorbeeld de scheurvorming in het metselwerk rond het schoorsteen kanaal in de woonkamer en de verticale scheurvorming in de wanden van de garage en de plaatnaden in het atelier.
Een fenomeen waar woningen uit deze periode veel mee te maken hebben en wat aangeduid kan worden als authentieke schade is het fenomeen “spatten van de kap”. (…) De scheurvorming op de verdieping rond de gevelkozijnen vallen onder dit type scheuren.
Uitgebreide authentieke schade / scheurvorming na bovenmatige trillingen
Enkele schades waren vermoedelijk aanwezig voor de aanvang van de werkzaamheden door [gedaagde 2] maar zijn uitgebreid door hevige trillingen afkomstig van de werkzaamheden en bouwverkeer. Dit mede door het niet houden aan de voorgeschreven rijrichting / afsluiting voor het zware bouwverkeer.
Dit betreft de scheurvorming in de wanden van de hal , overloop, badkamer, schoorsteen en de horizontale scheurvorming in de gevels van de garage. Er zijn enkele eerder uitgevoerde herstelwerkzaamheden aanwezig rond de scheuren maar de scheuren zijn vergroot / verergerd tijdens de werkzaamheden. Met betrekking tot de wanden van de hal en overloop is dit ook gemeld bij de opname van [betrokken bedrijf 1] .
Ook de scheurvorming in de keuken- en halvloer behoort tot dit type schade. Er zijn vloertegels aangebracht op een houten onder vloer. Deze constructie opbouw is geen solide oplossing. Door beweging van de onder constructie is de kans op loslatende voegen en tegels groot.
(…)
Nieuwe schade / scheurvorming na bovenmatige trillingen.
De schades welke zijn ontstaan tijdens de werkzaamheden van [gedaagde 2] zijn allen gerelateerd aan schade na hevige trillingen en betreffen de volgende punten:
 scheurvorming in de gevels en schouderstuk.
 gescheurde schuttingdelen
 scheurvorming in diverse binnenwanden woning.
Deze scheuren zijn bij de opname van [betrokken bedrijf 1] niet geconstateerd maar tijdens het deskundige onderzoek op 10 juli 2020 veelvuldig aanwezig.

2.De schade oorzaak

Zoals aangegeven bij de beantwoording van vraag 01 is de oorzaak niet eenduidig. Duidelijk is dat de schade aan de betonnen schuttingdelen, het gescheurde metselwerk in de garage, berging en voorgevel ontstaan is door de werkzaamheden van [gedaagde 2] . Tevens zijn de uitbereidingen van reeds aanwezige scheuren ontstaan tijdens de werkzaamheden van [gedaagde 2] . De oorzaak ligt in de vermoedelijk hevige trillingen welke zijn veroorzaakt door de werkzaamheden. Denk hierbij aan het werkverkeer, plaatsen en verwijderen van containers, het slopenwerk en het aanbrengen van nieuwe funderingen inclusief het aanbrengen van in de grond geboorde palen.
(…)
3. Het causaal verband tussen schade en het handelen/nalaten van de wederpartij(en)
Er is een causaal verband. Na het realiseren van de schutting door een hovenier op augustus 2018 in opdracht van de opdrachtgevers hebben de opdrachtgevers de hovenier op een gescheurd schutting element gewezen. De hovenier heeft deze na deze constatering vervangen. Na het aanbrengen van de schutting zijn de werkzaamheden door [gedaagde 2] uitgevoerd.
Ook de opnamen van [betrokken bedrijf 1] geeft inzicht in het causale verband. Tijdens deze opname zijn schades die tijdens het deskundige onderzoek op 10 juli zijn geconstateerd niet vastgelegd. Waardoor aangenomen kan worden dat deze niet aanwezig waren. Ook de schade aan de garage is ontstaan tijdens de werkzaamheden van het Beter Wonen Project. Dit is middels een schrijven bevestigd door mevrouw [betrokkene 1] .
(…)
2.12.
Bij brieven van 12 maart 2021 heeft [eisers] SVA en [gedaagde 2] aansprakelijk gesteld voor de beweerdelijk door [eisers] geleden schade.
2.13.
Bij brieven van 25 en 26 maart 2021 aan [eisers] hebben SVA en [gedaagde 2] los van elkaar betwist aansprakelijk te zijn voor door [eisers] geleden schade. In de brieven staat verder dat SVA en [gedaagde 2] menen dat de schade is veroorzaakt door inklinking van de kleibodem onder de woning van [eisers] .
2.14.
Bij e-mailbericht van 9 maart 2023 heeft de deskundige van [betrokken bedrijf 2] de advocaat van [eisers] , op diens verzoek, bevestigd dat de schade zoals deze door hem in zijn rapport van 20 januari 2021 is beschreven, niet is veroorzaakt door de inklinkende kleibodem, maar door trillingen veroorzaakt door de door [gedaagde 2] verrichte bouwwerkzaamheden.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vordert na twee wijzigingen van eis dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I. voor recht verklaart dat SVA en/of [gedaagde 2] aansprakelijk is of zijn voor de door [eisers] geleden schade als gevolg van de uitvoering van het Beter-Wonen-project, dat in opdracht van SVA door [gedaagde 2] is uitgevoerd,
II. SVA en/of [gedaagde 2] hoofdelijk veroordeelt tot vergoeding van de schade die [eisers] heeft geleden, als gevolg van de uitvoering van het Beter-Wonen-project, nader op te maken bij staat,
III. SVA en/of [gedaagde 2] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van € 30.000,00 bij wijze van voorschot op de nog bij staat vast te stellen schadevergoeding aan [eisers] ,
IV. voor recht verklaart dat SVA in strijd heeft gehandeld met de bepalingen uit de koopakte, door op ongeoorloofde wijze gebruik te (laten) maken van het gangpad,
V. SVA verbiedt gebruik te (laten) maken van het gangpad op een manier die in strijd is met de bepalingen uit de koopakte, op straffe van een dwangsom,
VI. SVA en/of [gedaagde 2] hoofdelijk veroordeelt in de proceskosten, en
subsidiair, voor het geval de vorderingen onder II en III worden afgewezen
VII. SVA en [gedaagde 2] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van € 39.858,61.
3.2.
[eisers] legt aan haar vorderingen onder I, II en III en haar subsidiaire vordering onder VII ten grondslag dat SVA en [gedaagde 2] onrechtmatig jegens haar hebben gehandeld en daarom gehouden zijn om de door [eisers] dientengevolge geleden schade te vergoeden. [gedaagde 2] heeft onrechtmatig gehandeld bij de voorbereiding en de uitvoering van het bouwproject. Zij had voor het starten van de bouwwerkzaamheden de woning van [eisers] bouwkundig moeten laten opnemen. Tijdens de uitvoering van het bouwproject heeft [gedaagde 2] onzorgvuldig gehandeld door zodanige trillingen te veroorzaken dat de woning, het aterlier, de garage en de schutting van [eisers] beschadigd zijn geraakt. SVA heeft nagelaten het bouwproject voldoende voor te bereiden en voldoende toezicht te houden op de uitvoering van de werkzaamheden door [gedaagde 2] . De woning van [eisers] ligt aan het bouwterrein, zodat SVA rekening had moeten houden met [eisers] door haar te informeren over het bouwproject voordat het zou starten. Ook heeft zij er ten onrechte geen rekening mee gehouden dat de woning en garage van [eisers] kwetsbaar zijn en beschadigd konden raken door uitvoering van de bouwwerkzaamheden. Daarom had zij erop moeten toezien dat [gedaagde 2] de woning en de garage van [eisers] bouwkundig zou opnemen. Tijdens de uitvoering van het bouwproject had SVA erop moeten toezien dat [gedaagde 2] de in de vergunningvoorschriften voorgeschreven rijroutes zou respecteren, dat geen ongeoorloofd gebruik zou worden gemaakt van het gangpad door daar met gemotoriseerd verkeer overheen te gaan en goederen op te stallen en ervoor moeten zorgen dat de door [eisers] geleden schade vergoed zou worden, zoals toegezegd. [eisers] stelt dat de door haar geleden schade bestaat uit kosten voor het herstellen van haar woning, de garage, het atelier en de schutting, de kosten van het expertiserapport van [betrokken bedrijf 2] , de kosten voor verblijf elders en het opslaan van meubels en andere spullen tijdens de nog uit te voeren herstelwerkzaamheden en ten slotte gederfd woongenot. De schade is naar de mening van de deskundige van [betrokken bedrijf 2] ontstaan door de uitvoering van het bouwproject en daarom volgens [eisers] veroorzaakt door het onrechtmatig handelen en nalaten van [gedaagde 2] en SVA. Als SVA voldoende voorbereidingen had getroffen en toezicht had gehouden op de bouwwerkzaamheden, dan had zij de schade kunnen voorkomen. [eisers] doet in dit verband een beroep op de sregel. [eisers] betoogt ten slotte dat de vorderingen onder IV en V toewijsbaar zijn, omdat het SVA verboden moet worden om, zoals zij reeds meermaals heeft gedaan, in strijd met de erfdienstbaarheid gemotoriseerde voertuigen van het gangpad gebruik te laten maken.
3.3.
SVA en [gedaagde 2] voeren verweer en concluderen tot afwijzing van de vorderingen. Zij betwisten dat zij onrechtmatig hebben gehandeld of nagelaten. Ook betwisten zij de door [eisers] gestelde schade en het gestelde causaal verband tussen het onrechtmatig handelen of nalaten en de gestelde schade. [gedaagde 2] heeft voorafgaande aan en tijdens de bouwwerkzaamheden telkens zorgvuldig gehandeld. Zij heeft op 13 juni 2019 door [betrokken bedrijf 1] een vooropname van de garage laten maken. De door de bouwwerkzaamheden veroorzaakte trillingen zijn binnen de daarvoor geldende marges gebleven. SVA heeft het bouwproject zorgvuldig voorbereid en op de uitvoering is toezicht gehouden door zowel [gedaagde 2] , twee projectopzichters van SVA als de Omgevingsdienst Regio Arnhem, wat voldoende is. Het gangpad is slechts zeer beperkt gebruikt. SVA en [gedaagde 2] voeren uitvoerig verweer tegen de op het rapport van [betrokken bedrijf 2] gebaseerde stellingen van [eisers] . Het rapport van [betrokken bedrijf 2] is volgens SVA en [gedaagde 2] onvoldoende als onderbouwing van de stellingen van [eisers] . Het is namelijk gebaseerd op vooronderstellingen van [betrokken bedrijf 2] en is niet concludent. Uit het rapport blijkt niet dat rekening is gehouden met andere risicofactoren die voor de woning van [eisers] gelden, zoals die volgen uit het onderzoek dat in opdracht van SVA is uitgevoerd door Soil-ID bouwkundige bodeminjecties B.V. Deze factoren zijn de kleibodem die na langdurige perioden van droogte en daling van het grondwaterpeil is ingeklonken, het feit dat er geen of slechts beperkt grondverbetering is toegepast, dat de woning is gefundeerd op staal, dat het een hoekwoning betreft en tot slot dat er een drietal bomen staan binnen een straal van 10 meter van de woning. Verder geldt volgens SVA en [gedaagde 2] dat als scheuren verergeren of ontstaan tijdens het bouwproject, dit niet betekent dat de bouwwerkzaamheden dit hebben veroorzaakt. De gestelde schade ontstaat in ieder geval niet door onvoldoende voorbereiding of toezicht. Volgens SVA en [gedaagde 2] is de omkeringsregel niet van toepassing en anders leidt dat niet tot het door [eisers] gewenste resultaat. Tot slot betwisten SVA en [gedaagde 2] dat door hen is toegezegd dat zij de door [eisers] beweerdelijk geleden schade zullen vergoeden, omdat zij slechts hebben geschreven dat zij die schade zullen vergoeden als vast komt te staan dat [gedaagde 2] deze heeft veroorzaakt. Volgens SVA dienen de vorderingen onder IV en V te worden afgewezen, omdat zij niet in strijd met de erfdienstbaarheid gebruik heeft gemaakt van het gangpad, noch dat zij dat in de toekomst zal doen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eisers] heeft bij gelegenheid van de mondelinge behandeling voor de tweede maal haar eis gewijzigd, namelijk door de subsidiaire vordering onder VII in te stellen. SVA en [gedaagde 2] hebben daartegen geen bezwaren geuit. Deze vermeerdering van eis in de zin van
artikel 130 Rv zal worden toegestaan. Bij dagvaarding heeft [eisers] reeds een identieke vordering ingesteld. Die vordering heeft zij bij de eerste wijziging van eis ingetrokken en daarna dus wederom ingesteld. SVA en [gedaagde 2] hebben tegen de vordering verweer kunnen voeren en daadwerkelijk gevoerd bij conclusie van antwoord en bij gelegenheid van de mondelinge behandeling.
4.2.
De rechtbank zal de vorderingen van [eisers] afwijzen. Hierna zullen allereerst de redenen voor deze beslissing worden gegeven voor de vorderingen onder I, II, III en de subsidiaire vordering onder VII, die zien op de door [eisers] gestelde schade, beweerdelijk veroorzaakt door onrechtmatig handelen en nalaten van [gedaagde 2] en SVA. Daarna wordt uiteengezet wat de redenen zijn om te komen tot afwijzing van de vorderingen onder IV en V, die zien op het gebruik van het gangpad door SVA.
De vorderingen gegrond op onrechtmatige daad zullen worden afgewezen
4.3.
Het betoog van [eisers] komt er op neer dat de door haar gestelde schade zou zijn ontstaan doordat de bouwwerkzaamheden zodanige trillingen hebben veroorzaakt dat er scheuren in en aan de woning, het atelier, de garage en de schutting zijn ontstaan. [gedaagde 2] en SVA hadden volgens [eisers] voldoende voorzorgsmaatregelen moeten nemen en tijdens de uitvoering van het bouwproject en bij het toezicht zorgvuldiger moeten zijn, zodat was voorkomen dat de gestelde schade was geleden. Ter onderbouwing van haar stelling dat de trillingen de gestelde schade hebben veroorzaakt, baseert [eisers] zich op het rapport van [betrokken bedrijf 2] . [betrokken bedrijf 2] heeft de woning van [eisers] bouwkundig opgenomen en concludeert in zijn rapport dat reeds bestaande scheuren zijn verergerd en nieuwe scheuren zijn ontstaan door trillingen veroorzaakt door de door [gedaagde 2] uitgevoerde bouwwerkzaamheden.
4.4.
Voorop wordt gesteld dat hij die zodanige trillingen veroorzaakt dat een nabij gelegen onroerende zaak beschadigd raakt, op grond van het bepaalde in artikel 6:162 BW een onrechtmatig daad pleegt jegens de eigenaar van de onroerende zaak die hem verplicht de dientengevolge door de eigenaar geleden schade te vergoeden. De stellingen van [eisers] zijn echter onvoldoende onderbouwd, omdat uit door de deskundige van [betrokken bedrijf 2] gedane waarnemingen en zijn conclusies niet kan worden afgeleid dat de scheuren zijn ontstaan door trillingen veroorzaakt door [gedaagde 2] bij uitvoering van de bouwwerkzaamheden. Voor dit oordeel is het volgende redengevend.
4.5.
De deskundige van [betrokken bedrijf 2] heeft de waarnemingen die hij tijdens de bouwkundige opname van de woning heeft gedaan vastgelegd in foto’s, welke zijn opgenomen in het deskundigenrapport met een beschrijving van de geconstateerde scheuren. Bij foto’s 2, 11, 12, 14, 15, 18, 20, 23 en 24 heeft de deskundige van [betrokken bedrijf 2] vermeld dat deze scheuren ook door de deskundige van [betrokken bedrijf 1] waren geconstateerd en bij een aantal is vermeld dat deze scheuren niet zijn verergerd. De op deze foto’s afgebeelde scheuren zijn dus niet ontstaan of verergerd door trillingen veroorzaakt door de bouwwerkzaamheden van [gedaagde 2] . De deskundige heeft ook scheuren waargenomen die naar zijn oordeel te wijten zijn aan de bouwkundige staat van de woning. Deze scheuren zijn dus evenmin veroorzaakt door trillingen als gevolg van de werkzaamheden van [gedaagde 2] . Het gaat daarbij om de scheuren onder de aansluiting van de kap met de binnenwanden en in het metselwerk rond het schoorsteenkanaal in de woonkamer, de verticale scheurvorming in de wanden van de garage, de plaatnaden in het atelier en de losliggende vloertegels en de gescheurde naden tussen de vloertegels in de hal, zichtbaar op foto’s 1, 16, 19, 21, 25, 35 en 36. Verder zijn op een aantal foto’s weliswaar scheuren zichtbaar, maar daarvan kan niet worden vastgesteld of deze zijn ontstaan door trillingen of door andere oorzaken. Het betreft de schade zichtbaar op foto’s 3, 4, 6, 7, 8, 9, 13, 17, 22, 26, 28, 29, 31, 32, 33 en 34. Dat deze scheuren zijn ontstaan ten tijde van het bouwproject, omdat zij na de opname van [betrokken bedrijf 1] zijn ontstaan en vóór de bouwkundige opname door de deskundige van [betrokken bedrijf 2] , betekent nog niet dat de scheuren zijn veroorzaakt of verergerd door trillingen die het gevolg zijn van de bouwwerkzaamheden. Omdat enige toelichting op de door de deskundige getrokken conclusies ontbreekt zijn deze conclusies onvoldoende onderbouwd en daarom kan het rapport niet bijdragen aan de onderbouwing van de stelling van [eisers] dat de trillingen de schade hebben veroorzaakt. Tot slot zijn er nog enkele foto’s in het rapport opgenomen waar niet bij is geschreven dat er scheuren of andere gebreken zijn geconstateerd. Het gaat om foto’s 5, 10, 27, 30, 37 en 38. Deze foto’s kunnen daarom niet dienen ter onderbouwing van de stelling dat er door [gedaagde 2] veroorzaakte schade is geleden.
4.6.
Nu [eisers] haar stellingen onvoldoende heeft onderbouwd, wordt van de juistheid van de betwisting van [gedaagde 2] en SVA uitgegaan en wordt aan bewijslevering niet toegekomen. Voor omkering van de bewijslast, zoals door [eisers] betoogd, is in dit geval geen aanleiding. Uit de door SVA en [gedaagde 2] in het geding gebrachte stukken blijkt immers ondubbelzinnig dat [gedaagde 2] bij de uitvoering van de bouwwerkzaamheden de daarvoor geldende regels in acht heeft genomen. Daarom komt niet vast te staan dat trillingen veroorzaakt door [gedaagde 2] bij de uitvoering van het bouwproject de door [eisers] gestelde schade hebben veroorzaakt. Dit betekent dat er geen reden is om te oordelen dat [gedaagde 2] en SVA het bouwproject beter hadden moeten voorbereiden of dat [gedaagde 2] bij de uitvoering van het bouwproject en SVA bij het toezicht op de uitvoering zorgvuldiger hadden moeten zijn, zoals [eisers] stelt. Aangezien niet is komen vast te staat dat er een causaal verband is tussen de bouwwerkzaamheden en de gestelde schade, is niet komen vast te staan dat [gedaagde 2] en SVA een onrechtmatige daad hebben gepleegd. Dat betekent dat er voor hen geen verplichting op grond van het bepaalde in artikel 6:162 BW bestaat om door [eisers] beweerdelijk geleden schade te vergoeden. Voor toewijzing van de vorderingen bestaat daarom geen grond.
Gebruik gangpad
4.7.
[eisers] stelt ter onderbouwing van vorderingen IV en V dat SVA tijdens de bouwwerkzaamheden en ook daarna heeft toegelaten dat met gemotoriseerde voertuigen over het gangpad is gereden en dat er steigers en ladders tegen de schutting van [eisers] zijn geplaatst. Dit is volgens haar in strijd met de erfdienstbaarheid. De vorderingen zullen worden afgewezen, omdat SVA niet ongeoorloofd gebruik heeft gemaakt, of (door [gedaagde 2] ) heeft laten maken, van het gangpad, gelet op het bepaalde in artikel 5:56 BW. Dit artikel bepaalt dat wanneer het voor het verrichten van werkzaamheden ten behoeve van een onroerende zaak noodzakelijk is van een andere onroerende zaak tijdelijk gebruik te maken, de eigenaar van deze zaak gehouden is dit na behoorlijke kennisgeving en tegen schadeloosstelling toe te staan. De kennisgeving heeft SVA gedaan bij brief van 4 juni 2019, waarin zij schrijft dat er door [gedaagde 2] werkzaamheden in de wijk [wijk] verricht zullen worden. Op de bij de brief gevoegde tekening is zichtbaar dat er renovatiewerkzaamheden aan de woningen in de [straat] , dus in de directe omgeving van de woning van [eisers] uitgevoerd zullen worden. SVA was daarom bevoegd om gebruik te maken of laten maken van het gangpad om werkzaamheden te laten verrichten aan de woningen. Het recht van erfdienstbaarheid beperkt dit recht niet, omdat het slechts regels geeft voor het normale gebruik van het gangpad en dus niet voor het bijzondere gebruik waar het bepaalde in artikel 5:56 BW op ziet.
4.8.
[eisers] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten zullen, als gevorderd, worden vermeerderd met wettelijke rente tot de dag van volledige betaling. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van SVA en [gedaagde 2] als volgt vastgesteld:
- griffierecht
2.837,00
- salaris advocaat
1.532,00
(2,00 punten × € 766,00)
Totaal
4.369,00.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten, aan de zijde van SVA en [gedaagde 2] tot dit vonnis vastgesteld op € 4.369,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling onder 5.2. uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L. Braaksma en in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2023.