Uitspraak
1.De inhoud van de tenlastelegging
Auw mijn arm. Niet doen’. [3]
auw mijn arm’ horen roepen. Op de camerabeelden is niet te zien of te horen wanneer de breuk is ontstaan. De rechtbank leidt uit de hiervoor genoemde verklaringen af dat de breuk in ieder geval is ontstaan tijdens de mishandeling door de drie verdachten, maar zij kan niet zonder meer vaststellen door welke schop en door welke verdachte de breuk is ontstaan. Dit gebrek kan niet zonder meer worden ondervangen door de mishandeling in de vorm van medeplegen te gieten. Wanneer meerdere daders iemand aanvallen en mishandelen is niet zonder meer te voorzien dat een gebroken ellepijp hiervan het gevolg kan zijn.
3.De bewezenverklaring
of omstreeks15 oktober 2021 te Arnhem openlijk, te weten, op de Westervoortsedijk, in elk geval op of aan de openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [Slachtoffer] door die [Slachtoffer] meermalen,
althans eenmaal, op/tegen het hoofd en/of de romp en/of een arm en/of een/de be(e)n(en),
althans op/tegen het lichaam,te slaan en/of te stompen en/of te trappen en/of te schoppen en/of een enkel te verdraaien (terwijl die [Slachtoffer] op de grond lag).
4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde
5.De strafbaarheid van het feit
6.De strafbaarheid van de verdachte
7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel
8.De beoordeling van de civiele vordering
- spijkerbroek € 50,-
- schoenen € 75,-
- telefoon € 100,-
- verlies verdien vermogen: € 11.660,-
9.De toegepaste wettelijke bepalingen
10.De beslissing
- bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig heeft maakt aan een strafbaar feit;
- beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt verdachte in verband met het feit onder subsidiair tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [Slachtoffer] van € 225,- + € 11.660,- aan materiële schade en € 1.500,- aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 oktober 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
- veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
- legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [Slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 13.385,- (€ 225,- + € 11.660,- + € 1.500,- aan materiële schade/smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 oktober 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 101 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
- bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;