ECLI:NL:RBGEL:2023:3593

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 juni 2023
Publicatiedatum
27 juni 2023
Zaaknummer
22-4102
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing kinderbijslag aan migrerend derdelander zonder woonplaats in Nederland

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Gelderland het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) voor de kwartalen van 2021. De Sociale Verzekeringsbank (SVB) heeft de aanvraag afgewezen met de motivering dat eiser niet minimaal € 440,- per kwartaal heeft besteed aan het onderhoud van zijn kind. Eiser, die Turkse nationaliteit heeft, verbleef in Spanje en heeft in 2020 in Nederland gedetineerd gezeten. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting heropend omdat eiser de uitnodiging voor de zitting niet had ontvangen. Tijdens de zitting heeft de SVB zijn standpunt gehandhaafd dat eiser als migrerend derdelander moet worden aangemerkt en dat hij in de periode in geding geen woonplaats in Nederland had. De rechtbank oordeelt dat eiser in de periode van 1 januari 2021 tot en met 1 oktober 2021 geen woonplaats in Nederland had, omdat hij in Spanje verbleef en daar zijn belangen had. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en oordeelt dat de SVB terecht de kinderbijslag heeft afgewezen. De rechtbank veroordeelt de SVB wel tot vergoeding van het door eiser betaalde griffierecht van € 50,-.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 22/4102

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, de SVB

(gemachtigde: J. van den Berg)

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de aanvraag van eiser om kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) voor het eerste tot en met derde kwartaal van 2021 (periode in geding).
1.1.
De SVB heeft deze aanvraag met het besluit van 2 juni 2022 (het primaire besluit) afgewezen, onder de motivering dat eiser niet minimaal € 440,- per kwartaal heeft besteed aan het onderhoud van zijn kind.
1.2.
Met het bestreden besluit van 3 augustus 2022 is de SVB onder wijziging van motivering, bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.3.
De SVB heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 januari 2023. Eiser was zonder bericht van verhindering niet ter zitting aanwezig. De rechtbank heeft vastgesteld dat het onderzoek ter zitting niet volledig is geweest, omdat gebleken is dat eiser de uitnodigingsbrief voor de zitting nooit heeft ontvangen. De rechtbank heeft daarom het onderzoek heropend, om eiser alsnog in de gelegenheid te stellen zijn standpunt mondeling ter zitting toe te lichten.
1.5.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting op 19 juni 2023 voortgezet. Eiser is zonder bericht van verhindering niet verschenen. De SVB is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de vraag of de SVB terecht de kinderbijslag van eiser heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wat zijn de feiten en omstandigheden?
4. Eiser heeft Turkse nationaliteit. In 2018 is hij vertrokken naar Spanje. Zijn zoon, [zoon] is op [geboortedatum] geboren in [woonplaats] Spanje en verblijft daar bij zijn moeder. Eiser verbleef in Spanje in de huurwoning van de moeder van zijn zoon en heeft daar ook gewerkt. In 2020 is eiser in Spanje aangehouden en overgebracht naar Nederland. In de periode van 17 juni 2020 tot en met 9 oktober 2021 heeft eiser in detentie gezeten. Op 16 januari 2021 heeft eiser een aanvraag voor kinderbijslag ingediend. Hierna heeft de SVB het primaire besluit genomen.
Wat vindt de SVB?
5. Bij het bestreden besluit heeft de SVB het bezwaar van eiser onder gewijzigde motivering ongegrond verklaard. Volgens de SVB had eiser in de periode in geding geen duurzame band van persoonlijke aard met Nederland en was in die periode daarom niet verzekerd voor de AKW.
5.1.
In beroep heeft de SVB een verweerschrift ingediend en het standpunt ingenomen dat eiser moet worden aangemerkt als migrerend derdelander in een grensoverschrijdende situatie, op welke situatie, Verordening (EG) nr. 883/2004 (Vo 883/2004) en Verordening (EG) nr. 987/2009 (Vo 987/200) van toepassing is. Op grond van artikel 11, eerste en derde lid, aanhef en onder e, van Vo 883/2004 is op eiser uitsluitend de wetgeving van zijn woonplaats van toepassing. Op grond van artikel 1, sub j en k, van Vo 883/2004 wordt onder woonplaats verstaan de plaats waar een persoon pleegt te wonen. Volgens de SVB had eiser in de periode in geding geen woonplaats in Nederland. Hij was immers relatief kort in Nederland en is ook niet uit vrije wil naar Nederland gekomen. Gelet hierop is eiser terecht in de periode in geding als niet verzekerd voor de AKW is aangemerkt, aldus de SVB.
Wat vindt eiser?
6. Eiser betoogt dat hij voor de periode van 1 januari 2021 tot en met 1 oktober 2021 recht heeft op een kinderbijslag. Hij voert daartoe aan dat zijn zoontje van 3 jaar in Spanje bij zijn moeder verblijft en dat hij voor zijn onderhoud geld heeft opgestuurd. Omdat de moeder van zijn zoontje geen eigen bankrekening had, heeft eiser zijn eigen bankpas aan haar gegeven. Gelet op het feit dat hij zestien maanden in detentie was, heeft zijn (huidige) vriendin gedurende deze periode het geld dat zij van eiser kreeg, op haar rekening gestort en vervolgens overgemaakt op de rekening van de moeder van zijn zoontje. Volgens eiser had hij, vanwege het feit dat hij in detentie was, geen andere mogelijkheid om het geld voor het onderhoud van zijn kind op te sturen. De bewijzen hiervan heeft hij reeds naar de SVB gestuurd, aldus eiser. Eiser betoogt verder dat hij vanaf 9 augustus 2008 in Nederland heeft gewoond, samen met zijn huidige vriendin, dat hij hiervoor in de gevangenis heeft verbleven en dat hij vanaf 9 oktober 2021 weer is gaan samenwonen met zijn vriendin en ook een zorgverzekering had via Menzis.
Wat vindt de rechtbank?
7. Ter zitting heeft de SVB verklaard het standpunt dat is ingenomen in het verweerschrift te handhaven. Dit is een andere motivering dan die is gegeven in het bestreden besluit. Dit leidt tot de conclusie dat sprake is van een gebrek in de besluitvorming. De rechtbank ziet echter aanleiding om dit gebrek in het bestreden besluit met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te passeren, omdat niet gebleken is dat eiser hierdoor is benadeeld. De rechtbank zal dat hieronder toelichten.
7.1.
In geschil is de vraag of de SVB eiser terecht kinderbijslag heeft geweigerd omdat eiser migrerend derdelander is. De rechtbank moet hiervoor de vraag beantwoorden of eiser in de periode in geding woonplaats had in Nederland.
7.2.
Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) [1] wordt inzake het begrip “woonplaats” binnen de toepassing van Vo 883/2004 en de eerdere verordening (EEG) nr. 1408/71 gedoeld op de lidstaat waar de betrokkene zijn normale woonplaats heeft en waar zich ook het gewone centrum van zijn belangen bevindt.
7.3.
Naar het oordeel van de rechtbank had eiser in de periode in geding zijn woonplaats en dus het centrum van zijn belangen niet in Nederland. Daarbij acht de rechtbank van belang dat eiser in 2018 naar Spanje is vertrokken, dat hij in Spanje op het adres van de moeder van zijn zoon heeft verbleven en dat hij daar ook gewerkt heeft. Door zijn vertrek naar Spanje zijn de eerder ontstane banden van persoonlijke aard van eiser met Nederland op enig moment verbroken. Eiser is pas na zijn arrestatie in 2020 naar Nederland overgebracht en heeft in de periode van 17 juni 2020 tot en met 9 oktober 2021 in detentie gezeten. Vanaf 9 oktober 2021 is eiser voorwaardelijk in vrijheid gesteld. De omstandigheid dat eiser vanaf 17 juni 2020 in Nederland verbleef, betekent echter niet dat zijn ingezetenschap onmiddellijk herleefde. Eisers verblijf in Nederland was immers niet vrijwillig. Naar het oordeel van de rechtbank valt hieruit af te leiden dat eiser in de periode in geding nog maar kort in Nederland verbleef en had daar (nog) niet het gewone centrum van zijn belangen. Anders dan eiser meent, is voor het aannemen van woonplaats in Nederland onvoldoende dat eiser de intentie zou hebben gehad om in het najaar zich in Nederland te vestigen. De rechtbank volgt de SVB verder in haar standpunt dat de omstandigheid dat eiser in Nederland stond ingeschreven en een zorgverzekering had niet maakt dat hij ook verzekerd was voor de AKW.
7.4.
Uit het voorgaande blijkt dat eiser in de periode in geding nog geen woonplaats in Nederland had. De SVB heeft dan ook terecht de kinderbijslag over deze periode afgewezen. Gelet hierop komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling van de vraag of eiser daadwerkelijk betalingen heeft verricht voor het onderhoud van zijn kind.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. De toepassing van artikel 6:22 van de Awb geeft de rechtbank echter aanleiding om de SVB te veroordelen in het door eiser betaalde griffierecht.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- bepaalt dat de SVB het door eiser betaalde griffierecht van € 50,- moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Klein Egelink, rechter, in aanwezigheid van
mr.J. Mamedova, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de arresten Di Paolo van 17 februari 1977, C-76/76, Swaddling van 25 februari 1999, C-90/97, Wencel van 16 mei 2013, C-589/10 en I tegen Health Service Executive van 5 juni 2014, C-255/13.