ECLI:NL:RBGEL:2023:3566

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 juni 2023
Publicatiedatum
26 juni 2023
Zaaknummer
05-203788-20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 21-jarige man voor het samen met anderen aanwezig hebben van hennep en het bewerken daarvan

Op 22 juni 2023 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in de zaak tegen een 21-jarige man uit Nijmegen, die samen met anderen werd verdacht van het aanwezig hebben van 153 kilo hennep en het bewerken daarvan. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uur. De zaak kwam aan het licht na een politieactie op 24 april 2020, waarbij de verdachte en medeverdachten op heterdaad werden betrapt in een hennepdrogerij. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten, wat leidde tot de bewezenverklaring van het medeplegen van het telen en bewerken van hennep. De rechtbank hield rekening met de jeugdige leeftijd van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn van berechting, wat leidde tot een lichtere straf dan gebruikelijk zou zijn voor dergelijke feiten. De rechtbank gelastte ook de teruggave van een geldbedrag van € 1.135,05 aan de verdachte, omdat er geen strafvorderlijk belang was om dit bedrag in beslag te houden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en twee andere rechters betrokken waren.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/203788-20
Datum uitspraak : 22 juni 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsvrouw: mr. M.T. Lamers, advocaat in Nijmegen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 april 2020 te Andelst, gemeente Overbetuwe tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 152.998 gram hennep en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende
hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven personen op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 februari 2020 tot en met 24 april 2020 te Andelst, gemeente Overbetuwe met elkaar, althans één van hen, (telkens) opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of
verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan de [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 152.998 gram hennep(planten) en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op of omstreeks
24 april 2020 te Andelst, gemeente Overbetuwe, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen, (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door in voornoemd pand die hennep(planten) te knippen en/of te bewerken en/of te verwerken.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aanhouding verdachte [verdachte] , p. 18-20;
- het proces-verbaal van bevindingen (wegen en vernietigen verdovende middelen), p. 186;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 juni 2023.
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
Verdachte [verdachte] is onder meer samen met medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] aangetroffen in een hennepdrogerij/-knipperij. De politie heeft hen op heterdaad aangehouden terwijl zij samen hennepplanten aan het knippen waren. Dit heeft verdachte ook bekend. Door het samen knippen van hennep vormden zij een wezenlijk onderdeel van het productieproces en hadden zij ook de beschikkingsmacht over de hennep. Verdachte heeft hierdoor samen met anderen hennep bewerkt en aanwezig gehad.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het primair tenlastegelegde medeplegen bewezen. De enkele omstandigheid dat medeverdachte Dardor eerder door de politierechter is veroordeeld voor medeplichtigheid, leidt er niet toe dat in onderhavige zaak een andere bewezenverklaring moet volgen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks24 april 2020 te Andelst, gemeente Overbetuwe tezamen en in vereniging met een of meer anderen
, althans alleen, (telkens)opzettelijk heeft
geteeld en/of bereid en/ofbewerkt
een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende
hennepen
/of verwerkt, in elk gevalopzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 152.998 gram hennep en/of delen daarvan
, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende
hennep,zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II
, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
primair:
de eendaadse samenloop van
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, te vervangen door 30 dagen hechtenis indien die straf niet behoorlijk wordt verricht, met aftrek van het voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid van het EVRM is overschreden en dat deze overschrijding moet worden verdisconteerd in de strafoplegging. Verdachte moet worden veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf met een proeftijd van 1 jaar.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van ongeveer 153 kilo hennep en het bewerken van hennep. Verdachte heeft hiermee bijgedragen aan het in stand houden van het illegale hennepcircuit. Het is algemeen bekend dat grootschalige hennepteelt en de organisatie daaromheen leiden tot grote nadelige gevolgen voor de volksgezondheid en de maatschappij, zoals zware criminaliteit en ondermijning van de samenleving.
Voor een dergelijk feit is in beginsel een gevangenisstraf passend. De rechtbank ziet echter in het forse tijdsverloop in deze zaak aanleiding om in het voordeel van verdachte hiervan af te wijken. In artikel 6, eerste lid, van het EVRM is het recht van iedere verdachte gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Als uitgangspunt heeft hierbij te gelden dat de behandeling van een zaak ter zitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van de zaak, de invloed van verdachte op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld. In onderhavige zaak is de redelijke termijn met ruim 1 jaar overschreden. Naar het oordeel van de rechtbank is dat een dusdanige forse overschrijding dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet meer opportuun is.
Uit de justitiële documentatie van verdachte van 2 mei 2023 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor feiten van de Opiumwet. Gelet op de veroordelingen van 11 mei 2021, 14 mei 2021, 19 mei 2021 en 18 februari 2023 (met betrekking tot verkeersovertredingen) is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing. De rechtbank houdt ook rekening met de jeugdige leeftijd van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde feit.
Gelet op het voorgaande en de jeugdige leeftijd van verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde feit, zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf opleggen voor de duur van 60 uren met 30 dagen vervangende hechtenis in het geval dat de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. Daarop wordt het voorarrest in mindering gebracht.

8.De beoordeling van het beslag

Ten aanzien van het tenlastegelegde is beslag gelegd op een geldbedrag van € 1.135,05.
De officier van justitie en de raadsman hebben verzocht om teruggave van het geldbedrag van € 1.135,05.
De rechtbank zal de teruggave van het geldbedrag van € 1.135,05 aan verdachte gelasten omdat geen strafvorderlijk belang zich daartegen verzet.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 9, 22 c, 22d, 47, 55 en 63 van het Wetboek van Strafrecht;
- 3 en 11 van de Opiumwet.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een taakstraf van 60 (zestig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 30 (dertig) dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
 gelast de teruggave van het geldbedrag van € 1.135,05 aan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.W.R. Koch (voorzitter), mr. T.P.E.E. van Groeningen en mr. P. Verkroost rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.L. Goedheer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 juni 2023.
mr. T.P.E.E. van Groeningen is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2020183789, gesloten op 1 juli 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.