ECLI:NL:RBGEL:2023:3526

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 juni 2023
Publicatiedatum
22 juni 2023
Zaaknummer
AWB - 22 _ 1789
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag WIA-uitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 21 juni 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres A tegen de beslissing van het UWV om haar aanvraag voor een WIA-uitkering af te wijzen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV op 16 mei 2021 terecht heeft geoordeeld dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Eiseres had zich ziekgemeld op 19 mei 2019 en verzocht om een WIA-uitkering, maar het UWV weigerde deze aanvraag op basis van medisch en arbeidskundig onderzoek. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep aangetekend.

De rechtbank heeft de medische situatie van eiseres op de datum van de beslissing beoordeeld, waarbij de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres overtuigend heeft gemotiveerd. De rechtbank concludeert dat er geen nieuwe medische informatie is die de eerdere beoordeling van het UWV kan weerleggen. Eiseres heeft aangevoerd dat haar klachten ernstiger zijn dan door het UWV is vastgesteld, maar de rechtbank oordeelt dat de verzekeringsarts B&B voldoende rekening heeft gehouden met de beperkingen van eiseres in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML).

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het UWV terecht heeft besloten dat eiseres geen recht heeft op een WIA-uitkering, omdat zij op de relevante datum minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk krijgt in deze procedure. De rechtbank heeft ook aangegeven dat er geen aanleiding is voor schadevergoeding of vergoeding van proceskosten, aangezien eiseres in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: ARN 22/1789

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Eiseres A] , uit [plaats B] , eiseres

(gemachtigde: mr. A. Schippers),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: J. van Dalfsen).

Inleiding

Het UWV heeft de aanvraag om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) per 16 mei 2021 afgewezen, omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 24 februari 2022.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift en een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B).
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres heeft voor het laatst gewerkt als verkoopmedewerkster retail voor 20 uur per week. Op 19 mei 2019 heeft eiseres zich ziekgemeld voor dit werk vanwege gezondheidsklachten.
2. Eiseres heeft een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet WIA gedaan. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiseres op 16 mei 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt is en heeft daarom geweigerd om aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts B&B van 18 februari 2022. De medische belastbaarheid van eiseres is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 21 juli 2021.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van 22 februari 2022
.

Wat vindt eiseres

6. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij verzoekt de rechtbank om de inhoud van het bezwaarschrift als herhaald en ingelast te beschouwen. Zij stelt verder dat de medische belastbaarheid niet correct is beoordeeld en de WIA-uitkering dus ten onrechte is afgewezen. Eiseres is het niet eens met het UWV dat stelt dat zij last heeft van lichte slaapapneu. SEIN spreekt immers over ‘ernstige OSAS november 2015’. Ook vindt zij niet, in tegenstelling tot het UWV, dat zij met goed resultaat is behandeld voor haar OSAS. Hierbij verwijst eiseres naar medische informatie van haar longarts van 2 februari 2022 en haar huisarts van 7 april 2021. Ook heeft zij informatie van de slaapapneu-vereniging ingediend. Eiseres wijst erop dat iemand met een zware apneu weinig klachten kan hebben, en andersom. Op advies van de slaapapneu-vereniging heeft zij navraag gedaan naar co-morbiditeit, als mogelijke verklaring voor haar vermoeidheid/energietekort. Informatie hierover heeft de huisarts op 4 april 2022 verstrekt. Eiseres voert verder aan dat zij door haar (chronische) vermoeidheidsklachten dagelijks flink beperkt wordt. Zij verricht twee keer 2,5 uur per week vrijwilligerswerk en dat gaat, zowel fysiek als mentaal, vaak met moeite.
7. Eiseres vindt dat zij meer beperkt is dan aangenomen door het UWV. Zo kan zij geen 8 uur per dag en 40 uur per week werken, kan zij moeilijk de aandacht erbij houden, kan zij geen repetitieve handelingen verrichten vanwege de werkdruk en gaat bewegen steeds lastiger door pijn in de voeten. In de geduide functies wordt haar belastbaarheid bovendien overschreden op handelingstempo (en dus: werkdruk), terwijl in de FML hiervoor wel een beperking is opgenomen. Gelet op haar energietekort en concentratieproblemen kan zij de beoogde doelen niet bereiken
.Ter onderbouwing heeft eiseres per geduide functie aangegeven op welke punten zij vindt dat haar belastbaarheid overschreden wordt. Ook heeft zij een niet gedateerde brief van haar orthopeed dr. [C] ingediend, die gaat over een bezoek aan de polikliniek orthopedie op 8 juli 2019.
8. Tot slot deelt eiseres de conclusie van het UWV niet dat er geen reden is om een urenbeperking aan te nemen. Zowel op energetische gronden als op preventieve gronden vindt zij dat er wel aanleiding is voor een urenbeperking.

Wat vindt de rechtbank

9. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres geen recht heeft op een uitkering omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 16 mei 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
10. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 16 mei 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt is en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
11. Voor zover eiseres in haar beroepschrift verwijst naar wat zij in bezwaar heeft aangevoerd
,overweegt de rechtbank dat het aan eiseres is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom zij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiseres zal dus moeten aanvoeren waarom zij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
Medische grondslag van het bestreden besluit
12. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres op 16 mei 2021 in het rapport op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. De verzekeringsarts B&B gaat uit van OSAS waar eiseres met goed resultaat voor behandeld wordt. Gelet op de AHI (Apneu-Hypopneu Index) is er nu sprake van een lichte slaapapneu. Ten aanzien van de vermoeidheidsklachten blijkt uit de medische informatie dat er geen somatische verklaring voor is gevonden. Wel is er sprake van een verminderde conditie, waarmee voldoende rekening is gehouden in de FML in de rubrieken 4 en 5, en verder in 1.8.4 (deadlines en productiepieken) en 1.8.5 (hoog handelingstempo, ‘kan geen dwingend tempo aan’). Rekening houdend met die beperkingen ziet de verzekeringsarts B&B geen reden voor een urenbeperking. De psychische klachten imponeren als mild van aard gelet op de anamnese en observatie. Dat eiseres in 2021 gemiddeld één keer per maand contact had met de POH-GGZ en niet behandeld is met psychofarmaca sluit daarbij aan. Er is daarom geen reden om verdergaande beperkingen aan te nemen in de rubrieken 1 en 2 van de FML. Al met al ziet de verzekeringsarts B&B geen medische argumenten om de primaire beoordeling niet te handhaven.
13. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts B&B in de nadere rapporten van 2 juni 2022 en 4 april 2023 voldoende heeft gemotiveerd dat de informatie van de behandelaars die eiseres in beroep heeft ingestuurd geen aanleiding geeft om de FML aan te passen. Er is geen nieuwe medische informatie waaruit blijkt dat er sprake is van ernstige OSAS. De informatie van de longarts en de huisarts is bij de beoordeling in bezwaar betrokken. De informatie over co-morbiditeit van de longarts en de huisarts levert geen nieuwe medische gegevens op. De diagnose is niet bijgesteld en de medische problematiek komt overeen met de eerdere informatie van de huisarts. De reactie van eiseres op de geduide functies betreft ook geen nieuwe medische informatie. Uit de medische gegevens volgt ook niet dat de psychische klachten en beperkingen van eiseres ernstiger zijn dan aangenomen. De inhoud van de brief van [C] sluit aan bij de bevindingen van de verzekeringsarts en geven geen nieuwe medische feiten weer, aldus de verzekeringsarts B&B. De rechtbank kan deze toelichtingen volgen.
14. In de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiseres haar klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiseres ervaren impact van haar klachten op het dagelijks leven, merkt de rechtbank op dat er geen medisch objectieve onderbouwing is voor verdergaande beperkingen op 16 mei 2021.
15. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres op 16 mei 2021 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die in de FML van 21 juli 2021 zijn vastgesteld.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
16. Uitgaande van de juistheid van de medische beperkingen die bij eiseres zijn vastgesteld, ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken. De stelling van eiseres dat zij de functies gezien haar klachten en beperkingen niet kan verrichten is in feite gericht tegen de vastgestelde FML. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan die vaststelling te twijfelen.
17. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiseres op 16 mei 2021 met de middelste van de drie voor de schatting gebruikte functies 92,92% kan verdienen van het loon dat zij verdiende met haar eigen werk, zodat zij voor de overige 7,08% arbeidsongeschikt is.

Conclusie en gevolgen

18. Het UWV heeft terecht geweigerd om eiseres per 16 mei 2021 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij per die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
19. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, komt de rechtbank niet toe aan haar verzoek om schadevergoeding en worden de door haar gemaakte proceskosten en het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 21 juni 2023 door mr. A.M.L.E. Ides Peeters, rechter, in aanwezigheid van mr. J.B.C. Hoeksel, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.