ECLI:NL:RBGEL:2023:3524

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 juni 2023
Publicatiedatum
22 juni 2023
Zaaknummer
AWB - 23 _ 587
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag tot toekenning van de energietoeslag

Op 22 juni 2023 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser A en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem. Eiser had een aanvraag ingediend voor de eenmalige energietoeslag op 28 juli 2022, maar het college had niet tijdig beslist. Eiser stelde het college in gebreke op 11 oktober 2022, waarna de energietoeslag op 17 oktober 2022 alsnog werd uitbetaald. Eiser heeft vervolgens op 23 januari 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag.

De rechtbank heeft het beroep behandeld op 24 mei 2023, waarbij zowel eiser als de gemachtigde van het college aanwezig waren. De rechtbank overwoog dat de energietoeslag moet worden aangemerkt als een uitkering met een publiekrechtelijk karakter. Dit betekent dat de handelingen van het college in dit geval als een besluit kunnen worden beschouwd. De rechtbank concludeerde dat het college door de betaling van de energietoeslag op 17 oktober 2022 een besluit had genomen, waardoor eiser niet kon stellen dat het college in gebreke was gebleven.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser niet-ontvankelijk. Eiser kreeg geen terugbetaling van het griffierecht en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 23/587

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 juni 2023

in de zaak tussen

[Eiser A] te [plaats B] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem, verweerder

(het college)
(gemachtigde: E. Okubazghi).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser gericht tegen het niet tijdig beslissen door het college op de aanvraag tot toekenning van de energietoeslag.
1.1.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 24 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser en de gemachtigde van het college deelgenomen.

Totstandkoming van het besluit

2.1.
Op 28 juli 2022 heeft eiser bij het college de eenmalige energietoeslag aangevraagd.
2.2.
Op 11 oktober 2022 heeft eiser het college in gebreke gesteld vanwege het uitblijven van een beslissing door het college naar aanleiding van die aanvraag.
2.3.
Op 17 oktober 2022 heeft het college de energietoeslag aan eiser uitbetaald.
2.4.
Eiser heeft op 23 januari 2023 beroep gericht tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag tot toekenning van de energietoeslag ingesteld. Eiser heeft de rechtbank verzocht de (verbeurde) dwangsommen vast te stellen.

Beoordeling door de rechtbank

3. Artikel 6:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat het beroepschrift, gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, kan worden ingediend zodra
a. het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen, én
b. twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
4. Tussen partijen is niet in geschil dat het college de energietoeslag op 17 oktober 2022 aan eiser heeft uitbetaald. Wel is in geschil is of het college in gebreke is (gebleven) om tijdig een besluit te nemen, zoals eiser stelt.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
5.1.
Per 15 maart 2022 is de Participatiewet gewijzigd en is aan artikel 31, tweede lid, na onderdeel n een onderdeel ingevoegd, dat als volgt luidt:

o. de eenmalige energietoeslag, bedoeld in artikel 35, vierde lid.
Aan artikel 35 is een nieuw vierde lid toegevoegd, dat als volgt luidt:

In afwijking van het eerste lid kan tot en met 30 juni 2023 bijzondere bijstand ook aan een alleenstaande of een gezin worden verleend in de vorm van een eenmalige energietoeslag, zonder dat wordt nagegaan of die alleenstaande of dat gezin in dat jaar een sterk gestegen energierekening had.
5.2.
De energietoeslag wordt door de wetgever aangemerkt als het eenmalig categoriaal verstrekken van bijstand aan huishoudens met een laag inkomen.
5.3.
Hieruit volgt dat de betaling van de energietoeslag moet worden aangemerkt als de betaling van een uitkering met een publiekrechtelijk karakter. De daarmee gemoeide handelingen kunnen naar het oordeel van de rechtbank dan ook worden aangemerkt als een (appellabel) besluit. De rechtbank ziet hiervoor een aanwijzing in het bepaalde in artikel 4:88, eerste lid, van de Awb. [1] Met het ontvangen van het bedrag was aan eiser ook duidelijk dat aan hem de energietoeslag was toegekend. Omdat het een vaststaand bedrag betrof, kon er verder geen onduidelijkheid zijn over de vraag of het bedrag wel juist was.
5.4.
Dat betekent dat het college door de betaling van de energietoeslag op 17 oktober 2022 op dat moment ‘als het ware’ een (appellabel) besluit heeft genomen. Daarmee is niet langer voldaan aan het vereiste van artikel 6:12, tweede lid, onder a, van de Awb en kon eiser ook geen beroep gericht het niet tijdig beslissen op de aanvraag tot toekenning van de energietoeslag instellen. Het beroep van eiser is dan ook niet-ontvankelijk.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is niet-ontvankelijk. Eiser krijgt het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. van Schagen, rechter, in aanwezigheid van mr. K.V. van Weert, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 juni 2023
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.‘Bij wettelijk voorschrift kan worden bepaald dat een geldsom moet worden betaald zonder dat dit bij beschikking is vastgesteld.’