In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Gelderland op 15 juni 2023 uitspraak gedaan over de opheffing van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2007. De kinderrechter complimenteert de minderjarige, de ouders en de gecertificeerde instelling (GI) voor hun inzet en de stappen die zij hebben gezet. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag en de minderjarige woont bij zijn moeder. Eerder was er een ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van de minderjarige in een netwerkpleeggezin, die was verlengd tot 19 september 2023.
De GI heeft verzocht om de ondertoezichtstelling op te heffen, omdat de situatie van de minderjarige en het gezin is verbeterd. Tijdens de mondelinge behandeling op 8 juni 2023, die met gesloten deuren plaatsvond, heeft de GI toegelicht dat de minderjarige nu een leer- en werktraject volgt en dat de situatie stabiel is. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er geen ontwikkelingsbedreiging meer is en dat de ouders en de minderjarige vrijwillig meewerken aan de hulpverlening.
De kinderrechter heeft op basis van artikel 1:261 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek geoordeeld dat de gronden voor de ondertoezichtstelling niet langer aanwezig zijn. De minderjarige is steeds zelfstandiger geworden en heeft zelf de regie over de omgang met de vader. De kinderrechter heeft het verzoek van de GI toegewezen en de ondertoezichtstelling opgeheven, met ingang van 15 juni 2023. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Hoger beroep kan worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.