ECLI:NL:RBGEL:2023:349

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 januari 2023
Publicatiedatum
24 januari 2023
Zaaknummer
05/313148-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht gepleegd door zorgverlener met minderjarige cliënt

Op 25 januari 2023 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een pedagogisch medewerker die zich schuldig heeft gemaakt aan ontucht met een minderjarige cliënt. De verdachte, geboren in 1994, werkte bij een jeugdzorginstelling en had een vertrouwensrelatie opgebouwd met het slachtoffer, die op dat moment minderjarig was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan meerdere ontuchtige handelingen, waaronder het betasten en pijpen van het slachtoffer. De feiten vonden plaats tussen oktober en december 2020, terwijl de verdachte als zorgverlener verantwoordelijk was voor de zorg van het slachtoffer. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van een afhankelijkheidsrelatie, waardoor het slachtoffer niet in staat was om vrijelijk zijn wil kenbaar te maken. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur en een gevangenisstraf van 360 dagen, waarvan 358 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank hield rekening met de kwetsbaarheid van zowel de verdachte als het slachtoffer, en de impact van de gebeurtenissen op het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/313148-21
Datum uitspraak : 25 januari 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1994 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] in [postcode] [woonplaats] .
Raadsman: mr. B.M.C.F. de Groen, advocaat in Breda.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 11 januari 2023.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2020 tot en met 9 december 2020 te [plaats 1] en/of [plaats 2] , althans in de provincie Gelderland en/of [plaats 3] en/of [plaats 4] , althans in Nederland, terwijl zij werkzaam was in de gezondheidszorg/maatschappelijke zorg, te weten als pedagogisch medewerker bij [jeugdzorginstelling] te [plaats 1] , ontucht heeft gepleegd met de aan haar zorg, opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] , geboren [geboortedatum 2] , en/of [slachtoffer] die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd, door
- die [slachtoffer] te (tong)zoenen en/of
- de penis van die [slachtoffer] te betasten en/of af te trekken en/of
- de penis van die [slachtoffer] in haar, verdachtes, vagina en/of mond te (laten) brengen en/of
- die [slachtoffer] haar, verdachtes, borsten en/of schaamstreek te laten betasten en/of
- die [slachtoffer] één of meer van zijn vinger(s) in haar, verdachtes, vagina te laten brengen;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2020 tot en met 9 december 2020 te [plaats 1] en/of [plaats 2] , althans in de provincie Gelderland en/of [plaats 3] en/of [plaats 4] , althans in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid een aan haar zorg, opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten [slachtoffer] , geboren [geboortedatum 2] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van één of meer ontuchtige handelingen,
te weten
- het (tong)zoenen van die [slachtoffer] en/of
- het betasten en/of aftrekken van de penis van die [slachtoffer] en/of
- het (laten) brengen van de penis van die [slachtoffer] in haar, verdachtes, vagina en/of mond en/of
- het (laten) betasten van haar, verdachtes borsten en/of schaamstreek door die [slachtoffer] en/of
- het laten brengen van één of meer van de vinger(s) van die [slachtoffer] in haar, verdachtes vagina
waarbij dat geweld en/of een andere feitelijkheid en/of de bedreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid er in hebben bestaan dat verdachte terwijl zij (reeds langere tijd) begeleider/hulpverlener/mentor van die [slachtoffer] was, althans was geweest en/of verdachte in dit kader op de hoogte was van de persoonlijke problemen en/of psychische problemen van die [slachtoffer] en/of (daarmee aldus) een vertrouwensband had opgebouwd met die [slachtoffer] en/of die [slachtoffer] in een afhankelijkheidsrelatie met haar, verdachte, stond en met haar psychisch overwicht dat zij, verdachte op die [slachtoffer] had verworven
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat zij, verdachte, van die [slachtoffer] hield en/of die [slachtoffer] nodig had en/of
- die [slachtoffer] heeft meegenomen in haar, verdachtes, auto en/of naar een hotel en/of
- de (onder)kleding van die [slachtoffer] heeft uitgetrokken.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het dossier onvoldoende bewijs bevat voor de stelling dat sprake was van een afhankelijkheidsrelatie tussen verdachte en aangever [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) ten tijde van de seksuele handelingen. Ook is er geen bewijs voor het subsidiair tenlastegelegde, omdat geen sprake is geweest van dwang of dreiging.
Beoordeling door de rechtbank
Op 25 mei 2021 heeft [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] ) een informatief gesprek zeden gevoerd met de politie. In navolging van dit gesprek heeft hij op 28 juni 2021 aangifte gedaan van seksueel misbruik door verdachte. [slachtoffer] heeft een autismespectrumstoornis, kampt met ADHD en is in [datum 4] bij de instelling [jeugdzorginstelling] in [plaats 1] geplaatst. Tot vlak voor zijn achttiende verjaardag heeft hij daar gewoond op de groep [groep] . In februari 2020 heeft [slachtoffer] een kleine aanvaring met de leiding van de groep gehad. Toen de rest van de groep ging zwemmen, is hij met verdachte in het huis gebleven. Verdachte was op dat moment co-mentor van [slachtoffer] . Verdachte en [slachtoffer] hebben een goed gesprek met elkaar gehad, waarin [slachtoffer] verdachte over zijn jeugd en problemen vertelde. [slachtoffer] had het gevoel dat hij op dat moment voor het eerst open en eerlijk met iemand kon praten. Sindsdien is de band met verdachte sterker geworden en heeft verdachte [slachtoffer] met zijn problemen geholpen. In mei 2020 is verdachte de mentor van [slachtoffer] geworden. In het begin van de zomer van 2020 is er contact geweest tussen verdachte en [slachtoffer] via Instagram. Dat was het begin van het privécontact tussen beiden. In september/oktober 2020 heeft verdachte een burn-out gekregen, waardoor zij haar werk niet langer kon verrichten. [slachtoffer] en verdachte hebben daarna wel contact met elkaar gehouden via sociale media. In oktober 2020, na de ziekmelding van verdachte, hebben verdachte en [slachtoffer] afgesproken in een dorpje vlakbij [plaats 1] . [slachtoffer] is daar met de trein naar toe gegaan en verdachte heeft hem daar met de auto opgehaald. Verdachte is vervolgens naar een afgelegen plek gereden. Verdachte heeft daarbij tegen [slachtoffer] gezegd dat zij niet door collega’s gezien wilde worden met een cliënt in de auto en dat dit strafbaar was. In de auto hebben [slachtoffer] en verdachte eerst met elkaar gepraat, waarna verdachte [slachtoffer] heeft gepijpt en afgetrokken. Het was verdachte die de riem van de broek van aangever losmaakte en zijn broek en onderbroek naar beneden trok. [slachtoffer] heeft verklaard dat hij dit niet wilde, maar het wel met tegenzin heeft toegelaten. [slachtoffer] wilde geen ‘nee’ zeggen, omdat hij een goede band had met verdachte. Hierna hebben verdachte en [slachtoffer] nog twee keer in de auto afgesproken. Tijdens de derde afspraak heeft [slachtoffer] verdachte ook gevingerd. Daarna hebben verdachte en [slachtoffer] in hotels afgesproken, onder andere in [plaats 3] . Tijdens deze afspraken heeft verdachte [slachtoffer] gepijpt, heeft [slachtoffer] verdachte gevingerd en hebben zij meerdere keren seks met elkaar gehad. De laatste afspraak waarbij dit gebeurde, vond plaats in december 2020, in hetzelfde hotel in [plaats 3] . Daarna heeft [slachtoffer] tegen verdachte gezegd dat hij vond dat zij hem had gemanipuleerd en dingen tegen zijn wil in had laten doen. Het contact is toen beëindigd. [2]
Getuige [getuige 1] , gedragswetenschapper bij [jeugdzorginstelling] in [plaats 1] , heeft een verklaring afgelegd. Nadien heeft zij vragen over het dienstverband van verdachte doorgezet naar mevrouw [naam] , afdelingshoofd bij [jeugdzorginstelling] . Die vragen zijn per e-mail beantwoord. Uit de verklaring en de e-mail komt het volgende naar voren. Nadat verdachte stage had gelopen bij [jeugdzorginstelling] is zij per 1 oktober 2016 als pedagogisch medewerker in dienst gekomen. Verdachte is per 24 oktober 2019 de co-mentor van [slachtoffer] geworden. Van 8 april 2020 tot en met 7 mei 2020 is verdachte de mentor van [slachtoffer] geweest. Vanaf 16 oktober 2020 is verdachte ziekgemeld. Verdachte heeft op 12 november 2020 haar ontslag ingediend met ingang van 1 januari 2021. Op die laatste datum is het arbeidscontract formeel beëindigd. Getuige [getuige 1] heeft tevens verklaard dat er signalen uit het team kwamen dat er wat problemen waren met afstand en nabijheid tussen [slachtoffer] en verdachte. Verder heeft zij verklaard dat verdachte, in plaats van pedagogisch medewerker voor de hele groep te zijn, haar aandacht steeds meer ging richten op [slachtoffer] . [3]
Getuige [getuige 2] , de moeder van [slachtoffer] , heeft verklaard dat zij begin juni 2021 met [slachtoffer] in [plaats 3] is geweest. [slachtoffer] heeft daar het [hotel] hotel aangewezen. Daar had hij een aantal keer met verdachte afgesproken. [4]
De historische in- en uitcheckgegevens op naam van verdachte zijn bij dit hotel opgevraagd. Uit deze gegevens blijkt dat verdachte voor 14 november 2020, 21 november 2020 en
8 december 2020 een hotelkamer voor twee personen geboekt heeft en op deze data ook daadwerkelijk ingecheckt heeft. [5]
Verdachte heeft verklaard dat zij in oktober 2020 voor het eerst met [slachtoffer] heeft afgesproken. Dit was in [plaats 2] . Verdachte is toen met hem naar een afgelegen plek gereden, omdat zij bang was dat haar collega’s haar anders tijdens haar ziekteverlof zouden zien met een jeugdige cliënt. Zij heeft verdachte toen afgetrokken. Verdachte heeft drie keer met [slachtoffer] in de auto afgesproken. Verdachte is tijdens de tweede of derde afspraak ook door [slachtoffer] gevingerd. Daarna heeft verdachte met [slachtoffer] in hotels afgesproken, onder meer in [plaats 3] en [plaats 4] . Verdachte heeft de kamers geboekt en betaald. Verdachte en [slachtoffer] hebben tijdens deze hotelbezoeken eerst met elkaar gepraat, waarna zij elkaar knuffelden. Vervolgens gingen de handelingen over op aftrekken, pijpen, zoenen en seks hebben. De eerste keer dat verdachte en [slachtoffer] in een hotel hebben afgesproken, was op 14 november 2020. Toen verbleef [slachtoffer] nog bij [jeugdzorginstelling] . Verdachte heeft verklaard dat zij wist dat [slachtoffer] tijdens de eerste afspraken nog zeventien was. Daarnaast heeft zij verklaard dat zij zich bewust was van het feit dat [slachtoffer] jonger was dan zij. [6]
De rechtbank stelt, gelet op de bovenstaande bewijsmiddelen, vast dat geen discussie bestaat over de door verdachte gepleegde ontuchtige handelingen. De ontuchtige handelingen bestonden uit tongzoenen, het betasten en aftrekken van de penis van [slachtoffer] , het (laten) brengen van de penis van [slachtoffer] in de mond en vagina van verdachte, het laten betasten van de borsten en schaamstreek van verdachte door [slachtoffer] en het door [slachtoffer] laten brengen van één of meerdere vingers in de vagina van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank hebben deze handelingen, gelet op de feitelijke omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden, een ontuchtig karakter en zijn zij in strijd met de heersende sociaal-ethische opvattingen en daarmee strafbaar.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of ten tijde van de ontuchtige handelingen sprake was van een hulpverlenings- of zorgrelatie tussen verdachte en [slachtoffer] . Verdachte was in de rol van pedagogisch medewerker en dus als zorgmedewerker betrokken bij de behandeling van [slachtoffer] bij [jeugdzorginstelling] . In de periode van 24 oktober 2019 tot 7 mei 2020 was zij zijn
(co-)mentor en dus primair verantwoordelijk voor de zorg voor [slachtoffer] . Verdachte was de hulpverlener en [slachtoffer] was aan haar zorg toevertrouwd. Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat deze zorgrelatie niet is opgehouden toen verdachte ziek thuis kwam te zitten. Weliswaar is de professionele relatie op dat moment formeel (al dan niet tijdelijk) beëindigd, maar dit betekent niet dat de gehele professionele relatie daarmee ten einde kwam en dat [slachtoffer] niet langer aan de hulp en zorg van verdachte toevertrouwd zou zijn. Door het blijven houden van contact via sociale media en het maken van meerdere afspraken, waarbij verdachte en [slachtoffer] veel met elkaar hebben gepraat, is de zorgrelatie tussen verdachte en [slachtoffer] voortgezet, zo oordeelt de rechtbank. [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte de enige leek met wie hij kon praten. Verdachte heeft zelf verklaard dat [slachtoffer] tijdens haar werkzaamheden om veel aandacht vroeg en dat zij zich ook na haar ziekmelding nog verantwoordelijk voelde voor [slachtoffer] . Daarnaast heeft zij verklaard dat zij nog controle over hem wilde houden door een seksuele relatie met hem aan te gaan. [7] Zowel verdachte als [slachtoffer] hebben verklaard dat er tijdens de afspraken, waarbij het ook tot seksuele handelingen kwam, veel met elkaar werd gepraat. Dat de zorgrelatie voortduurde nadat verdachte was ziekgemeld, staat hiermee voor de rechtbank vast. [slachtoffer] was op die momenten nog altijd aan de zorg en hulp van verdachte toevertrouwd. Van wie het initiatief kwam voor het maken van de afspraken, is daarbij niet van belang.
[slachtoffer] was gedurende een groot gedeelte van de ten laste gelegde periode, namelijk tot [datum 1] , minderjarig. Gedurende die periode was hij als minderjarige aan de zorg van verdachte toevertrouwd. Vanaf [datum 1] was [slachtoffer] niet langer minderjarig, maar had verdachte als zorgverlener (nog steeds) psychisch overwicht over hem, waarvan zij misbruik heeft gemaakt. Zij was bovendien beduidend ouder dan [slachtoffer] . Door de bestaande afhankelijkheidsrelatie was [slachtoffer] niet in staat vrijelijk zijn wil kenbaar te maken. De afhankelijkheid binnen de zorgrelatie heeft dus ook in die periode daadwerkelijk invloed gehad op de seksuele relatie.
Gelet op het voorgaande, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich tot [datum 1] schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontucht met de aan haar zorg toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] en vanaf die datum aan het plegen van ontucht met hem terwijl hij zich op dat moment als cliënt aan haar hulp en zorg had toevertrouwd.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, te weten dat:
zij op
één ofmeer tijdstippen in
of omstreeksde periode van 1 oktober 2020 tot en met
9 december[datum 2]2020 te
[plaats 1] en/of[plaats 2]
, althans in de provincie Gelderlanden
/of[plaats 3] en/of [plaats 4]
, althans in Nederland,terwijl zij werkzaam was
in de gezondheidszorg/maatschappelijke zorg, te wetenals pedagogisch medewerker bij [jeugdzorginstelling] te [plaats 1] , ontucht heeft gepleegd met de aan haar zorg
, opleiding en/of waakzaamheidtoevertrouwde minderjarige [slachtoffer] , geboren [geboortedatum 2] ,
en/of [slachtoffer] die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd,door
- die [slachtoffer] te
(tong
)zoenen en
/of
- de penis van die [slachtoffer] te betasten en
/ofaf te trekken en
/of
- de penis van die [slachtoffer] in haar, verdachtes, vagina en
/ofmond te
(laten
)brengen en
/of
- die [slachtoffer] haar, verdachtes, borsten en
/ofschaamstreek te laten betasten en
/of
- die [slachtoffer] één of meer van zijn vinger
(s
)in haar, verdachtes, vagina te laten brengen;
en
zij op
één ofmeer tijdstippen in
of omstreeksde periode van
1 oktober[datum 1]2020 tot en met 9 december 2020 te
[plaats 1] en/of [plaats 2] , althans in de provincie Gelderland en/of[plaats 3] en/of [plaats 4] ,
althans in Nederland,terwijl zij werkzaam was in de gezondheidszorg/maatschappelijke zorg, te weten als pedagogisch medewerker bij [jeugdzorginstelling] te [plaats 1] , ontucht heeft gepleegd met
de aan haar zorg, opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] , geboren [geboortedatum 2] , en/of[slachtoffer] die zich als
patiënt en/ofcliënt aan verdachtes hulp en
/ofzorg had toevertrouwd, door
- die [slachtoffer] te
(tong
)zoenen en
/of
- de penis van die [slachtoffer] te betasten en
/ofaf te trekken en
/of
- de penis van die [slachtoffer] in haar, verdachtes, vagina en
/ofmond te
(laten
)brengen en
/of
- die [slachtoffer] haar, verdachtes, borsten en
/ofschaamstreek te laten betasten en
/of
- die [slachtoffer] één of meer van zijn vinger
(s
)in haar, verdachtes, vagina te laten brengen;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
ontucht plegen met een aan haar zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd
en
als degene die werkzaam is in de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg, ontucht plegen met iemand die zich als patiënt of cliënt aan haar hulp of zorg heeft toevertrouwd, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Het slachtoffer in deze zaak is onder meer vanwege een autismespectrumstoornis en gedragsproblemen opgenomen in een jeugdzorginstelling in [plaats 1] . [slachtoffer] was een kwetsbare, minderjarige jongen en heeft zijn toevlucht tot verdachte gezocht, omdat hij haar beschouwde als de enige die hij kon vertrouwen en met wie hij kon en wilde praten. Tussen verdachte en [slachtoffer] is een vertrouwensband en afhankelijkheidsrelatie ontstaan, die niet is gestopt toen verdachte ziek thuis kwam te zitten. Verdachte heeft het er vervolgens toe geleid dat zij en de toen nog minderjarige [slachtoffer] een seksuele relatie kregen, terwijl zij zijn hulpverleenster was en hij aan haar zorg was toevertrouwd. Daarmee heeft verdachte niet alleen een morele, maar ook een strafrechtelijke grens overschreden. Waar zij hem als hulpverlener bescherming had moeten bieden, heeft zij uitsluitend haar eigen gevoelens en verlangens voorop gesteld. Dit alles maakt dat gesproken moet worden van een ernstig feit. In het oog moet worden gehouden dat [slachtoffer] zeventien jaar was toen hij voor het eerst seks met verdachte had en gedurende een gedeelte van de bewezenverklaarde periode meerderjarig was. [slachtoffer] heeft onder meer in zijn ter zitting voorgedragen slachtofferverklaring te kennen gegeven dat hij last heeft (gehad) van wat er is gebeurd. Zijn zelfvertrouwen is geschaad en de ervaring leert dat dit soort gebeurtenissen een gezonde (seksuele) ontwikkeling van een jongere negatief kunnen beïnvloeden.
Zoals de officier van justitie ook tot uitdrukking heeft gebracht in haar strafeis worden voor dit soort feiten in de regel onvoorwaardelijke gevangenisstraffen van aanzienlijke duur opgelegd. De rechtbank zal verdachte in deze zaak echter geen onvoorwaardelijke vrijheidsstraf opleggen van langere duur dan de reeds door haar ondergane inverzekeringstelling. De rechtbank weegt hierbij mee dat verdachte zelf een kwetsbaar persoon is. Dit blijkt onder meer uit het reclasseringsadvies en haar eigen verklaringen. Uit het dossier leidt de rechtbank af dat verdachte [slachtoffer] gaandeweg als haar gelijke is gaan beschouwen en gaan behandelen en meer dan vriendschappelijke gevoelens voor hem koesterde. Daarbij is zij uit het oog verloren dat er een behoorlijk leeftijdsverschil was en ook (en vooral) dat er een zeer ongelijke (machts)verhouding bestond tussen hen beiden. Dat verdachte inziet dat zij over de grens is gegaan en dit zelf ook nooit meer wil, blijkt uit het feit dat zij na het gebeuren psychologische hulp heeft gezocht. Verder realiseert zij zich dat zij geen toekomst meer heeft in de zorg, omdat zij bij een onherroepelijke veroordeling hoogstwaarschijnlijk geen verklaring omtrent het gedrag (VOG) zal kunnen krijgen. De rechtbank stelt vast dat verdachte niet eerder in aanraking is geweest met politie en justitie. Om de ernst van het feit tot uitdrukking te brengen, zal de rechtbank naast een deels voorwaardelijke gevangenisstraf een taakstraf van de maximale duur opleggen.
Alles overziend, zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 360 dagen, waarvan 358 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf van 240 uur opleggen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 249 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de het ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
360 (driehonderdzestig) dagen;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
358 (driehonderdachtenvijftig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 3 (drie) jaren schuldig heeft maakt aan een strafbaar feit;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 legt op een
taakstrafvan
240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.P. Bos (voorzitter), mr. A. Tegelaar en mr. M.M. Klaasen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Wisseborn en mr. M. Draaijers, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 januari 2023.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Eenheid [eenheid] , Dienst [dienst] , team [team] , opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [dossiernummer] , gesloten op [datum 3] en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden, p. 12-14 en proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , p. 15-23.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 35-37 en proces-verbaal van bevindingen, p. 104-106.
4.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] , p. 24-29.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 151-152.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 223 en de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 januari 2023.
7.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 januari 2023.