ECLI:NL:RBGEL:2023:3478

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
31 mei 2023
Publicatiedatum
20 juni 2023
Zaaknummer
C/05/395037 / HZ ZA 21-355
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake gebreken aan schuifvouwwand en vervolg deskundigenonderzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 31 mei 2023 een tussenuitspraak gedaan in een civiele procedure over gebreken aan een schuifvouwwand. De rechtbank heeft eerder, op 21 september 2022, een deskundige benoemd om vragen te beantwoorden over de gebreken aan de schuifvouwwand. De deskundige heeft op 30 januari 2023 gerapporteerd dat er gebreken zijn, maar dat deze beperkt en goed oplosbaar zijn. De rechtbank heeft de deskundige nu aanvullende vragen gesteld over de kosten van herstel van de gebreken. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. A. Heijink, heeft betoogd dat de deskundige onvoldoende rekening heeft gehouden met de omstandigheden na demontage van de schuifvouwwand. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de deskundige zijn rapport goed heeft gemotiveerd en dat de bevindingen van de deskundige worden overgenomen. De rechtbank heeft de eiseres opgedragen om een voorschot van € 1.800,00 te betalen voor de kosten van de deskundige en heeft de deskundige verzocht om binnen acht weken een schriftelijk rapport in te dienen. De zaak is aangehouden in afwachting van het nadere deskundigenonderzoek.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland
Civiel recht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: C/05/395037 / HZ ZA 21-355
Vonnis van 31 mei 2023
in de zaak van
[eiseres],
te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. A. Heijink te Ede,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. E. Koekoek te Barneveld.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 21 september 2022
- het deskundigenbericht van 30 januari 2023
- de begrotingsbeschikking van 22 februari 2023
- de conclusie na deskundigenbericht van [eiseres] van 8 maart 2023
- de akte na deskundigenonderzoek van [gedaagde] van 5 april 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij het tussenvonnis van 21 september 2022 heeft de rechtbank de heer [deskundige] benoemd tot deskundige ter beantwoording van de volgende vragen:
Kent de schuifvouwwand gebreken en zo ja, welke?
Indien van toepassing: Zijn de geconstateerde gebreken zodanig dat vervanging van de schuifvouwwand noodzakelijk was?
Wat is de invloed van het tijdsverloop sinds de demontage op de (gebreken aan de) schuifvouwwand?
Heeft het tijdsverloop sinds de demontage invloed op de corrosie en de stabiliteit van de schuifvouwwand, zo ja, welke?
Kunt u vaststellen of de schuifvouwwand ten tijde van demontage zodanig instabiel was dat vervanging noodzakelijk was?
Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
2.2.
Op 30 januari 2023 heeft de deskundige een rapport uitgebracht, waarin hij de vragen van de rechtbank als volgt heeft beantwoord:
“(…)
1.
Kent de schuifvouwwand gebreken en zo ja, welke?Ja, voor zover dit ter plaatse op 7 december 2022 waarneembaar is. De pui is gedemonteerd en wordt als losse elementen door [eiseres] buiten gepresenteerd.

Enige corrosie ontstaan door mechanische “schade” aan de coating*¹ door na het aanbrengen van de coating de stalen delen te bewerken.*¹ coating volgens opgave bestaat uit scooperen + dubbellaags poedercoating

Enige corrosie ontstaan door zéér lokaal een onvoldoende uitvoering van het coating.

De glaszetting in het metalen frame. Het glaskader is nog beweegbaar waaruit blijkt dat het glas niet volledig in de kit is geplaatst.

Verschillende glaskaders hebben bij de lasverbinding een opening waar water kan intreden maar niet kan uittreden (blijft opgesloten in het profiel). Hierbij moet worden opgemerkt dat er van binnenuit is beglaasd.

Er zijn verschillende uitvoeringsafdichtingsbanden aangetroffen, waarvan de verwachting is dat de rubber afdichtingen functioneren, maar de schuimbandafdichtingen onvoldoende.
2.
Indien van toepassing: Zijn de geconstateerde gebreken zodanig dat vervanging van de schuifvouwwand noodzakelijk was?
Nee, de nu geconstateerde gebreken waren beperkt van omvang en goed oplosbaar.

Corrosie (mechanische schade soevereinen, slijpen en boren)
Herstel: coatingschade of lokaal onvoldoende coating herstellen

Glaszetting in metalen frame (te geringe kit afdichting)
Herstel: glas uitnemen en kit vervangen aan binnen- en buitenzijde

Glaskader met open verbinding en geen ontwatering
Herstel: middels een kitafdichting tot voorzijde (buitenkant) glaslat

Verschillende uitvoering afdichtingsbanden

Herstel: vervangen niet functionele afdichtingsbanden
3.
Wat is de invloed van het tijdsverloop sinds de demontage op de (gebreken aan de) schuifvouwwand? Zie cursieve tekst(in dit citaat de niet-cursieve tekst – rechtbank)
.

Enige corrosie ontstaan door mechanische “schade” aan de coating*¹ door na het aanbrengen van de coating de stalen delen te bewerken.*¹ coating volgens opgave bestaat uit scooperen + dubbellaags poedercoating
door de directe blootstelling aan het buitenklimaat gering toegenomen

Enige corrosie ontstaan door zéér lokaal een onvoldoende uitvoering van het coating.door de directe blootstelling aan het buitenklimaat gering toegenomen

De glaszetting in het metalen frame. Het glaskader is nog beweegbaar waaruit blijkt dat het glas niet volledig in de kit is geplaatst.door de directe blootstelling aan het buitenklimaat zeer gering toegenomen

Verschillende glaskaders hebben bij de lasverbinding een opening waar water kan intreden maar niet kan uittreden (blijft opgesloten in het profiel). Hierbij moet worden opgemerkt dat er van binnenuit is beglaasd.geen invloed

Er zijn verschillende uitvoeringsafdichtingsbanden aangetroffen, waarvan de verwachting is dat de rubber afdichtingen functioneren, maar de schuimbandafdichtingen onvoldoende.geen invloed
4.
Heeft het tijdsverloop sinds de demontage invloed op de corrosie en de stabiliteit van de schuifvouwwand, zo ja, welke?
Ja, zie antwoorden vraag 3 waar het gaat om de corrosie
De stabiliteit is niet beoordeelbaar bij de gedemonteerde schuifvouwwand.
5.
Kunt u vaststellen of de schuifvouwwand ten tijde van demontage zodanig instabiel was dat vervanging noodzakelijk was?
Nee, dat is niet vast te stellen.
6.
Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
Ja
A.
Beide partijen geven aan dat er behoudens een 3D-tekening geen technische tekeningen zijn waarop de puien middels aangezichten en detailleringen is weergegeven. Ook is er behoudens de summiere uitvraag en summiere offerte geen technische beschrijving inzake het presteren van de puien op aspecten als bijvoorbeeld waterdichtheid, windweerstand, luchtdoorlatenheid en inbraakwerendheid.
Deze summiere uitvraag en summiere offerte maken het niet goed mogelijk de puien te toetsen op aspecten waarover nu mede onderling een verschil van inzicht is.
B.
De vragen inzake de stabiliteit van een schuifvouwwand zijn in de onderhavige situatie zowel gemonteerd als gedemonteerd niet objectief te beantwoorden. Er zijn geen objectieve criteria waaraan getoetst kan worden. Kwalificaties zijn in de onderhavige situatie per definitie arbitrair.
(…)”
2.3.
In haar conclusie na deskundigenbericht noemt [eiseres] het opvallend dat het rapport niets vermeldt over de slordigheid waarmee bijvoorbeeld slotgaten zijn geboord, terwijl dat wel is waargenomen op de foto’s 11 en 12. Het bijschrift bij die foto’s luidt inderdaad: “(…)
De slot/sluiting openingen ogen slordig. Niet bekend is of deze openingen in het werk afgedekt/afgewerkt zijn geweest met sluitingen.(…)”. De deskundige heeft echter kennelijk geen aanleiding gezien de wijze waarop de openingen zijn geboord aan te merken als een (relevant) gebrek aan de schuifvouwwand. De rechtbank gaat daarom aan de constatering van [eiseres] voorbij, te meer omdat [eiseres] er zelf geen duidelijke conclusie aan verbindt.
2.4.
[eiseres] voert daarnaast aan dat geen of onvoldoende rekening is gehouden met het feit dat de schuifvouwwand na demontage stond opgeslagen in haar werkplaats, zodat de schuifvouwwand sindsdien niet meer te lijden heeft gehad van invloeden van buitenaf. De corrosie is daardoor niet toegenomen, althans beperkt gebleven, aldus [eiseres] . Dit standpunt is echter niet juist. De deskundige vermeldt in zijn rapport immers dat de corrosie na de demontage “
door de directe blootstelling aan het buitenklimaat gering[is]
toegenomen”. Blijkbaar was ook na de demontage nog sprake van (enige) invloed van buitenaf. Uit het feit dat de deskundige daarvan melding maakt, blijkt dat hij daarmee wel degelijk rekening heeft gehouden. [eiseres] is bovendien op eigen initiatief overgegaan tot de demontage en opslag van de schuifvouwwand. Indien dit tot gevolg heeft gehad dat de corrosie minder is toegenomen dan wanneer de schuifvouwwand op zijn plek zou zijn gebleven – en dus geen reëel beeld is verkregen van de ernst en omvang van het gebrek – dan moet dat in de relatie tot [gedaagde] daarom voor risico van [eiseres] blijven. Op haar rust immers de bewijslast van de gestelde gebreken.
2.5.
[eiseres] betoogt verder dat de deskundige informatie heeft gemist doordat hij geen metingen heeft verricht aan de schuifwanddelen. Volgens [eiseres] is onduidelijk waarom geen metingen zijn gedaan, aangezien in het rapport van [bedrijf 1] was vastgesteld dat sprake is van onjuiste maatvoering (naden en aansluitverschillen). Op de door [eiseres] genoemde foto’s 22, 28 en 29 bij het deskundigenbericht is te zien dat sprake is van enig verschil in breedte van naden. De deskundige heeft echter kennelijk geen aanleiding gezien deze breedteverschillen aan te merken als (relevant) gebrek aan de schuifvouwwand. Hierbij is van belang dat er volgens het deskundigenbericht afgezien van een 3D-tekening geen technische tekeningen zijn waarop de puien door middel van aanzichten en detailleringen zijn weergegeven. Daarnaast merkt de deskundige op dat het door de summiere uitvraag en summiere offerte niet goed mogelijk was de puien te toetsen op aspecten waarover partijen nu van inzicht verschillen. Omdat op [eiseres] de bewijslast rust van de gestelde gebreken, komt dit in haar relatie tot [gedaagde] voor haar risico.
2.6.
[eiseres] acht “
de stelling van de deskundige dat geen sprake zou zijn van een toepasselijke norm” onjuist. [eiseres] voert aan dat die normen juist worden gegeven in het Bouwbesluit. Zij wijst op artikel 2.130 van het Bouwbesluit, dat een norm geeft voor inbraakwerendheid van deuren, ramen, kozijnen en daarmee gelijk te stellen constructieonderdelen in een scheidingsconstructie van een niet-gemeenschappelijke ruimte die bereikbaar is voor inbraak. Ook verwijst zij naar artikel 3.21 van het Bouwbesluit, dat een norm inhoudt voor de waterdichtheid van de uitwendige scheidingsconstructie van een verblijfsgebied, toilet of badruimte. Voor zover [eiseres] doelt op de vermelding in het deskundigenrapport dat er geen objectieve criteria zijn waaraan kan worden getoetst, geldt echter dat die opmerking van de deskundige betrekking heeft op de stabiliteit van de
schuifvouwwand en niet op de inbraakwerendheid of waterdichtheid ervan.
2.7.
De deskundige heeft geen melding gemaakt over gebreken op het gebied van inbraakwerendheid. [eiseres] wijst er in haar akte op dat de schuifvouwwand door de eindgebruiker werd dichtgehouden met een ‘spin’ omdat de deur anders vanzelf open ging. Indien dit al het geval was, heeft de deskundige dit kennelijk niet kunnen constateren. Het ligt voor de hand dat dit verband houdt met het feit dat de schuifvouwwand ten tijde van het onderzoek was gedemonteerd. Dit moet in de relatie tot [gedaagde] echter voor risico van [eiseres] blijven. Dat geldt ook voor het gestelde eruit vallen van ramen, het losbreken van grondankers tijdens winderige dagen, waardoor de schuifvouwwand volgens [eiseres] niet meer vastgezet kon worden, en het breken van een deur tijdens het richten.
2.8.
Ten aanzien van de waterdichtheid van de schuifvouwwand heeft de deskundige geconstateerd dat sprake is van gebrekkige schuimbandtoepassingen en openingen bij een aantal lasverbindingen. De deskundige heeft dus uitdrukkelijk gebreken ten aanzien van de waterdichtheid benoemd. Dat hij daarbij niet heeft verwezen naar de volgens [eiseres] relevante bepaling in het Bouwbesluit, doet niet ter zake.
2.9.
Ten aanzien van de stabiliteit vermeldt de deskundige dat die niet te beoordelen is bij de gedemonteerde schuifvouwwand. Hetgeen [eiseres] in reactie hierop in haar akte opmerkt, kan niet toe- of afdoen aan deze constatering van de deskundige. De rechtbank gaat daaraan dan ook voorbij.
2.10.
Naar het oordeel van de rechtbank is het deskundigenbericht gedegen, goed gemotiveerd en overtuigend. Gelet hierop en omdat het commentaar van [eiseres] op het deskundigenbericht gezien het voorgaande geen stand houdt, zal de rechtbank de bevindingen van de deskundige overnemen.
2.11.
De deskundige heeft gerapporteerd dat de geconstateerde gebreken in omvang beperkt en goed oplosbaar waren, zodat vervanging van de schuifvouwwand vanwege die gebreken niet noodzakelijk was. Hieruit volgt dat de vordering van [eiseres] , die strekt tot vervangende schadevergoeding – door haar begroot op € 27.500,00 wegens kosten voor demonteren, produceren en plaatsen van een nieuwe schuifvouwwand – niet integraal toewijsbaar is. Nu de deskundige wel enkele gebreken heeft kunnen vaststellen, rijst de vraag welke kosten met het herstel van die gebreken zijn gemoeid. Naar het oordeel van de rechtbank komen die kosten in beginsel wél voor vergoeding – bij wijze van vervangende schadevergoeding – door [gedaagde] in aanmerking. De vraag naar de herstelkosten is niet aan de deskundige gesteld. De rechtbank ziet aanleiding dit alsnog te doen. De voorgenomen aanvullende vraagstelling aan de deskundige luidt:
Kunt u gemotiveerd en gespecificeerd aangeven welke kosten zijn gemoeid met het herstel van de gebreken aan de schuifvouwwand die u in uw rapportage van 30 januari 2023 heeft vermeld?
Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis moet nemen bij de verdere beoordeling?
2.12.
De rechtbank heeft de heer [deskundige] benaderd. De heer [deskundige] heeft desgevraagd verklaard bereid en in staat te zijn de bovengenoemde vragen van de rechtbank te beantwoorden. De rechtbank zal dan ook overgaan tot de nadere vraagstelling aan de deskundige.
2.13.
Aan de hand van de opgave van de heer [deskundige] – waarop partijen hebben kunnen reageren – wordt het voorschot op zijn loon en kosten, inclusief de daarover verschuldigde omzetbelasting, bepaald op € 1.800,00. [eiseres] zal het aanvullende voorschot moeten betalen, omdat de bewijslast met betrekking tot de gebreken op haar rust. In het eindvonnis zal de rechtbank beslissen wie van partijen de kosten van de deskundige uiteindelijk moet betalen.
2.14.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het nadere onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
2.15.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, moet zij daarvan meteen afschrift aan de wederpartij verstrekken.
2.16.
In afwachting van het nadere deskundigenonderzoek zal de rechtbank nu iedere verdere beslissing aanhouden.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
draagt de deskundige [deskundige] op de volgende aanvullende vragen te beantwoorden:
Kunt u gemotiveerd en gespecificeerd aangeven welke kosten zijn gemoeid met het herstel van de gebreken aan de schuifvouwwand die u in uw rapportage van 30 januari 2023 heeft vermeld?
Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis moet nemen bij de verdere beoordeling?
het voorschot
3.2.
stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige vast op het door de deskundige begrote bedrag van € 1.800,00 inclusief btw,
3.3.
bepaalt dat [eiseres] het voorschot inclusief btw moet overmaken
binnen twee wekenna de datum van de nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,
3.4.
draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,
het onderzoek
3.5.
bepaalt dat [eiseres] haar procesdossier in afschrift aan de deskundige moet doen toekomen, waarbij [eiseres] kan volstaan met de stukken die na het deskundigenbericht van 30 januari 2023 zijn gewisseld,
3.6.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,
3.7.
wijst de deskundige er op dat:
  • de deskundige voor aanvang van het onderzoek moet kennisnemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op www.rechtspraak.nl of desgevraagd te verkrijgen bij de griffie),
  • de deskundige het onderzoek pas na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot moet beginnen,
  • de deskundige het onderzoek onmiddellijk moet staken en contact moet opnemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
  • de deskundige partijen bij een onderzoek van een object ter plaatse gelegenheid moet bieden dit onderzoek bij te wonen; indien slechts één partij, althans niet alle partijen, bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig is of zijn, de deskundige dit onderzoek niet zal uitvoeren, tenzij alle partijen zijn uitgenodigd om bij dat onderzoek aanwezig te zijn, en dat uit het rapport moet blijken dat hieraan is voldaan,
  • indien partijen bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig zijn geweest, uit het rapport moet blijken welke opmerkingen zij hebben gemaakt en welke verzoeken zij hebben gedaan, en hoe de deskundige hierop heeft gereageerd,
3.8.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige moeten verstrekken indien deze daarom verzoekt, de deskundige toegang moeten verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid moeten geven tot het verrichten van het onderzoek,
het schriftelijk rapport
3.9.
draagt de deskundige op om uiterlijk acht weken na het schriftelijk bericht van de griffier omtrent de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend rapport in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie,
3.10.
wijst de deskundige er op dat:
  • uit het schriftelijk rapport moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd,
  • de deskundige een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, opdat partijen de gelegenheid krijgen binnen vier weken daarover bij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden,
3.11.
bepaalt dat partijen binnen vier weken moeten reageren op het concept-rapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren,
overige bepalingen
3.12.
bepaalt dat de zaak op de parkeerrol zal komen van
4 oktober 2023,
3.13.
draagt de griffier op de zaak op een eerdere rol te plaatsen:
  • indien het voorschot niet binnen de daarvoor bepaalde (eventueel verlengde) termijn is ontvangen: voor akte uitlating voortprocederen aan beide zijden op een termijn van twee weken of
  • na ontvangst ter griffie van het deskundigenbericht: voor conclusie na deskundigenbericht aan beide zijden op een termijn van vier weken,
3.14.
verklaart de beslissing over het voorschot uitvoerbaar bij voorraad,
3.15.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.A. Bierbooms en in het openbaar uitgesproken op 31 mei 2023.
JE/PB