ECLI:NL:RBGEL:2023:3420

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
15 juni 2023
Zaaknummer
414293
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot tussenkomst in faillissementszaak met betrekking tot kwaliteitsrekening

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, is op 19 april 2023 een incident behandeld waarin een vordering tot tussenkomst is ingediend. De zaak betreft het faillissement van een deurwaarders- en incassopraktijk, uitgesproken op 17 augustus 2020. De curator in het faillissement, vertegenwoordigd door [verweerder incident/eiser hoofdzaak], vordert dat het resterende saldo van de kwaliteitsrekening toekomt aan de faillissementsboedel. De gedaagde, [verweerder incident/gedaagde hoofdzaak], stelt dat dit saldo toekomt aan de deurwaarder op basis van de Gerechtsdeurwaarderswet.

Daarnaast heeft [eiser incident] een incidentele vordering ingediend om in de hoofdzaak tussen te komen, omdat hij zich als rechthebbende op het surplus van de kwaliteitsrekening beschouwt. De rechtbank oordeelt dat [eiser incident] voldoende belang heeft bij de vordering tot tussenkomst, aangezien hij nadelige gevolgen kan ondervinden van de uitspraak in de hoofdzaak. De rechtbank wijst de incidentele vordering tot tussenkomst toe en houdt de beslissing over de kosten aan tot de hoofdzaak. De zaak zal op 31 mei 2023 opnieuw op de rol komen voor het nemen van de conclusie van eis in de tussenkomst door [eiser incident].

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/414293 / HA ZA 23-39
Vonnis in incident van 19 april 2023
in de zaak van
[verweerder incident/eiser hoofdzaak],
in hoedanigheid van curator in het faillissement van [onderneming],
te [plaats],
verweerder in het incident,
eiser in de hoofdzaak,
advocaat: mr. C.W. Houtman te Arnhem,
tegen
[verweerder incident/gedaagde hoofdzaak],
te [plaats],
verweerder in het incident,
gedaagde in de hoofdzaak,
advocaat: mr. J.D. van Vlastuin te Veenendaal,
en
[eiser incident],
te [plaats],
eiser in het incident,
advocaat: mr. W. Kok te Ede.
Partijen worden hierna [verweerder incident/eiser hoofdzaak], [verweerder incident/gedaagde hoofdzaak] en [eiser incident] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de incidentele conclusie tot tussenkomst c.q. voeging van de zijde van [eiser incident]
- de conclusie van antwoord in het incident tot tussenkomst c.q. voeging van de zijde van [verweerder incident/eiser hoofdzaak]
- de conclusie van antwoord in het incident tot tussenkomst c.q. voeging van de zijde van [verweerder incident/gedaagde hoofdzaak].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten voor zover van belang in het incident
2.1.
Op 17 augustus 2020 is door de rechtbank Gelderland het faillissement uitgesproken van [onderneming] (hierna: [onderneming]). [onderneming] voerde een deurwaarders- en incassopraktijk.
2.2.
Statutair bestuurder van [onderneming] is [betrokken partij 1] Statutair bestuurder van [betrokken partij 1] is [betrokken partij 2] [eiser incident] is de bestuurder en enig aandeelhouder van [betrokken partij 2] [eiser incident] was ook gerechtsdeurwaarder en directeur-grootaandeelhouder van [onderneming] op het moment van het faillissement.
2.3.
[verweerder incident/gedaagde hoofdzaak] was ten tijde van het faillissement benoemd als waarnemend gerechtsdeurwaarder van [onderneming]. In die hoedanigheid heeft [verweerder incident/gedaagde hoofdzaak] het beheer en de beschikking over de kwaliteitsrekening van [onderneming] verkregen.
2.4.
Na afrekening met alle opdrachtgevers is een bedrag, door partijen aangeduid als “het surplus”, overgebleven op de kwaliteitsrekening. Een deel daarvan is door [verweerder incident/gedaagde hoofdzaak] naar de boedelrekening van de curator overgemaakt.

3.Het geschil

in de hoofdzaak
3.1.
[verweerder incident/eiser hoofdzaak] vordert - samengevat - dat de rechtbank bij vonnis voor recht verklaart dat het resterende saldo van de kwaliteitsrekening van [onderneming] toekomt aan de faillissementsboedel, althans dat [verweerder incident/gedaagde hoofdzaak] wordt veroordeeld dit saldo aan [verweerder incident/eiser hoofdzaak] te voldoen met de daarover verschuldigde wettelijke rente. De rechtbank begrijpt dat [verweerder incident/eiser hoofdzaak] hieraan ten grondslag legt dat het saldo van de kwaliteitsrekening op grond van artikel 20 van de Faillissementswet behoort tot het faillissementsvermogen van [onderneming].
3.2.
[verweerder incident/gedaagde hoofdzaak] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [verweerder incident/eiser hoofdzaak], dan wel tot afwijzing van diens vorderingen. [verweerder incident/gedaagde hoofdzaak] legt hieraan kort gezegd ten grondslag dat het resterende saldo op grond van artikel 19 Gerechtsdeurwaarderswet toekomt aan de deurwaarder, althans dat dit saldo dient ter dekking van de kosten van de waarnemend deurwaarder op grond van artikel 24 Gerechtsdeurwaarderswet.
in het incident
3.3.
[eiser incident] vordert dat hem wordt toegestaan in de hoofdzaak tussen te komen dan wel hem wordt toegestaan zich in de hoofdzaak aan de zijde van [verweerder incident/gedaagde hoofdzaak] te voegen. [eiser incident] legt aan de primaire incidentele vordering ten grondslag dat hij de rechthebbende is op het surplus van [onderneming], dat deels door [verweerder incident/gedaagde hoofdzaak] aan [verweerder incident/eiser hoofdzaak] is uitgekeerd. Aan de subsidiaire incidentele vordering tot voeging legt [eiser incident] ten grondslag dat hij in elk geval wil voorkomen dat [verweerder incident/gedaagde hoofdzaak] het resterende saldo op de kwaliteitsrekening over moet maken aan [verweerder incident/eiser hoofdzaak]
3.4.
[verweerder incident/eiser hoofdzaak] en [verweerder incident/gedaagde hoofdzaak] refereren zich aan het oordeel van de rechtbank.

4.De beoordeling in het incident

4.1.
De rechtbank stelt voorop dat ieder die een belang heeft bij een tussen andere partijen aanhangig geschil, kan vorderen zich daarin te mogen voegen of daarin te mogen tussenkomen (artikel 217 Rv). Voor het aannemen van een belang bij tussenkomen is voldoende dat de derde partij vordert te mogen tussenkomen als zij een eigen vordering wil instellen tegen (een van) de procederende partijen en voldoende belang heeft zich met dat doel te mengen in het aanhangige geding in verband met de nadelige gevolgen die zij van de uitspraak in het hoofdgeding kan ondervinden. Voor het aannemen van een belang bij voeging is voldoende dat de partij die voeging vordert nadelige gevolgen kan ondervinden van een uitkomst van de procedure die ongunstig is voor de partij aan wier zijde de derde zich voegt.
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat de incidentele vordering tot tussenkomst moet worden toegewezen, omdat de aangevoerde gronden die vordering kunnen dragen. [eiser incident] heeft gesteld dat hij een zelfstandige vordering wenst in te stellen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat hij de rechthebbende is op het surplus van de kwaliteitsrekening en [verweerder incident/gedaagde hoofdzaak] ten onrechte een deel daarvan naar de boedelrekening heeft overgemaakt. Een toewijzing van de vorderingen in de hoofdzaak betekent dat het resterende saldo van de kwaliteitsrekening van [onderneming] toekomt aan de faillissementsboedel. [eiser incident] kan dus nadelige gevolgen ondervinden van de uitspraak in het hoofdgeding. [eiser incident] heeft daarmee voldoende belang bij de vordering tot tussenkomst.
4.3.
Aangezien de incidentele vordering tot tussenkomst wordt toegewezen, behoeft de (subsidiaire) vordering tot voeging geen bespreking meer.
4.4.
Nu de beslissing in de hoofdzaak bepalend is voor de vraag wie de kosten van het incident moet dragen, zal de rechtbank de beslissing over de kosten aanhouden tot de beslissing in de hoofdzaak.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
staat [eiser incident] toe in de hoofdzaak tussen te komen,
5.2.
houdt de beslissing omtrent de kosten van het incident aan,
in de hoofdzaak
5.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 31 mei 2023 voor het nemen van de conclusie van eis in de tussenkomst door [eiser incident].
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Harten en in het openbaar uitgesproken op 19 april 2023.
56498