In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, is op 19 april 2023 een incident behandeld waarin een vordering tot tussenkomst is ingediend. De zaak betreft het faillissement van een deurwaarders- en incassopraktijk, uitgesproken op 17 augustus 2020. De curator in het faillissement, vertegenwoordigd door [verweerder incident/eiser hoofdzaak], vordert dat het resterende saldo van de kwaliteitsrekening toekomt aan de faillissementsboedel. De gedaagde, [verweerder incident/gedaagde hoofdzaak], stelt dat dit saldo toekomt aan de deurwaarder op basis van de Gerechtsdeurwaarderswet.
Daarnaast heeft [eiser incident] een incidentele vordering ingediend om in de hoofdzaak tussen te komen, omdat hij zich als rechthebbende op het surplus van de kwaliteitsrekening beschouwt. De rechtbank oordeelt dat [eiser incident] voldoende belang heeft bij de vordering tot tussenkomst, aangezien hij nadelige gevolgen kan ondervinden van de uitspraak in de hoofdzaak. De rechtbank wijst de incidentele vordering tot tussenkomst toe en houdt de beslissing over de kosten aan tot de hoofdzaak. De zaak zal op 31 mei 2023 opnieuw op de rol komen voor het nemen van de conclusie van eis in de tussenkomst door [eiser incident].