ECLI:NL:RBGEL:2023:3399

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 juni 2023
Publicatiedatum
14 juni 2023
Zaaknummer
418390 en 419691
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging uithuisplaatsing van een kind in pleegzorg met aandacht voor opgroeiperspectief

In deze zaak heeft de kinderrechter op 19 juni 2023 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een kind in een pleeggezin. Het kind, dat onder toezicht staat sinds 7 maart 2019, is eerder uit huis geplaatst en heeft sinds 1 oktober 2022 bij de vader gewoond. De vader en moeder zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de situatie is problematisch. De vader heeft moeite om de opvoedingsbehoeften van het kind te vervullen, wat leidt tot toenemende gedragsproblemen. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren en heeft de verzoeken van de gezinsvoogdijinstantie (GI) om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen, in overweging genomen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de gedragsproblemen van het kind zijn toegenomen, ondanks de inzet van hulpverlening. De vader heeft aangegeven dat hij het niet eens is met de uithuisplaatsing en dat hij meer ondersteuning thuis nodig heeft. De moeder heeft ook verzocht om de uithuisplaatsing af te wijzen en heeft aangegeven dat het kind bij de vader kan wonen. De kinderrechter heeft echter geconcludeerd dat de situatie bij de vader niet voldoende is gestabiliseerd om het kind daar te laten wonen. Daarom is de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 6 december 2023, met de noodzaak om in de komende periode te onderzoeken of het kind weer bij de vader kan wonen. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het verzoek van de GI toegewezen, terwijl het overige deel van het spoedverzoek is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Zutphen
Zaaknummers: C/05/418390 / ZJ RK 23-346 (uithuisplaatsing)
C/05/419691 / ZJ RK 23-457 (spoedmachtiging uithuisplaatsing)
Datum uitspraak: 19 juni 2023
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
[naam GI],
gevestigd te [plaats] ,
hierna te noemen de GI,
betreffende
[het kind], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [het kind] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[verzoekster],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. D.E. Post te Heerhugowaard;
[naam vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. A.J.M. van Haaren te Doetinchem.

1.Het procesverloop

Het verloop van de procedure in zaak C/05/418390 / ZJ RK 23-346 blijkt uit:
  • het verzoek met bijlage(n) van de GI van 25 april 2023, ingekomen bij de griffie op 25 april 2023;
  • het bericht met bijlagen van mr. Van Haaren van 31 mei 2023;
  • het bericht met bijlagen van mr. Van Haaren van 2 juni 2023.
Het verloop van de procedure in zaak C/05/419691 / ZJ RK 23-457 blijkt uit:
  • de beschikking van de kinderrechter van 25 mei 2023;
  • het bericht met bijlagen van mr. Van Haaren van 31 mei 2023;
  • het bericht met bijlagen van mr. Van Haaren van 2 juni 2023.
Op 5 juni 2023 heeft de kinderrechter de zaken tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld, tegelijkertijd met de zaak over de schriftelijke aanwijzing en het vaststellen van een contactregeling (zaaknummer C/05/418343 / ZJ RK 23-341).
Verschenen zijn:
  • de moeder, bijgestaan door mr. Brouwer als waarnemer van mr. Post;
  • de vader, bijgestaan door mr. Van Haaren,
  • twee vertegenwoordigsters van de GI;
Daarnaast is bijzondere toegang verleend aan de persoonlijk begeleidster van de vader, een hulpverlener van [naam 1] .

2.De feiten

De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [het kind] .
[het kind] staat onder toezicht sinds 7 maart 2019. De kinderrechter heeft bij beschikking van 8 november 2022 de ondertoezichtstelling van [het kind] verlengd tot 6 december 2023.
Bij beschikking van deze kinderrechter van 25 augustus 2023 is [het kind] tot 1 oktober 2022 uit huis geplaatst in een voorziening voor pleegzorg, en vanaf 1 oktober 2022 bij de vader.
Bij spoedbeslissing van de kinderrechter van 25 mei 2023 is [het kind] gedurende vier weken uit huis geplaatst in een voorziening voor pleegzorg onder aanhouding van het overige deel van het verzoek. [het kind] verblijft sindsdien in het pleeggezin waar hij eerder van juli 2022 tot 1 oktober 2022 verbleef.

3.De verzoeken

In zaak C/05/418390 / ZJ RK 23-346 (uithuisplaatsing):
De GI verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [het kind] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de ondertoezichtstelling, en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
In zaak C/05/419691 / ZJ RK 23-457 (spoedmachtiging uithuisplaatsing):
Bij spoedbeslissing van 25 mei 2023 is [het kind] gedurende vier weken uit huis geplaatst in het pleeggezin waar hij eerder tijdelijk heeft verbleven en is het verzoek voor het overige aangehouden. Aan de kinderrechter ligt nog voor te beslissen over de resterende duur van het verzoek om uithuisplaatsing van [het kind] in een pleeggezin, namelijk voor de duur van de ondertoezichtstelling.

4.De standpunten van de belanghebbenden

De vader verzoekt de uithuisplaatsing van [het kind] in een voorziening voor pleegzorg af te wijzen. [het kind] is vanaf 1 oktober 2022 bij de vader geplaatst. De toenmalige jeugdbeschermer zou een school en dagbesteding bij de vader in de buurt regelen. [het kind] zit nog steeds bij [naam 2] in [plaats] en de rit van een uur is lang voor [het kind] . De vader heeft tegenwerking van de vorige jeugdbeschermer ervaren omdat zij het niet eens was met de plaatsing bij de vader. Er is wel intensieve ambulante gezinsbegeleiding (IAG) ingezet en het eerste deel van de IAG heeft de vader goed afgesloten. Vervolgens zijn er in april 2023 zorgen geuit en de daaropvolgende uithuisplaatsing van [het kind] was onverwacht voor de vader. Er is geen duidelijk plan, geen recente diagnose van [het kind] , en het huidige pleeggezin kan alleen in crisis opvangen. De vader vindt dat hij met extra pedagogische begeleiding en een goede dagbesteding in de buurt voor [het kind] kan zorgen.
Ook de moeder verzoekt de uithuisplaatsing van [het kind] in een voorziening voor pleegzorg af te wijzen. [het kind] kan bij de vader wonen, en de moeder wil in co-ouderschap met de vader voor [het kind] zorgen. Zo kan zij de vader ontlasten in de zorg voor [het kind] . Niet alle mogelijkheden zijn uitgeput om [het kind] bij de ouders te laten opgroeien. Diagnostiek is niet ingezet, er kan nog therapie worden ingezet en duidelijke ondersteuning met praktische hulp bij de ouders.

5.De beoordeling

De kinderrechter moet beslissen of [het kind] uit huis geplaatst blijft of dat hij bij de vader kan verblijven. Of [het kind] bij de moeder kan verblijven, kan de kinderrechter niet beoordelen. De kinderrechter beschikt over onvoldoende gegevens om te beoordelen of de situatie bij de moeder zodanig is gestabiliseerd dat [het kind] daar terecht zou kunnen.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling beslist de kinderrechter dat [het kind] in een pleeggezin moet blijven. De kinderrechter verleent daarom de machtiging tot uithuisplaatsing van [het kind] in een voorziening voor pleegzorg (pleeggezin) gedurende de ondertoezichtstelling omdat de machtiging noodzakelijk is in het belang van zijn verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek). Belangrijkste redenen zijn dat de gedragsproblemen van [het kind] zijn toegenomen ondanks de betrokken hulpverlening en de inzet van de vader, en dat [het kind] bovengemiddeld veel sturing vraagt van zijn opvoeders, zoals blijkt uit het overgelegde verslag IAG van 21 april 2023 over de periode van 21 oktober 2022 tot 17 april 2023. Hierna legt de kinderrechter zijn oordeel nader uit.
Allereerst benoemt de kinderrechter dat hij tijdens de mondelinge behandeling twee zeer betrokken ouders heeft gezien die het beste voor hebben met [het kind] . De vader heeft zich zichtbaar maximaal ingezet om goed voor [het kind] te zorgen. Hij heeft goed meegewerkt met de ingeschakelde intensieve ambulante gezinsbegeleiding (IAG). De rechtbank constateert dat er geen signalen van alcoholmisbruik en/of fysieke mishandeling door de vader zijn. De begeleider van de IAG is uitvoerig in het gezin van de vader en [het kind] aanwezig geweest en heeft niets gerapporteerd over alcohol of mishandeling. Bij de beoordeling hecht de kinderrechter daarom ook geen waarde aan de anonieme melding over het (eenmalige) incident bij de supermarkt van 17 mei 2023.
De kinderrechter is van oordeel dat de kern van het probleem is benoemd in het verslag IAG van de gedragswetenschapper van 21 april 2023. Daaruit blijkt dat [het kind] bovengemiddelde opvoedingsvaardigheden vergt en de vader die – ondanks zijn inzet en goede intenties – nu niet kan bieden. Uit het genoemde verslag komt naar voren dat [het kind] een getraumatiseerde jongen met een verstandelijke beperking is die prikkelverwerkingsproblemen en hechtingsproblematiek heeft. Voor groei en ontwikkeling moet hij zich veilig voelen en is het belangrijk dat zijn emoties erkend worden. Gedragsproblematiek is een manier om te uiten dat er geen ruimte is voor gevoelens. De vader kan, zo blijkt uit het verslag, onvoldoende vanuit zijn opvoedersrol de emotionele behoefte van [het kind] zien waardoor de situatie verslechtert. De inzet van IAG heeft onvoldoende resultaat opgeleverd.
De kinderrechter stelt vast dat de gedragsproblemen van [het kind] in de afgelopen periode zijn toegenomen, ondanks de ingezette hulpverlening in de thuissituatie bij de vader en op school. [het kind] laat aanhoudend verbaal en fysiek gedrag zien in de vorm van onder meer bijten, spugen en slecht luisteren, waarin hij niet valt te corrigeren. Bij de vader thuis is 4 á 5 keer per week IAG ingezet en dat heeft niet geleid tot vermindering van het negatieve gedrag van [het kind] . Vanuit de GI zijn er zorgen over de leerbaarheid van de vader om consequent en duidelijk te blijven in de opvoeding van [het kind] en de kinderrechter deelt die zorgen. Op school heeft een-op-een-begeleiding ook niet geleid tot verbetering van het gedrag van [het kind] . In de laatste weken bij vader ging [het kind] zelfs niet meer naar school omdat hij zich had misdragen tijdens het leerlingenvervoer. Hij was toen geschorst van het leerlingenvervoer, zoals blijkt uit de overgelegde mail van Leerlingenvervoer [plaats] van 22 mei 2023.
Dat het niet goed gaat bij de vader thuis ontkent de vader ook niet. De vader is het echter niet eens met de GI dat de oplossing moet worden gezocht in het plaatsen van [het kind] in een pleeggezin. Volgens de vader zou er juist meer hulp bij hem thuis moeten worden ingeschakeld. Welke hulp de vader precies in gedachten heeft, is echter onduidelijk. Of het mogelijk is om nog meer hulp in te schakelen, is evenmin duidelijk. De GI heeft in dit verband in ieder geval naar voren gebracht dat intensivering van de IAG niet zal leiden tot een verbetering van de situatie, mede omdat niet is gebleken dat de vader voldoende leerbaar is. In de overgelegde dagverslagen leest de kinderrechter dat de aanwezige IAG-er regelmatig een stabiliserende rol moet spelen in het coachen van het gedrag van [het kind] en dat daarin geen groei zit. Het negatieve gedrag van [het kind] blijft vrijwel permanent aanwezig. Evenmin lijkt het mogelijk om de vader te ontlasten met behulp van een alternatief logeerverblijf, zoals bijvoorbeeld een zorgboerderij voor het weekend. De GI heeft hier wel naar gezocht, maar er blijkt geen geschikte plek beschikbaar. De moeder heeft tot slot aangeboden om de vader te ondersteunen door op momenten voor [het kind] te zorgen, maar dat acht de kinderrechter – met de GI – voor nu geen reële optie. [het kind] woonde tot afgelopen zomer bij de moeder en is toen met spoed uithuisgeplaatst omdat dit niet meer ging. Sinds [het kind] in oktober 2022 bij de vader woont heeft de moeder geen contact meer gehad met [het kind] en zij is tot nu toe niet bereid geweest om mee te werken aan het plan dat de GI heeft opgesteld om dit contact weer te herstellen. Voordat de moeder in beeld kan komen als ondersteunend logeeradres, zal eerst haar contact met [het kind] moeten worden hersteld en zal zij in samenwerking moeten komen met de GI.
Het voorgaande betekent dat de situatie op dit moment zo is dat enerzijds een verbetering nodig is om het verblijf van [het kind] bij de vader verantwoord te kunnen voortzetten, terwijl anderzijds geen concreet zicht bestaat op deze verbetering. Bij deze stand van zaken ziet de kinderrechter geen alternatief voor de door de GI verzochte voortzetting van het verblijf van [het kind] in het pleeggezin. Dit betekent dat het verzoek moet worden toegewezen en dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [het kind] in een pleeggezin zal worden verlengd voor de resterende duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot
6 december 2023.
In de komende periode tot 6 december 2023 zal er uitgezocht moeten worden in hoeverre [het kind] kan verblijven bij de vader. De kinderrechter kan niet uitsluiten dat [het kind] weer bij de vader kan wonen met extra ondersteuning. Er zal gekeken moeten worden welke maatwerkhulpverlening in de situatie bij de vader helpend is en welke school/dagbesteding het beste past in de situatie bij de vader. Daarnaast is nader onderzoek van [het kind] nodig om hem de juiste begeleiding te kunnen geven. Ook zal er onderzoek verricht moeten worden naar het opgroeiperspectief van [het kind] , zodat hierover in december 2023 duidelijkheid bestaat, voor het geval de GI besluit om een nieuw verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van [het kind] in te dienen.
Juridisch gezien wijst de kinderrechter het verzoek met zaaknummer C/05/418390 / ZJ RK 23-346 toe, bekrachtigt de kinderrechter de vier weken van de spoedmachtiging tot uithuisplaatsing (zaaknummer C/05/419691 / ZJ RK 23-457) en wijst hij het overige deel van dat spoedverzoek af omdat het reguliere verzoek wordt toegewezen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van
[het kind], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
in een voorziening voor pleegzorg tot 6 december 2023 (de duur van de ondertoezichtstelling);
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. E. Schippers, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2023, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Verschuren als griffier..
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.