ECLI:NL:RBGEL:2023:3398

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 juni 2023
Publicatiedatum
14 juni 2023
Zaaknummer
418343
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van verzoek tot vervallenverklaring van schriftelijke aanwijzing en contactregeling tussen moeder en kind

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Gelderland op 19 juni 2023 uitspraak gedaan in een verzoek van de moeder om een schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling (GI) te laten vervallen. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. D.E. Post, verzocht om een contactregeling met haar kind, dat onder toezicht staat sinds 7 maart 2019. De GI had eerder een omgangsregeling vastgesteld waarbij de moeder slechts één uur per twee weken contact zou hebben met haar kind. De moeder was van mening dat deze regeling te beperkt was en dat zij meer contact met haar kind wenste. De vader, vertegenwoordigd door mr. A.J.M. van Haaren, steunde het belang van contact tussen de moeder en het kind, maar liet de beslissing aan de GI over.

Tijdens de mondelinge behandeling op 5 juni 2023, die met gesloten deuren plaatsvond, werd het procesverloop besproken. De kinderrechter oordeelde dat de schriftelijke aanwijzing zorgvuldig tot stand was gekomen en dat het in het belang van het kind was om het contact geleidelijk te herstellen, gezien de persoonlijke problematiek van het kind. De kinderrechter wees de verzoeken van de moeder af, omdat de voorgestelde opbouwregeling van de GI passend werd geacht. De kinderrechter concludeerde dat het verzoek van de moeder om de schriftelijke aanwijzing te laten vervallen en om een uitgebreidere contactregeling vast te stellen, niet in het belang van het kind was.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Zutphen
Zaaknummer: C/05/418343 / ZJ RK 23-341
Datum uitspraak: 19 juni 2023
Beschikking van de kinderrechter over de schriftelijke aanwijzing en het contact
in de zaak van
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. D.E. Post te Heerhugowaard
tegen
de gecertificeerde instelling
[naam instelling] ,
gevestigd te [plaats] ,
hierna te noemen: de GI,
betreffende
[het kind], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [het kind] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. A.J.M. van Haaren te Doetinchem.

1.Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de moeder van 24 april 2023, ingekomen bij de griffie op 24 april 2023.
Op 5 juni 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld, tegelijkertijd met de twee zaken betreffende de uithuisplaatsing van [het kind] (zaaknummers C/05/418390 / ZJ RK 23-346 (uithuisplaatsing) en C/05/419691 / ZJ RK 23-457 (spoedmachtiging uithuisplaatsing).
Verschenen zijn:
  • de moeder, bijgestaan door mr. Brouwer als waarnemer van mr. Post;
  • de vader, bijgestaan door mr. Van Haaren,
  • twee vertegenwoordigsters van de GI;
Daarnaast is bijzondere toegang verleend aan de persoonlijk begeleidster van de vader, een hulpverlener van [naam] .

2.De feiten

De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [het kind] .
[het kind] staat onder toezicht sinds 7 maart 2019. De kinderrechter heeft bij beschikking van 8 november 2022 de ondertoezichtstelling van [het kind] verlengd tot 6 december 2023.
Bij beschikking van deze kinderrechter van 25 augustus 2023 is [het kind] tot 1 oktober 2022 uit huis geplaatst in een voorziening voor pleegzorg, en vanaf 1 oktober 2022 bij de vader.
De GI heeft op 7 april 2023 een schriftelijke aanwijzing gegeven betreffende de verzorging en opvoeding van [het kind] . Hierin is het volgende opgenomen:
“De gecertificeerde instelling [naam instelling] stelt de volgende omgangsregeling vast:
-
begeleide omgang tussen [het kind] en moeder één uur per twee weken op een neutrale locatie.”
Bij spoedbeslissing van de kinderrechter van 25 mei 2023 is [het kind] gedurende vier weken uit huis geplaatst in een voorziening voor pleegzorg onder aanhouding van het overige deel van het verzoek. [het kind] verblijft sindsdien in het pleeggezin waar hij eerder van juli 2022 tot 1 oktober 2022 verbleef.

3.Het verzoek

De moeder verzoekt de schriftelijke aanwijzing van de GI van 13 april 2023 geheel vervallen te verklaren en een contactregeling vast te stellen als volgt:
  • [het kind] verblijft wekelijks op woensdagmiddag van 13.30 uur tot na het avondeten bij de moeder thuis,
  • na vier bezoeken wordt uitgebreid met (wekelijks) de zaterdagmiddag van 14.00 uur tot na het avondeten, en
  • weer na vier weken wordt uitgebreid met een overnachting van zaterdag op zondag, steeds bij de moeder thuis.
De moeder voert aan dat zij sinds augustus 2022 geen contact met [het kind] meer heeft gehad. De moeder had geen vertrouwen meer in de vorige jeugdzorgwerker en het lukte niet om samen te werken. Voor zover de GI een uur contact in de twee weken heeft aangeboden is dat veel te kort en dat geeft te veel prikkels voor [het kind] volgens de moeder.

4.Het standpunt van de GI

De GI vindt het moeilijk afspraken met de moeder te maken over het contact tussen haar en [het kind] . Vanaf het moment van plaatsing bij de vader op 1 oktober 2022 is er geen contact meer geweest. De GI ziet dat het de moeder raakt dat zij [het kind] niet ziet, maar de moeder gaat zelf niet akkoord met het aangeboden contact. Het is aan de moeder om in beweging te komen wat dat betreft.

5.Het standpunt van belanghebbende

De vader vindt contact tussen de moeder en [het kind] belangrijk. Het is verder aan de GI om over de contactregeling te beslissen.

6.De beoordeling

Op verzoek van een met het gezag belaste ouder kan de kinderrechter een schriftelijke aanwijzing geheel vervallen verklaren (artikel 1:264 lid 1 Burgerlijk Wetboek).
De termijn voor het indienen van het verzoek bedraagt twee weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop de beslissing is verzonden of uitgereikt (lid 3). De kinderrechter stelt vast dat het verzoek binnen de termijn van twee weken is binnengekomen en verklaart de moeder daarom ontvankelijk in haar verzoek.
Niet in geschil is dat de schriftelijke aanwijzing zorgvuldig tot stand is gekomen. De kinderrechter gaat daarom daarvan uit.
De kinderrechter constateert dat de schriftelijke aanwijzing is gericht op contactherstel tussen de moeder en [het kind] . De moeder is het niet eens met het voorstel van de GI om eens per twee weken een uur contact te hebben met [het kind] . De moeder wil langer en frequenter contact met [het kind] en weigert daarom het voorstel van de GI om te beginnen met omgang van een uur in de twee weken. Met de GI is de kinderrechter echter van oordeel dat, gelet op de persoonlijke problematiek van [het kind] (waaronder een verstandelijke beperking, prikkelverwerkingsproblemen, hechtingsproblematiek en gedragsproblemen) in combinatie met het gegeven dat hij al enige tijd helemaal geen contact meer heeft met zijn moeder, het in het belang van [het kind] is om het contact geleidelijk en gecontroleerd te herstellen. Het voorstel dat de GI daartoe in de schriftelijke aanwijzing heeft neergelegd, komt – gelet op de hierop gegeven toelichting – erop neer dat begonnen wordt met vijf keer eens per twee weken een uur contact en dat daarna geëvalueerd zal worden in hoeverre de contacten kunnen worden uitgebreid. De kinderrechter acht een dergelijke opbouwregeling in dit geval passend en ziet daarom geen reden de schriftelijke aanwijzing vervallen te verklaren. Om diezelfde redenen acht de kinderechter vaststelling van een uitgebreidere contactregeling zoals de moeder heeft verzocht op dit moment niet in het belang van [het kind] . Beide verzoeken van de moeder zullen dan ook worden afgewezen.

7.De beslissing

De kinderrechter wijst de verzoeken af.
Deze beschikking is gegeven door mr. E. Schippers, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2023, in aanwezigheid van mr. M.M. Verschuren als griffier.