ECLI:NL:RBGEL:2023:3375

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 april 2023
Publicatiedatum
13 juni 2023
Zaaknummer
390154
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake gebreken aan de gevel en fundering van een woning na deskundigenbericht

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland, is op 12 april 2023 een vonnis uitgesproken in een geschil tussen een eisende partij en gedaagde partijen over gebreken aan de gevel en fundering van een woning. De eisende partij, vertegenwoordigd door advocaat mr. Chr. Nome, stelde dat er sprake was van non-conformiteit en een wezenlijk gebrek in de constructie van de woning, veroorzaakt door verschillende funderingsmethodes en scheurvorming in de gevels. De gedaagde partijen, vertegenwoordigd door advocaat mr. F.M. Aarts, betwistten deze claims en stelden dat de deskundige had geconcludeerd dat er geen voortschrijdend proces van zetting en/of scheurvorming was op het moment van eigendomsoverdracht in 2018.

De rechtbank heeft het deskundigenbericht in overweging genomen, waarin werd gesteld dat de scheurvorming het gevolg was van zettingen in de ondergrond en dat de constructieve staat van de gevel niet dusdanig slecht was dat deze gesloopt moest worden. De rechtbank oordeelde dat de deskundige voldoende had toegelicht dat er geen wezenlijk gebrek was en dat de vorderingen van de eisende partij daarom moesten worden afgewezen. De rechtbank wees ook op de proceskosten, die voor rekening van de eisende partij kwamen, en bepaalde dat de deskundigenkosten eveneens door de eisende partij moesten worden vergoed.

De rechtbank concludeerde dat de eisende partij ongelijk had gekregen en dat er geen sprake was van non-conformiteit, waardoor de vorderingen werden afgewezen. De proceskosten werden vastgesteld op € 3.909,50, te vermeerderen met wettelijke rente, en de eisende partij werd veroordeeld tot betaling van de deskundigenkosten van € 4.537,50, die reeds als voorschot waren voldaan. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/390154 / HA ZA 21-336
Vonnis van 12 april 2023
in de zaak van
[eisende partij],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
advocaat: mr. Chr. Nome te Groningen,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2],
te [woonplaats] ,
gedaagde partijen,
advocaat: mr. F.M. Aarts te Heilig Landstichting.
Partijen zullen hierna [eisende partij] en (in enkelvoud) [gedaagde partijen] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verdere procesverloop blijkt uit:
- het tussenvonnis van 16 februari 2022
- het deskundigenbericht van 19 september 2022
- de conclusie na deskundigenbericht van [eisende partij] van 9 november 2022
- de conclusie na deskundigenbericht van [gedaagde partijen] van 9 december 2022
- de akte van [eisende partij] van 18 januari 2023
1.2.
Vervolgens is opnieuw vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De rechtbank blijft bij hetgeen in het tussenvonnis van 16 februari 2022 is overwogen en beslist.
2.2.
De deskundige heeft in het rapport op de vragen genoemd in het tussenvonnis van 16 februari 2022 - kort samengevat - geantwoord dat de aanwezige scheurvorming in de gevels het gevolg is van (a) het verschil van zettingen in de ondergrond (waarbij de verschillen zijn veroorzaakt doordat in het verleden verschillende methodes van funderingen zijn gebruikt) en (b) (op één plek) het met de hand uithakken van de stenen ten behoeve van een gat in de muur. De deskundige heeft verder geconcludeerd dat een eindsituatie is ontstaan met betrekking tot zetting en scheurvorming. De constructieve staat van het buitenspouwblad van de linkerzijgevel, waarin scheurvorming heeft plaatsgevonden, is volgens de deskundige ook niet dusdanig slecht dat deze gesloopt moet worden. De deskundige heeft wel een suggestie gedaan ten aanzien van de wijze waarop de scheurvorming kan worden hersteld en begroot wat de kosten hiervan zijn.
2.3.
In de conclusie na deskundigenbericht schrijft [eisende partij] dat, nu de oorzaak volgens de deskundige is gelegen in het gebruik van verschillende methodes van funderingen, reeds om die reden sprake is van een gebrek. De woning zou daardoor, aldus [eisende partij] , op onjuiste wijze zijn gefundeerd. Ten aanzien van het linker gedeelte van de linkerzijgevel zou de deskundige volgens [eisende partij] ten onrechte niet hebben toegelicht wat de oorzaak van de scheurvorming is. Daarnaast voert [eisende partij] aan dat de deskundige geen antwoord heeft gegeven op de vraag of op het moment van de eigendomsoverdracht, op 9 juli 2018, een eindsituatie is bereikt, omdat deze alleen heeft verklaard dat de zijmuur in of na 1973 is gebouwd en aangenomen mag worden dat na 45 jaar een eindsituatie is bereikt. De deskundige heeft daarmee, aldus [eisende partij] , ten onrechte in het midden gelaten wat de situatie was op het moment van de eigendomsoverdracht in 2018.
2.4.
[eisende partij] voert tevens aan dat de gevel in de tussentijd is gestabiliseerd door bureau [bureau 1] . Om die reden is het volgens [eisende partij] logisch dat de deskundige bij de scheurvorming geen verschil heeft kunnen waarnemen tussen het beeld op basis van foto’s uit 2018 (van expertisebureau [bureau 2] ) en de eigen waarneming van de deskundige in 2022. [eisende partij] bestrijdt dat de activiteiten van bureau [bureau 1] , zoals de deskundige in reactie op de opmerkingen van [eisende partij] heeft gesteld, niet van invloed kunnen zijn geweest op de stabilisatie van de fundering.
2.5.
[eisende partij] ontkent dat de deskundige bij de beoordeling van de constructieve staat van het buitenspouwblad, bij wijze van test, zich tegen de muur heeft laten vallen en plaatst kanttekeningen bij deze methode. Deze test in 2022 zegt volgens [eisende partij] bovendien niets over de situatie op het moment van de eigendomsoverdracht. Daarnaast heeft de deskundige volgens [eisende partij] ten onrechte geen antwoord gegeven op de vraag welke maatregelen nodig zijn om de gebreken, die volgens [eisende partij] wel aanwezig zijn, te herstellen. Ook staan de bevindingen van de deskundige volgens [eisende partij] haaks op de conclusies van eerdere deskundigen.
2.6.
Volgens [eisende partij] moet ofwel een nieuwe deskundige worden benoemd ofwel het eindvonnis worden gebaseerd op de conclusies van de deskundigen die eerder in de zaak hebben geadviseerd en het betoog van [eisende partij] onderschrijven.
2.7.
In de conclusie na deskundigenbericht van [gedaagde partijen] wordt in reactie op [eisende partij] naar voren gebracht dat het gebruik van verschillende funderingsmethodes niet betekent dat er op onjuiste wijze is gefundeerd. Ook is volgens [gedaagde partijen] door de deskundige wel degelijk ingegaan op de oorzaken van de scheuren in het linker deel van de linkerzijgevel en heeft de deskundige, toen deze concludeerde dat ten aanzien van de zetting en scheurvorming een eindsituatie was bereikt, evident gedoeld op de situatie ten tijde van de eigendomsoverdracht in 2018 (45 jaar na 1973). [gedaagde partijen] wijst erop dat [eisende partij] hier ook eerder opmerkingen over had kunnen maken, indien dit onduidelijk was. Ook heeft [eisende partij] geen nadere onderbouwing overgelegd van haar betwisting van het gemotiveerde standpunt van de deskundige dat de tussentijdse werkzaamheden van [bureau 1] niet van invloed kunnen zijn geweest op de stabilisatie. Dit had [eisende partij] volgens [gedaagde partijen] kunnen en moeten doen als zij de onderbouwde conclusie van de deskundige (dat een eindsituatie is ontstaan in het proces van zetting en/of scheurvorming) had willen ontzenuwen. De constructieve staat van het buitenspouwblad is volgens [gedaagde partijen] door de deskundige beoordeeld en geconcludeerd is dat deze voldoet. [gedaagde partijen] wijst erop dat de deskundige dit op verschillende manieren heeft onderzocht (niet alleen door zich tegen de gevel te laten vallen) en de uitkomsten van de beoordeling wel degelijk iets zeggen over de constructieve staat bij de eigendomsoverdracht. Als de constructieve staat voldoet in 2022, dan moet deze ook hebben voldaan in 2018, aldus [gedaagde partijen] .
2.8.
[gedaagde partijen] concludeert dat uit het rapport van de deskundige volgt dat geen sprake is van een wezenlijk constructief gebrek en de deskundige zich dus terecht niet heeft uitgelaten over de kosten van funderingsmaatregelen (en zich begrijpelijkerwijs heeft beperkt tot berekening van de kosten voor eventueel te nemen maatregelen tegen de door zetting veroorzaakte scheurvorming). Volgens [gedaagde partijen] liggen de vorderingen van [eisende partij] daarom voor afwijzing gereed.
2.9.
Bij akte van 18 januari 2023 heeft [eisende partij] nog betwist dat, zoals [gedaagde partijen] in zijn conclusie na deskundigenbericht stelt, zij bij de verkoop door bureau [bureau 3] zou zijn gewezen op scheurvorming. [eisende partij] stelt zich verder op het standpunt dat zij daarmee in elk geval niet alle gebreken zou hebben aanvaard.
2.10.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit het tussenvonnis van 16 februari 2022 volgt dat de scheuren in de gevel op zichzelf niet leiden tot non-conformiteit, maar dat van belang is of ten tijde van de eigendomsoverdracht sprake was van een voortschrijdend proces van zetting en/of scheurvorming. Anders dan [eisende partij] stelt, volgt uit de constatering van de deskundige, dat gebruik is gemaakt van verschillende methodes van funderingen, nog niet dat sprake is van een gebrek, laat staan een wezenlijk gebrek. Naar het oordeel van de rechtbank volgt bovendien duidelijk uit het rapport van de deskundige dat op het moment van levering geen sprake was van een voortschrijdend proces van zetting en/of scheurvorming. De belangrijkste conclusie van de deskundige is namelijk dat in 2018 een “evenwichtstoestand is bereikt en een “eindsituatie” was ontstaan. Dat onduidelijk zou zijn welk moment de deskundige voor ogen heeft gestaan, volgt de rechtbank niet. Het is bovendien feitelijk onjuist dat de deskundige de oorzaken van de scheuren in het linker deel van de linkerzijgevel niet zou hebben benoemd. Voor de scheurvorming aldaar geldt volgens de deskundige immers “hetzelfde als hierboven omschreven”. Met andere woorden: verschillende methodes van funderingen geven een verschil in zettingen.
2.11.
De rechtbank neemt de bevindingen en conclusies van de deskundige over en volgt deze, omdat deze inzichtelijk gemotiveerd en toegelicht zijn. Daarbij wordt ook in aanmerking genomen dat de deskundige er blijk van heeft gegeven rekening te hebben gehouden met de door partijen gemaakte opmerkingen ten aanzien van het conceptrapport. De deskundige heeft in het bijzonder toegelicht dat en waarom de werkzaamheden van [bureau 1] niet van invloed kunnen zijn geweest op “ook maar enige stabilisatie van de fundering”. Daarnaast is een nadere toelichting gegeven op het oordeel dat de constructieve staat van het buitenspouwblad goed is.
2.12.
Gelet hierop komt de rechtbank tot het oordeel dat van een wezenlijk gebrek, zoals bedoeld in het tussenvonnis onder 4.7., geen sprake is. Nu daarvan geen sprake is, is geen sprake van non-conformiteit en zullen de vorderingen van [eisende partij] worden afgewezen. Of [eisende partij] gebreken al dan niet zou hebben aanvaard, kan daarom buiten beschouwing blijven.
2.13.
[eisende partij] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [gedaagde partijen] als volgt vastgesteld:
- griffierecht
952,00
- salaris advocaat
2.957,50
(2,5 punten × € 1.183,00)
Totaal
3.909,50
2.14.
Ook de kosten van de deskundige komen voor rekening van [eisende partij] . De rechtbank merkt op dat de deskundige een begroting van de kosten voor zijn werkzaamheden heeft overgelegd, naar aanleiding waarvan [eisende partij] een voorschot heeft betaald van € 4.537,50. De deskundige heeft bij factuur van bij brief van 19 september 2022 een bedrag van € 4.537,50 inclusief btw in rekening gebracht voor zijn werkzaamheden. Dit bedrag is geheel uit het voorschot betaald.
2.15.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
wijst de vorderingen van [eisende partij] af,
3.2.
veroordeelt [eisende partij] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde partijen] tot dit vonnis vastgesteld op € 3.909,50, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
3.3.
veroordeelt [eisende partij] tot betaling van € 4.537,50 inclusief btw aan deskundigenkosten, waarop door [eisende partij] reeds een bedrag van € 4.537,50 als voorschot is voldaan;
3.4.
veroordeelt [eisende partij] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 173,00 aan salaris advocaat,
- te vermeerderen met € 90,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten als [eisende partij] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
- en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de veertiende dag na deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
3.5.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Harten en in het openbaar uitgesproken op 12 april 2023.
56498