1.De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op/in of omstreeks de periode 27 juli 2020 tot en met 6 september 2020, te Spijkenisse, Zevenhuizen, Oudenbosch, Mijdrecht, Capelle aan den IJssel en/of Breda, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
de navolgende personen heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten de navolgende geldbedragen:
- [Slachtoffer 1] , tot de afgifte van € 866,10 en/of € 945,-, en/of
- [Slachtoffer 2] tot de afgifte van € 1750,- , € 934,01 en/of € 1412,01, en/of
- [Slachtoffer 3] tot de afgifte van € 1905,-, € 1405,- en/of 1815 en/of
- [Slachtoffer 4] tot de afgifte van € 1250,-, en/of
- [Slachtoffer 5] tot de afgifte van € 1905,-, en/of
- [Slachtoffer 6] tot de afgifte van € 1905,- en/of
in elk geval een hoeveelheid geld,
hebbende verdachte tezamen en in vereniging met zijn medeverdachte(n), althans alleen,
(telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven -
valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid (telkens)
- informatie omtrent het privéleven en/of de sociale contacten van genoemde persoon/personen verzameld, en/of
- die persoon/personen (telefonisch) benaderd via WhatsApp-berichten/e-mail, althans door middel van elektronisch berichtenverkeer, en/of
jegens die persoon/personen
- zich gepresenteerd onder een valse naam, en/of
- zich voorgedaan als familielid of bekende van die persoon/personen, en/of
- aangegeven dat dat/die familielid of bekende een (spoedeisend) financieel probleem had of een probleem met/storing bij het tele- of internetbankieren en/of (vervolgens) die persoon/personen om (financiële) hulp verzocht en/of verzocht om (per omgaand) een of meer rekeningen te betalen, en/of
- ( tevens) daarbij aangegeven dat die persoon/personen dat geld contant kon(den) krijgen en/of na het voorschieten/betalen direct terugbetaald zou(den) worden, en/of
- die persoon/personen een of meer bankrekeningnummer(s) doorgegeven waarop geld zou kunnen worden gestort en/of (nadere) instructies gegeven om geld over te maken naar een of meer door verdachte opgegeven bankrekeningnummer(s),
( aldus) via WhatsApp-berichten/elektronisch berichtenverkeer die persoon/personen benaderd/verrast en/of zich voorgedaan als bona fide bekende van die persoon/personen en/of die persoon/personen misleid omtrent (zogenaamd) per omgaand ten behoeve van die bekende te verrichten financiële hulp en/of betaling(en), waardoor die persoon/personen (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte(n);
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op/in of omstreeks de periode 27 juli 2020 tot en met 6 september 2020, te Spijkenisse, Zevenhuizen, Oudenbosch, Mijdrecht, Capelle aan den IJssel en/of Breda, althans in Nederland,
meermalen, althans eenmaal,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- € 866,10 en/of € 945,-, en/of
- € 1750,- , € 934,01 en/of € 1412,01, en/of
- € 1905,-, € 1405,- en/of 1815,- en/of
althans, (telkens) een of meerdere geldbedrag(en) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden
krijgen van dit goed/deze goederen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
Feit 2
hij op of omstreeks 5 april 2020 te Breda, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een of meer anderen wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam, een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of een samenweefsel van verdichtsels,
[Slachtoffer 7] heeft bewogen tot de afgifte van € 300,- , althans enig geldbedrag,
in ieder geval enig goed,
- door gebruik te maken van een of meer (gedeeltelijk) valse namen, te weten [Naam] en/of [Naam] , en/of
- ( vervolgens) met gebruikmaking van deze namen op het internet, te weten op de website www.marktplaats.nl, een of meer advertentie(s) te plaatsen waarin een Nintendo, in elk geval een goed, te koop werd aangeboden,
- met [Slachtoffer 7] telefonisch contact te onderhouden en/of overleg te voeren en/of informatie te verschaffen over de wijze van en/of het tijdstip van levering en/of betaling van die aangeboden Nintendo, en/of
- daarbij toe te zeggen dat deze goederen na ontvangst van betaling zouden worden toegezonden en/of geleverd en/of
- daarbij een bankrekening, te weten [Rekeningnummer] ten name van [Naam] , op/door te geven, waarop de te betalen aankoopbedragen (inclusief verzendkosten) konden worden overgeboekt en/of gestort en over welke rekening hij/zij, verdachte, de beschikking had en/of
- daarbij zich voor te doen als eigenaar/bezitter en/of als bonafide/betrouwbare verkoper van die Nintendo, in elk geval enig goed, en/of
- de indruk en/of het vertrouwen te wekken bij voornoemde personen dat hij/zij, verdachte, de te koop aangeboden goederen na betaling daadwerkelijk zou toezenden/leveren;
Feit 3
hij op of omstreeks 21 augustus 2020, te Zevenhuizen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [Slachtoffer 2] ,
te bewegen tot de afgifte van enig geldbedrag, althans enig goed, te weten via het met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- informatie omtrent het privéleven en/of de sociale contacten van genoemde persoon/personen te hebben verzameld, en/of
- die persoon/personen (telefonisch) te hebben benaderd via WhatsApp-berichten/e-mail, althans door middel van elektronisch
- zich te hebben gepresenteerd onder een valse naam, en/of
- zich te hebben voorgedaan als familielid of bekende van die persoon/personen, en/of
- te hebben aangegeven dat dat/die familielid of bekende een (spoedeisend) financieel probleem had of een probleem met/storing bij het tele- of internetbankieren en/of (vervolgens) die persoon/personen om (financiële) hulp verzocht en/of verzocht om (per omgaand) een of meer rekeningen te betalen, en/of
- ( tevens) daarbij te hebben aangegeven dat die persoon/personen dat geld contant kon(den) krijgen en/of na het voorschieten/betalen direct terugbetaald zou(den) worden, en/of
- die persoon/personen een of meer bankrekeningnummer(s) te hebben doorgegeven waarop geld zou kunnen worden gestort en/of (nadere) instructies gegeven om geld over te maken naar een of meer door verdachte opgegeven bankrekeningnummer(s),
( aldus) via WhatsApp-berichten/elektronisch berichtenverkeer die persoon te hebben benaderd/verrast en/of zich te hebben voorgedaan als bona fide bekende van die persoon/personen en/of die persoon/personen te hebben misleid omtrent (zogenaamd) per omgaand ten behoeve van die bekende te verrichten financiële hulp en/of betaling(en),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde onder feit 1, primair, en feit 2. De officier van justitie heeft zich voor feit 1, primair, op het standpunt gesteld dat de geldbedragen zijn overgemaakt naar bankrekeningen die bij verdachte in gebruik zijn. Het ligt dan voor de hand dat hij de oplichter is. De verklaring van verdachte dat zijn vader achter de oplichtingen zit, is niet aannemelijk, aldus de officier van justitie.
Voor feit 3 heeft de officier van justitie vrijspraak verzocht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Voor feiten 1 en 3 heeft hij betoogd dat niet verdachte, maar zijn vader de beschikking had over de gebruikte bankrekeningen. Voor feit 2 heeft de raadsman betoogd dat verdachte geen oogmerk had om zichzelf wederrechtelijk te bevoordelen. Verdachte heeft de koop namelijk geannuleerd en het geld contant aan de koper terugbetaald.
De beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Bankrekeningen [Rekeningnummer] en [Rekeningnummer]
Aangever [Slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij op 27 juli 2020 via WhatsApp werd benaderd door een persoon die zich voordeed als zijn zoon. Deze persoon zei dat hij/zij op vakantie was. Ook vroeg deze persoon of [Slachtoffer 2] enkele rekeningen voor hem/haar kon betalen, omdat hij/zij niet kon internetbankieren. [Slachtoffer 2] heeft hierop € 1.750,03 overgemaakt naar [Rekeningnummer] ten name van [Naam] en heeft via zijn zakelijke rekening, € 1.412,01 overgemaakt naar [Rekeningnummer] ten name van [Verdachte] .
Aangever [Slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij op 27 juli 2020 via WhatsApp werd benaderd door een persoon die zich voordeed als zijn zoon. Deze persoon zei dat hij/zij een nieuw telefoonnummer had en dat [Slachtoffer 1] het oude nummer kon wissen. Deze persoon vroeg of [Slachtoffer 1] twee rekeningen voor hem kon betalen vanwege een betalingsachterstand. [Slachtoffer 1] heeft hierop € 945,00 en € 866,10 overgemaakt naar [Rekeningnummer] ten name van [Verdachte] .
Aan de hand van informatie die de politie heeft verkregen van de ING-bank is geconcludeerd dat het bankrekeningnummer [Rekeningnummer] toebehoort aan [Naam] .Op deze bankrekening vonden in de periode van 1 juli 2020 tot en met 30 augustus 2020, voor zover relevant, de volgende transacties plaats:
- op 16 juli 2020 werd door het UWV de Wajong-uitkering van verdachte bijgeschreven;
- op 16 juli 2020 werd door het CJIB een bedrag onder de omschrijving ‘Regeling boetes’ met vermelding van de naam van verdachte afgeschreven;
- op 23 juli 2020 werd door het UWV de WGA-uitkering van de vader van verdachte bijgeschreven;
- op 27 juli 2020 werd door een tegenrekening op naam van [Slachtoffer 2] € 1.750,03 bijgeschreven.
[Naam] heeft verklaard dat zij [Rekeningnummer] heeft geopend voor verdachte, omdat hij geen bankrekening kon openen. Zij heeft verdachte de bankpas en de pincode gegeven.
Aan de hand van informatie die de politie heeft verkregen van de ASN-bank is geconcludeerd dat het bankrekeningnummer [Rekeningnummer] toebehoort aan verdachte. In de periode van 1 juli 2020 tot en met 30 augustus 2020 waren twee betaalpassen, eindigend op [Nummer] en [Nummer] , in omloop. Op deze bankrekening vonden in deze periode, voor zover relevant, de volgende transacties plaats:
- op 17 juli 2020 werd door [Bedrijf] het salaris van verdachte bijgeschreven;
- op 17 juli 2020 werd door Promovendum een bedrag onder de omschrijving ‘Schade 2019177/SP 09-07-2020’ met vermelding van de naam van verdachte bijgeschreven;
- op 22 juli 2020 werd door [Bedrijf] een voorschot van het salaris van verdachte bijgeschreven;
- op 27 juli 2020 werd door een tegenrekening op naam van [Bedrijf] € 954,00 en € 866,10 bijgeschreven;
- op 27 juli 2020 werd door een tegenrekening op naam van [Bedrijf] € 1.421,01 bijgeschreven.
Bankrekening [Rekeningnummer]
Aangever [Slachtoffer 5] heeft verklaard dat hij op 5 september 2020 via WhatsApp werd benaderd door een persoon die zich voordeed als zijn zoon. Deze persoon zei dat hij/zij een nieuw telefoonnummer had, omdat hij naar een andere provider was overgestapt. Deze persoon vroeg aan [Slachtoffer 5] om een rekening te betalen, omdat dat hem/haar niet lukte en deze rekening met spoed moest worden betaald. [Slachtoffer 5] heeft hierop € 1.905,00 overgemaakt naar [Rekeningnummer] ten name van [Verdachte] .
Aangeefster [Slachtoffer 4] heeft verklaard dat zij op 5 september 2020 via WhatsApp werd benaderd door een persoon die zich voordeed als haar dochter. Deze persoon zei dat hij/zij een nieuw telefoonnummer had, omdat hij/zij naar een andere provider was overgestapt. Deze persoon vroeg [Slachtoffer 4] om een rekening te betalen. [Slachtoffer 4] heeft hierop € 1.250,00 overgemaakt naar [Rekeningnummer] ten name van KPN.
Aangeefster [Slachtoffer 6] heeft verklaard dat zij op 5 september 2020 via WhatsApp werd benaderd door een persoon die zich voordeed als haar zoon. Deze persoon zei dat hij/zij een nieuw telefoonnummer had en dat hij/zij met een probleem zat. Deze persoon vroeg aan [Slachtoffer 6] om een rekening te betalen. [Slachtoffer 6] heeft hierop € 1.905,00 overgemaakt naar [Rekeningnummer] ten name van [Verdachte] .
Aangeefster [Slachtoffer 3] heeft verklaard dat zij op 6 september 2020 via Whatsapp werd benaderd door een persoon die zich voordeed als haar dochter. Deze persoon zei dat hij/zij een nieuw telefoonnummer had, omdat hij/zij was overgestapt naar een andere provider. Deze persoon vroeg aan [Slachtoffer 3] om twee rekeningen te betalen, omdat hem/haar dat zelf niet lukte. [Slachtoffer 3] heeft hierop € 1.905 en € 1.405 overgemaakt naar [Rekeningnummer] ten name van [Verdachte] . Later vroeg deze persoon of [Slachtoffer 3] nog een derde rekening kon betalen, omdat hij/zij die was vergeten. [Slachtoffer 3] heeft hierop € 1.815 overgemaakt naar dezelfde bankrekening.
Aan de hand van informatie die de politie heeft verkregen van de Bunq-bank is geconcludeerd dat het bankrekeningnummer [Rekeningnummer] toebehoort aan verdachte.Op deze bankrekening vonden in de periode van 1 augustus 2020 tot en met 7 september 2020, voor zover relevant, de volgende transacties plaats:
- op 14 augustus 2020 werd door [Bedrijf] het salaris van verdachte bijgeschreven;
- op 21 augustus 2020 werd door het UWV zowel de Wajong-uitkering van verdachte als de WGA-uitkering van zijn vader bijgeschreven;
- op 21 augustus 2020 werd door het CJIB onder de omschrijving ‘Regeling boetes [Verdachte] ’ een bedrag afgeschreven;
- op 5 september 2020 werd door een tegenrekening op naam van [Slachtoffer 5] € 1.905,00 bijgeschreven;
- op 5 september 2020 werd door een tegenrekening op naam van [Slachtoffer 4] € 1.250 bijgeschreven;
- op 5 september 2020 werd door een tegenrekening op naam van [Slachtoffer 6] € 1.905,00 bijgeschreven;
- op 6 september 2020 werd door een tegenrekening op naam van [Slachtoffer 3] eo € 1.905,00, € 1.405,00 en € 1.815,00 bijgeschreven.
Alternatief scenario
Verdachte heeft ter terechtzitting als alternatief scenario naar voren gebracht dat hij geen beschikkingsmacht over de betreffende bankrekening had. Hij heeft verklaard dat [Naam] de bankrekening bij de ING-bank heeft geopend voor zijn vader. Verdachte heeft de bankpas van deze rekening en van zijn bankrekening bij de ASN-bank in maart/april 2020 aan zijn vader gegeven. Hij heeft deze bankpassen in september 2020 teruggekregen toen ze geblokkeerd waren. Daarnaast is zijn vader degene die de bankrekening bij de Bunq-bank op zijn naam heeft geopend. Verdachte kreeg zijn uitkering en salaris contant van zijn vader. Hij heeft één keer de betaalpas van de Bunq-bank gekregen om zijn uitkering op te nemen. Verder heeft verdachte verklaard dat hij in de periode van juni/juli 2020 tot uiterlijk 6 september 2020 één week in Nederland was. De rest van deze periode was hij in Servië. Ter onderbouwing heeft de verdediging enkele schermafdrukken van video’s en foto’s op social media overgelegd.
Oordeel
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het procesdossier niet bewezen is dat verdachte degene is die de aangevers via WhatsApp heeft opgelicht of dat hij hiertoe nauw en bewust met een ander heeft samengewerkt. Het enkele feit dat de aangevers bewogen zijn om geld over te maken naar bankrekeningen die op naam van verdachte staan of bij hem in gebruik zouden zijn, is hiervoor onvoldoende. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van feit 1 primair.
Voor wat betreft hetgeen onder 1 subsidiair is ten laste gelegd overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat de geldbedragen verkregen zijn door een misdrijf, namelijk oplichting. Alle aangevers hebben immers geldbedragen overgemaakt naar [Rekeningnummer] , [Rekeningnummer] of [Rekeningnummer] omdat zij daarmee dachten hun kind te helpen.
[Rekeningnummer] staat op naam van [Naam] . De rechtbank stelt vast dat deze bankrekening (mede) in gebruik was bij verdachte. [Naam] heeft immers verklaard dat zij deze bankrekening voor verdachte heeft geopend en hem de bankpas en pincode heeft gegeven. Daarnaast blijkt uit het bankafschrift dat in juli 2020 op deze bankrekening de Wajong-uitkering van verdachte is bijgeschreven en dat een afschrijving uit hoofde van een betalingsregeling tussen het CJIB en verdachte heeft plaatsgevonden. Nu [Slachtoffer 2] op 27 juli 2020 € 1.750,03 heeft overgemaakt naar deze bankrekening en dit bedrag ook daadwerkelijk hierop is bijgeschreven, is de rechtbank van oordeel dat verdachte dit geldbedrag voorhanden heeft gehad.
[Rekeningnummer] staat op naam van verdachte. De rechtbank stelt vast dat deze bankrekening (mede) bij hem in gebruik was. Van deze bankrekening waren in juli en augustus 2020 immers twee betaalpassen in omloop. Daarnaast blijkt uit het bankafschrift dat in juli 2020 het salaris van verdachte op deze bankrekening werd bijgeschreven net zoals een verzekeringsuitkering aan hem. Nu [Slachtoffer 2] en [Slachtoffer 1] op 27 juli 2020 respectievelijk € 1.412,01 en € 866,10 en € 945,00 hebben overgemaakt naar deze bankrekening en deze bedragen ook daadwerkelijk hierop zijn bijgeschreven, is de rechtbank van oordeel dat verdachte deze geldbedragen voorhanden heeft gehad.
[Rekeningnummer] staat op naam van verdachte. De rechtbank stelt vast dat deze bankrekening (mede) bij hem in gebruik was. Uit het bankafschrift blijkt immers dat in augustus 2020 het salaris van verdachte en zijn Wajong-uitkering op deze bankrekening werden bijgeschreven en dat een afschrijving uit hoofde van een betalingsregeling tussen het CJIB en verdachte heeft plaatsgevonden. Nu op 5 september 2020 [Slachtoffer 5] , [Slachtoffer 4] en [Slachtoffer 6] en op 6 september 2020 [Slachtoffer 3] respectievelijk € 1.905,00, € 1.250,00, € 1.905,00 en € 1.905,00, € 1.405,00 en € 1.815,00 hebben overgemaakt naar deze bankrekening en deze bedragen ook daadwerkelijk hierop zijn bijgeschreven, is de rechtbank van oordeel dat verdachte deze geldbedragen voorhanden heeft gehad.
Het alternatieve scenario van verdachte acht de rechtbank niet geloofwaardig. Uit de verschillende bij- en afschrijvingen op de bankafschriften blijkt immers dat verdachte wel gebruikmaakte van de voornoemde bankrekeningen. Nu het bankrekeningen bij Nederlandse banken zijn, heeft verdachte de geldbedragen in Nederland voorhanden gehad. Of verdachte op het moment dat hij deze bedragen voorhanden had in Servië was, is in dat kader niet relevant. Verder vindt het door verdachte gepresenteerde scenario ook op andere punten onvoldoende steun in het procesdossier.
De ontvangen geldbedragen zijn grote bedragen. Deze zijn zonder verklaarbare reden overgemaakt naar bankrekeningen die bij verdachte in gebruik zijn. Gelet daarop had verdachte ten tijde van het voorhanden hebben redelijkerwijs moeten vermoeden dat deze geldbedragen afkomstig waren van een misdrijf.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande de onder 1, subsidiair, ten laste gelegde schuldheling bewezen. Wel zal de rechtbank verdachte partieel vrijspreken van schuldhelding van € 934,01. Dit geldbedrag is namelijk door de ING-bank geblokkeerd en is niet bijgeschreven op de bankrekening die bij verdachte in gebruik was. Hij heeft dit geldbedrag dus niet voorhanden gehad. Het procesdossier bevat daarnaast geen aanwijzingen dat sprake zou zijn van medeplegen. De rechtbank zal verdachte ook hiervan partieel vrijspreken.
Feit 2
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van oplichting is vereist dat de verdachte bij een ander door een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen een onjuiste voorstelling in het leven heeft willen roepen om daarvan misbruik te maken. Daartoe moet de verdachte een of meer van de in artikel 326, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde oplichtingsmiddelen hebben gebruikt, door welk gebruik die ander is bewogen tot afgifte van een goed, het verlenen van een dienst, het beschikbaar stellen van gegevens, het aangaan van een schuld of het tenietdoen van een inschuld.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast. Verdachte heeft op Marktplaats een advertentie geplaatst waarin hij een Nintendo te koop aanbood. Voor de koop benaderde aangever verdachte om zijn interesse in de Nintendo te tonen, waarna zij vervolgens telefonisch contact hadden. Aangever heeft daarop de koopprijs voor de Nintendo via het betaalsysteem van Marktplaats overgemaakt naar het rekeningnummer [Rekeningnummer] ten name van [Naam] . Tegen aangever was gezegd dat dit het rekeningnummer was van de vrouw van de verkoper.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het vorenstaande onvoldoende aannemelijk is geworden dat verdachte mede onder invloed van het door hem gebruikte oplichtingsmiddel — bestaande uit het aannemen van een valse naam — een onjuiste voorstelling in het leven heeft geroepen, waardoor aangever is bewogen tot afgifte van geld. In de kern houdt dit immers niet meer in dan dat verdachte in strijd met zijn toezegging te zullen leveren dat niet heeft gedaan. Het aannemen van een valse naam is op de betaling door aangever niet van invloed. Evenmin is uit de aangifte of het dossier gebleken dat voor genoemde aangever een valse hoedanigheid als ten laste gelegd van betekenis is geweest voor zijn handelen. Van listige kunstgrepen of een samenweefsel van verdichtsels jegens deze aangever is niet gebleken nu slechts vast staat dat één enkele leugenachtige verklaring inhoudende dat zou worden geleverd is gegeven en dit op basis van de wetshistorie en jurisprudentie onvoldoende is voor het bewijs van oplichting als bedoeld in artikel 326 Wetboek van Strafrecht. De rechtbank zal verdachte daarom van feit 2 vrijspreken.
Feit 3
Aangever [Slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij op 1 augustus 2020 via WhatsApp werd benaderd door een persoon die zich voordeed als zijn kind. Diegene vroeg hem om enkele rekeningen te betalen. [Slachtoffer 2] heeft dit niet gedaan.
De rechtbank overweegt dat het procesdossier geen aanwijzingen bevat dat op 21 augustus 2020 een poging tot oplichting van [Slachtoffer 2] heeft plaatsgevonden en dat verdachte daarbij betrokken was. De rechtbank zal verdachte daarom van feit 3 vrijspreken.