ECLI:NL:RBGEL:2023:3355

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 juni 2023
Publicatiedatum
12 juni 2023
Zaaknummer
05.172388.21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor schuldheling na oplichting via WhatsApp en Marktplaats

Op 8 juni 2023 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van oplichting en schuldheling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot vier weken gevangenisstraf voor schuldheling, omdat hij grote geldbedragen, afkomstig uit meerdere oplichtingen, op zijn rekeningen had ontvangen. In totaal ging het om meer dan 15.000 euro, die door slachtoffers via WhatsApp en Marktplaats aan de verdachte waren overgemaakt, onder de indruk dat zij hun kinderen hielpen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de oplichtingsbeschuldigingen, maar dat de verdachte wel wist of had moeten vermoeden dat de ontvangen bedragen van misdrijf afkomstig waren. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de oplichtingsbeschuldigingen, maar oordeelde dat hij zich schuldig had gemaakt aan schuldheling door de ontvangen bedragen niet te melden en te gebruiken. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.172388.21
Datum uitspraak : 8 juni 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[Verdachte],
geboren op [Geboortedatum] in [Geboorteplaats] ,
wonende aan de [Adres] .
Raadsman: mr. M.J. van den Hoonaard, advocaat in Apeldoorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op/in of omstreeks de periode 27 juli 2020 tot en met 6 september 2020, te Spijkenisse, Zevenhuizen, Oudenbosch, Mijdrecht, Capelle aan den IJssel en/of Breda, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
de navolgende personen heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten de navolgende geldbedragen:
- [Slachtoffer 1] , tot de afgifte van € 866,10 en/of € 945,-, en/of
- [Slachtoffer 2] tot de afgifte van € 1750,- , € 934,01 en/of € 1412,01, en/of
- [Slachtoffer 3] tot de afgifte van € 1905,-, € 1405,- en/of 1815 en/of
- [Slachtoffer 4] tot de afgifte van € 1250,-, en/of
- [Slachtoffer 5] tot de afgifte van € 1905,-, en/of
- [Slachtoffer 6] tot de afgifte van € 1905,- en/of
in elk geval een hoeveelheid geld,
hebbende verdachte tezamen en in vereniging met zijn medeverdachte(n), althans alleen,
(telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven -
valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid (telkens)
- informatie omtrent het privéleven en/of de sociale contacten van genoemde persoon/personen verzameld, en/of
- die persoon/personen (telefonisch) benaderd via WhatsApp-berichten/e-mail, althans door middel van elektronisch berichtenverkeer, en/of
jegens die persoon/personen
- zich gepresenteerd onder een valse naam, en/of
- zich voorgedaan als familielid of bekende van die persoon/personen, en/of
- aangegeven dat dat/die familielid of bekende een (spoedeisend) financieel probleem had of een probleem met/storing bij het tele- of internetbankieren en/of (vervolgens) die persoon/personen om (financiële) hulp verzocht en/of verzocht om (per omgaand) een of meer rekeningen te betalen, en/of
- ( tevens) daarbij aangegeven dat die persoon/personen dat geld contant kon(den) krijgen en/of na het voorschieten/betalen direct terugbetaald zou(den) worden, en/of
- die persoon/personen een of meer bankrekeningnummer(s) doorgegeven waarop geld zou kunnen worden gestort en/of (nadere) instructies gegeven om geld over te maken naar een of meer door verdachte opgegeven bankrekeningnummer(s),
en/of
( aldus) via WhatsApp-berichten/elektronisch berichtenverkeer die persoon/personen benaderd/verrast en/of zich voorgedaan als bona fide bekende van die persoon/personen en/of die persoon/personen misleid omtrent (zogenaamd) per omgaand ten behoeve van die bekende te verrichten financiële hulp en/of betaling(en), waardoor die persoon/personen (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte(n);
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op/in of omstreeks de periode 27 juli 2020 tot en met 6 september 2020, te Spijkenisse, Zevenhuizen, Oudenbosch, Mijdrecht, Capelle aan den IJssel en/of Breda, althans in Nederland,
meermalen, althans eenmaal,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- € 866,10 en/of € 945,-, en/of
- € 1750,- , € 934,01 en/of € 1412,01, en/of
- € 1905,-, € 1405,- en/of 1815,- en/of
- € 1250,-, en/of
- € 1905,-, en/of
- € 1905,- en/of
althans, (telkens) een of meerdere geldbedrag(en) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden
krijgen van dit goed/deze goederen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
Feit 2
hij op of omstreeks 5 april 2020 te Breda, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een of meer anderen wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam, een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of een samenweefsel van verdichtsels,
[Slachtoffer 7] heeft bewogen tot de afgifte van € 300,- , althans enig geldbedrag,
in ieder geval enig goed,
- door gebruik te maken van een of meer (gedeeltelijk) valse namen, te weten [Naam] en/of [Naam] , en/of
- ( vervolgens) met gebruikmaking van deze namen op het internet, te weten op de website www.marktplaats.nl, een of meer advertentie(s) te plaatsen waarin een Nintendo, in elk geval een goed, te koop werd aangeboden,
- met [Slachtoffer 7] telefonisch contact te onderhouden en/of overleg te voeren en/of informatie te verschaffen over de wijze van en/of het tijdstip van levering en/of betaling van die aangeboden Nintendo, en/of
- daarbij toe te zeggen dat deze goederen na ontvangst van betaling zouden worden toegezonden en/of geleverd en/of
- daarbij een bankrekening, te weten [Rekeningnummer] ten name van [Naam] , op/door te geven, waarop de te betalen aankoopbedragen (inclusief verzendkosten) konden worden overgeboekt en/of gestort en over welke rekening hij/zij, verdachte, de beschikking had en/of
- daarbij zich voor te doen als eigenaar/bezitter en/of als bonafide/betrouwbare verkoper van die Nintendo, in elk geval enig goed, en/of
- de indruk en/of het vertrouwen te wekken bij voornoemde personen dat hij/zij, verdachte, de te koop aangeboden goederen na betaling daadwerkelijk zou toezenden/leveren;
Feit 3
hij op of omstreeks 21 augustus 2020, te Zevenhuizen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [Slachtoffer 2] ,
te bewegen tot de afgifte van enig geldbedrag, althans enig goed, te weten via het met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- informatie omtrent het privéleven en/of de sociale contacten van genoemde persoon/personen te hebben verzameld, en/of
- die persoon/personen (telefonisch) te hebben benaderd via WhatsApp-berichten/e-mail, althans door middel van elektronisch
berichtenverkeer, en/of
jegens die persoon
- zich te hebben gepresenteerd onder een valse naam, en/of
- zich te hebben voorgedaan als familielid of bekende van die persoon/personen, en/of
- te hebben aangegeven dat dat/die familielid of bekende een (spoedeisend) financieel probleem had of een probleem met/storing bij het tele- of internetbankieren en/of (vervolgens) die persoon/personen om (financiële) hulp verzocht en/of verzocht om (per omgaand) een of meer rekeningen te betalen, en/of
- ( tevens) daarbij te hebben aangegeven dat die persoon/personen dat geld contant kon(den) krijgen en/of na het voorschieten/betalen direct terugbetaald zou(den) worden, en/of
- die persoon/personen een of meer bankrekeningnummer(s) te hebben doorgegeven waarop geld zou kunnen worden gestort en/of (nadere) instructies gegeven om geld over te maken naar een of meer door verdachte opgegeven bankrekeningnummer(s),
en/of
( aldus) via WhatsApp-berichten/elektronisch berichtenverkeer die persoon te hebben benaderd/verrast en/of zich te hebben voorgedaan als bona fide bekende van die persoon/personen en/of die persoon/personen te hebben misleid omtrent (zogenaamd) per omgaand ten behoeve van die bekende te verrichten financiële hulp en/of betaling(en),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde onder feit 1, primair, en feit 2. De officier van justitie heeft zich voor feit 1, primair, op het standpunt gesteld dat de geldbedragen zijn overgemaakt naar bankrekeningen die bij verdachte in gebruik zijn. Het ligt dan voor de hand dat hij de oplichter is. De verklaring van verdachte dat zijn vader achter de oplichtingen zit, is niet aannemelijk, aldus de officier van justitie.
Voor feit 3 heeft de officier van justitie vrijspraak verzocht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Voor feiten 1 en 3 heeft hij betoogd dat niet verdachte, maar zijn vader de beschikking had over de gebruikte bankrekeningen. Voor feit 2 heeft de raadsman betoogd dat verdachte geen oogmerk had om zichzelf wederrechtelijk te bevoordelen. Verdachte heeft de koop namelijk geannuleerd en het geld contant aan de koper terugbetaald.
De beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Bankrekeningen [Rekeningnummer] en [Rekeningnummer]
Aangever [Slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij op 27 juli 2020 via WhatsApp werd benaderd door een persoon die zich voordeed als zijn zoon. Deze persoon zei dat hij/zij op vakantie was. Ook vroeg deze persoon of [Slachtoffer 2] enkele rekeningen voor hem/haar kon betalen, omdat hij/zij niet kon internetbankieren. [Slachtoffer 2] heeft hierop € 1.750,03 overgemaakt naar [Rekeningnummer] ten name van [Naam] en heeft via zijn zakelijke rekening, € 1.412,01 overgemaakt naar [Rekeningnummer] ten name van [Verdachte] . [2]
Aangever [Slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij op 27 juli 2020 via WhatsApp werd benaderd door een persoon die zich voordeed als zijn zoon. Deze persoon zei dat hij/zij een nieuw telefoonnummer had en dat [Slachtoffer 1] het oude nummer kon wissen. Deze persoon vroeg of [Slachtoffer 1] twee rekeningen voor hem kon betalen vanwege een betalingsachterstand. [Slachtoffer 1] heeft hierop € 945,00 en € 866,10 overgemaakt naar [Rekeningnummer] ten name van [Verdachte] . [3]
Aan de hand van informatie die de politie heeft verkregen van de ING-bank is geconcludeerd dat het bankrekeningnummer [Rekeningnummer] toebehoort aan [Naam] . [4] Op deze bankrekening vonden in de periode van 1 juli 2020 tot en met 30 augustus 2020, voor zover relevant, de volgende transacties plaats: [5]
- op 16 juli 2020 werd door het UWV de Wajong-uitkering van verdachte bijgeschreven;
- op 16 juli 2020 werd door het CJIB een bedrag onder de omschrijving ‘Regeling boetes’ met vermelding van de naam van verdachte afgeschreven;
- op 23 juli 2020 werd door het UWV de WGA-uitkering van de vader van verdachte bijgeschreven;
- op 27 juli 2020 werd door een tegenrekening op naam van [Slachtoffer 2] € 1.750,03 bijgeschreven.
[Naam] heeft verklaard dat zij [Rekeningnummer] heeft geopend voor verdachte, omdat hij geen bankrekening kon openen. Zij heeft verdachte de bankpas en de pincode gegeven. [6]
Aan de hand van informatie die de politie heeft verkregen van de ASN-bank is geconcludeerd dat het bankrekeningnummer [Rekeningnummer] toebehoort aan verdachte. In de periode van 1 juli 2020 tot en met 30 augustus 2020 waren twee betaalpassen, eindigend op [Nummer] en [Nummer] , in omloop. Op deze bankrekening vonden in deze periode, voor zover relevant, de volgende transacties plaats: [7]
- op 17 juli 2020 werd door [Bedrijf] het salaris van verdachte bijgeschreven;
- op 17 juli 2020 werd door Promovendum een bedrag onder de omschrijving ‘Schade 2019177/SP 09-07-2020’ met vermelding van de naam van verdachte bijgeschreven;
- op 22 juli 2020 werd door [Bedrijf] een voorschot van het salaris van verdachte bijgeschreven;
- op 27 juli 2020 werd door een tegenrekening op naam van [Bedrijf] € 954,00 en € 866,10 bijgeschreven;
- op 27 juli 2020 werd door een tegenrekening op naam van [Bedrijf] € 1.421,01 bijgeschreven.
Bankrekening [Rekeningnummer]
Aangever [Slachtoffer 5] heeft verklaard dat hij op 5 september 2020 via WhatsApp werd benaderd door een persoon die zich voordeed als zijn zoon. Deze persoon zei dat hij/zij een nieuw telefoonnummer had, omdat hij naar een andere provider was overgestapt. Deze persoon vroeg aan [Slachtoffer 5] om een rekening te betalen, omdat dat hem/haar niet lukte en deze rekening met spoed moest worden betaald. [Slachtoffer 5] heeft hierop € 1.905,00 overgemaakt naar [Rekeningnummer] ten name van [Verdachte] . [8]
Aangeefster [Slachtoffer 4] heeft verklaard dat zij op 5 september 2020 via WhatsApp werd benaderd door een persoon die zich voordeed als haar dochter. Deze persoon zei dat hij/zij een nieuw telefoonnummer had, omdat hij/zij naar een andere provider was overgestapt. Deze persoon vroeg [Slachtoffer 4] om een rekening te betalen. [Slachtoffer 4] heeft hierop € 1.250,00 overgemaakt naar [Rekeningnummer] ten name van KPN. [9]
Aangeefster [Slachtoffer 6] heeft verklaard dat zij op 5 september 2020 via WhatsApp werd benaderd door een persoon die zich voordeed als haar zoon. Deze persoon zei dat hij/zij een nieuw telefoonnummer had en dat hij/zij met een probleem zat. Deze persoon vroeg aan [Slachtoffer 6] om een rekening te betalen. [Slachtoffer 6] heeft hierop € 1.905,00 overgemaakt naar [Rekeningnummer] ten name van [Verdachte] . [10]
Aangeefster [Slachtoffer 3] heeft verklaard dat zij op 6 september 2020 via Whatsapp werd benaderd door een persoon die zich voordeed als haar dochter. Deze persoon zei dat hij/zij een nieuw telefoonnummer had, omdat hij/zij was overgestapt naar een andere provider. Deze persoon vroeg aan [Slachtoffer 3] om twee rekeningen te betalen, omdat hem/haar dat zelf niet lukte. [Slachtoffer 3] heeft hierop € 1.905 en € 1.405 overgemaakt naar [Rekeningnummer] ten name van [Verdachte] . Later vroeg deze persoon of [Slachtoffer 3] nog een derde rekening kon betalen, omdat hij/zij die was vergeten. [Slachtoffer 3] heeft hierop € 1.815 overgemaakt naar dezelfde bankrekening. [11]
Aan de hand van informatie die de politie heeft verkregen van de Bunq-bank is geconcludeerd dat het bankrekeningnummer [Rekeningnummer] toebehoort aan verdachte. [12] Op deze bankrekening vonden in de periode van 1 augustus 2020 tot en met 7 september 2020, voor zover relevant, de volgende transacties plaats: [13]
- op 14 augustus 2020 werd door [Bedrijf] het salaris van verdachte bijgeschreven;
- op 21 augustus 2020 werd door het UWV zowel de Wajong-uitkering van verdachte als de WGA-uitkering van zijn vader bijgeschreven;
- op 21 augustus 2020 werd door het CJIB onder de omschrijving ‘Regeling boetes [Verdachte] ’ een bedrag afgeschreven;
- op 5 september 2020 werd door een tegenrekening op naam van [Slachtoffer 5] € 1.905,00 bijgeschreven;
- op 5 september 2020 werd door een tegenrekening op naam van [Slachtoffer 4] € 1.250 bijgeschreven;
- op 5 september 2020 werd door een tegenrekening op naam van [Slachtoffer 6] € 1.905,00 bijgeschreven;
- op 6 september 2020 werd door een tegenrekening op naam van [Slachtoffer 3] eo € 1.905,00, € 1.405,00 en € 1.815,00 bijgeschreven.
Alternatief scenario
Verdachte heeft ter terechtzitting als alternatief scenario naar voren gebracht dat hij geen beschikkingsmacht over de betreffende bankrekening had. Hij heeft verklaard dat [Naam] de bankrekening bij de ING-bank heeft geopend voor zijn vader. Verdachte heeft de bankpas van deze rekening en van zijn bankrekening bij de ASN-bank in maart/april 2020 aan zijn vader gegeven. Hij heeft deze bankpassen in september 2020 teruggekregen toen ze geblokkeerd waren. Daarnaast is zijn vader degene die de bankrekening bij de Bunq-bank op zijn naam heeft geopend. Verdachte kreeg zijn uitkering en salaris contant van zijn vader. Hij heeft één keer de betaalpas van de Bunq-bank gekregen om zijn uitkering op te nemen. Verder heeft verdachte verklaard dat hij in de periode van juni/juli 2020 tot uiterlijk 6 september 2020 één week in Nederland was. De rest van deze periode was hij in Servië. Ter onderbouwing heeft de verdediging enkele schermafdrukken van video’s en foto’s op social media overgelegd.
Oordeel
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het procesdossier niet bewezen is dat verdachte degene is die de aangevers via WhatsApp heeft opgelicht of dat hij hiertoe nauw en bewust met een ander heeft samengewerkt. Het enkele feit dat de aangevers bewogen zijn om geld over te maken naar bankrekeningen die op naam van verdachte staan of bij hem in gebruik zouden zijn, is hiervoor onvoldoende. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van feit 1 primair.
Voor wat betreft hetgeen onder 1 subsidiair is ten laste gelegd overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat de geldbedragen verkregen zijn door een misdrijf, namelijk oplichting. Alle aangevers hebben immers geldbedragen overgemaakt naar [Rekeningnummer] , [Rekeningnummer] of [Rekeningnummer] omdat zij daarmee dachten hun kind te helpen.
[Rekeningnummer] staat op naam van [Naam] . De rechtbank stelt vast dat deze bankrekening (mede) in gebruik was bij verdachte. [Naam] heeft immers verklaard dat zij deze bankrekening voor verdachte heeft geopend en hem de bankpas en pincode heeft gegeven. Daarnaast blijkt uit het bankafschrift dat in juli 2020 op deze bankrekening de Wajong-uitkering van verdachte is bijgeschreven en dat een afschrijving uit hoofde van een betalingsregeling tussen het CJIB en verdachte heeft plaatsgevonden. Nu [Slachtoffer 2] op 27 juli 2020 € 1.750,03 heeft overgemaakt naar deze bankrekening en dit bedrag ook daadwerkelijk hierop is bijgeschreven, is de rechtbank van oordeel dat verdachte dit geldbedrag voorhanden heeft gehad.
[Rekeningnummer] staat op naam van verdachte. De rechtbank stelt vast dat deze bankrekening (mede) bij hem in gebruik was. Van deze bankrekening waren in juli en augustus 2020 immers twee betaalpassen in omloop. Daarnaast blijkt uit het bankafschrift dat in juli 2020 het salaris van verdachte op deze bankrekening werd bijgeschreven net zoals een verzekeringsuitkering aan hem. Nu [Slachtoffer 2] en [Slachtoffer 1] op 27 juli 2020 respectievelijk € 1.412,01 en € 866,10 en € 945,00 hebben overgemaakt naar deze bankrekening en deze bedragen ook daadwerkelijk hierop zijn bijgeschreven, is de rechtbank van oordeel dat verdachte deze geldbedragen voorhanden heeft gehad.
[Rekeningnummer] staat op naam van verdachte. De rechtbank stelt vast dat deze bankrekening (mede) bij hem in gebruik was. Uit het bankafschrift blijkt immers dat in augustus 2020 het salaris van verdachte en zijn Wajong-uitkering op deze bankrekening werden bijgeschreven en dat een afschrijving uit hoofde van een betalingsregeling tussen het CJIB en verdachte heeft plaatsgevonden. Nu op 5 september 2020 [Slachtoffer 5] , [Slachtoffer 4] en [Slachtoffer 6] en op 6 september 2020 [Slachtoffer 3] respectievelijk € 1.905,00, € 1.250,00, € 1.905,00 en € 1.905,00, € 1.405,00 en € 1.815,00 hebben overgemaakt naar deze bankrekening en deze bedragen ook daadwerkelijk hierop zijn bijgeschreven, is de rechtbank van oordeel dat verdachte deze geldbedragen voorhanden heeft gehad.
Het alternatieve scenario van verdachte acht de rechtbank niet geloofwaardig. Uit de verschillende bij- en afschrijvingen op de bankafschriften blijkt immers dat verdachte wel gebruikmaakte van de voornoemde bankrekeningen. Nu het bankrekeningen bij Nederlandse banken zijn, heeft verdachte de geldbedragen in Nederland voorhanden gehad. Of verdachte op het moment dat hij deze bedragen voorhanden had in Servië was, is in dat kader niet relevant. Verder vindt het door verdachte gepresenteerde scenario ook op andere punten onvoldoende steun in het procesdossier.
De ontvangen geldbedragen zijn grote bedragen. Deze zijn zonder verklaarbare reden overgemaakt naar bankrekeningen die bij verdachte in gebruik zijn. Gelet daarop had verdachte ten tijde van het voorhanden hebben redelijkerwijs moeten vermoeden dat deze geldbedragen afkomstig waren van een misdrijf.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande de onder 1, subsidiair, ten laste gelegde schuldheling bewezen. Wel zal de rechtbank verdachte partieel vrijspreken van schuldhelding van € 934,01. Dit geldbedrag is namelijk door de ING-bank geblokkeerd en is niet bijgeschreven op de bankrekening die bij verdachte in gebruik was. Hij heeft dit geldbedrag dus niet voorhanden gehad. Het procesdossier bevat daarnaast geen aanwijzingen dat sprake zou zijn van medeplegen. De rechtbank zal verdachte ook hiervan partieel vrijspreken.
Feit 2
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van oplichting is vereist dat de verdachte bij een ander door een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen een onjuiste voorstelling in het leven heeft willen roepen om daarvan misbruik te maken. Daartoe moet de verdachte een of meer van de in artikel 326, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde oplichtingsmiddelen hebben gebruikt, door welk gebruik die ander is bewogen tot afgifte van een goed, het verlenen van een dienst, het beschikbaar stellen van gegevens, het aangaan van een schuld of het tenietdoen van een inschuld.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast. Verdachte heeft op Marktplaats een advertentie geplaatst waarin hij een Nintendo te koop aanbood. Voor de koop benaderde aangever verdachte om zijn interesse in de Nintendo te tonen, waarna zij vervolgens telefonisch contact hadden. Aangever heeft daarop de koopprijs voor de Nintendo via het betaalsysteem van Marktplaats overgemaakt naar het rekeningnummer [Rekeningnummer] ten name van [Naam] . Tegen aangever was gezegd dat dit het rekeningnummer was van de vrouw van de verkoper.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het vorenstaande onvoldoende aannemelijk is geworden dat verdachte mede onder invloed van het door hem gebruikte oplichtingsmiddel — bestaande uit het aannemen van een valse naam — een onjuiste voorstelling in het leven heeft geroepen, waardoor aangever is bewogen tot afgifte van geld. In de kern houdt dit immers niet meer in dan dat verdachte in strijd met zijn toezegging te zullen leveren dat niet heeft gedaan. Het aannemen van een valse naam is op de betaling door aangever niet van invloed. Evenmin is uit de aangifte of het dossier gebleken dat voor genoemde aangever een valse hoedanigheid als ten laste gelegd van betekenis is geweest voor zijn handelen. Van listige kunstgrepen of een samenweefsel van verdichtsels jegens deze aangever is niet gebleken nu slechts vast staat dat één enkele leugenachtige verklaring inhoudende dat zou worden geleverd is gegeven en dit op basis van de wetshistorie en jurisprudentie onvoldoende is voor het bewijs van oplichting als bedoeld in artikel 326 Wetboek van Strafrecht. De rechtbank zal verdachte daarom van feit 2 vrijspreken.
Feit 3
Aangever [Slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij op 1 augustus 2020 via WhatsApp werd benaderd door een persoon die zich voordeed als zijn kind. Diegene vroeg hem om enkele rekeningen te betalen. [Slachtoffer 2] heeft dit niet gedaan.
De rechtbank overweegt dat het procesdossier geen aanwijzingen bevat dat op 21 augustus 2020 een poging tot oplichting van [Slachtoffer 2] heeft plaatsgevonden en dat verdachte daarbij betrokken was. De rechtbank zal verdachte daarom van feit 3 vrijspreken.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Feit 1
hij
op/in
of omstreeksde periode 27 juli 2020 tot en met 6 september 2020,
te Spijkenisse, Zevenhuizen, Oudenbosch, Mijdrecht, Capelle aan den IJssel en/of Breda, althansin Nederland,
meermalen, althans eenmaal,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- € 866,10 en
/of€ 945,-, en
/of
- € 1750,03 ,
€ 934,01en
/of€ 1412,01, en
/of
- € 1905,-, € 1405,- en
/of1815,- en
/of
- € 1250,-, en
/of
- € 1905,-, en
/of
- € 1905,-
en/of
althans, (telkens) een of meerdere geldbedrag(en) heeft verworven,voorhanden heeft gehad
en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van
de verwerving ofhet voorhanden
krijgen van
dit goed/deze goederen
wist, althansredelijkerwijs had moeten vermoeden dat het
(een)door misdrijf verkregen goed
(eren
)betrof;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
schuldheling

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ten aanzien van feit 1 primair en feit 2 ten laste gelegde oplichtingen zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, omdat verdachte dan zijn baan zal kwijtraken en daardoor zijn kleine schulden niet kan afbetalen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan schuldheling. Hij heeft grote geldbedragen die afkomstig waren uit meerdere oplichtingen op zijn rekening gestort gekregen, in totaal
€ 15.158,14. Verdachte heeft door zijn helingshandelingen andermans vermogensdelicten mogelijk gemaakt. Daarbij heeft hij door niet aan de bel te trekken gefaciliteerd dat er onrechtmatig de beschikking kon worden verkregen over die geldbedragen. De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan.
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van verdachte, waaruit volgt dat hij in de afgelopen vijf jaar eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten. Er is dus sprake van recidive.
De rechtbank zoekt bij het bepalen van de straf aansluiting bij de straffen die in vergelijkbare gevallen worden opgelegd.
Verder heeft de rechtbank kennis genomen van het reclasseringsadvies van 16 juni 2022. De reclassering adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden, omdat zij geen mogelijkheden ziet om met interventies of toezicht de risico's te beperken of gedrag te veranderen. Daarbij adviseert de reclassering geen taakstraf op te leggen, omdat verdachte een eerdere taakstraf niet heeft uitgevoerd.
Gelet op het bovenstaande en de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van vier weken passend en geboden. De rechtbank acht een taakstraf niet aan de orde, gelet op het advies van de reclassering. Daarbij rechtvaardigt de ernst van de feiten oplegging van een gevangenisstraf. Het gaat om meerdere grote geldbedragen van meerdere slachtoffers die verdachte in een periode van nog geen anderhalve maand voorhanden heeft gehad.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

Feit 1
De benadeelde partijen [Slachtoffer 1] , [Slachtoffer 5] , [Slachtoffer 3] , [Slachtoffer 4] en [Slachtoffer 2] hebben in verband met feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend.
De benadeelde partij [Slachtoffer 1] vordert € 1.811,10 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
De benadeelde partij [Slachtoffer 5] vordert € 1.905,00 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
De benadeelde partij [Slachtoffer 3] vordert € 5.125,00 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
De benadeelde partij [Slachtoffer 4] vordert € 1.250,00 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
De benadeelde partij [Slachtoffer 2] vordert € 1.412,02 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen kunnen worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in de vordering moeten worden verklaard, omdat zij vrijspraak heeft bepleit.
Overweging van de rechtbank
De benadeelde partijen hebben vergoeding van materiële schade gevorderd voor de door hen naar de bankrekeningen van verdachte overgemaakte geldbedragen. De rechtbank stelt vast dat die schade het gevolg is van oplichting. Dat betekent dat de schade voor rekening komt voor degene die de oplichting heeft gepleegd of daarin heeft gefaciliteerd. Nu verdachte voor de oplichting wordt vrijgesproken en alleen voor schuldheling wordt veroordeeld, is niet vast komen te staan dat verdachte degene is geweest die de schade heeft veroorzaakt. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in de vordering verklaren.
Feit 2
De benadeelde partij [Slachtoffer 7] heeft in verband met feit 2 een vordering tot schadevergoeding ingediend.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet kan worden toegewezen.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard, omdat zij vrijspraak heeft bepleit.
Overweging van de rechtbank
Verdachte wordt vrijgesproken van feit 2. Daarom zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering worden verklaard.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 417bis van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder feit 1, primair, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde;
 verklaart bewezen dat verdachte het overige ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
vier weken;
 verklaart de benadeelde partijen
[Slachtoffer 1],
[Slachtoffer 5],
[Slachtoffer 3],
[Slachtoffer 4],
[Slachtoffer 2]en
[Slachtoffer 7]niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.L. Heldens (voorzitter), mr. Y.M.J.I. Baauw en mr. A.M.P.T. Blokhuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.J. Schoen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 juni 2023.
mrs. J.A.L. Heldens, A.M.P.T. Blokhuis en T.J. Schoen zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [Verbalisant] van de politie Oost-Nederland, District Noord- en Oost-Gelderland, Basisteam IJsselstreek, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-202109015, gesloten op 29 juni 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte van [Slachtoffer 2] van 27 juli 2020, p. 19-20.
3.Proces-verbaal van aangifte van [Slachtoffer 1] , p. 120-121.
4.Proces-verbaal verstrekking gevorderde identificerende gegevens bij banken van 29 juni 2021 met bijlage, p. 25.
5.Proces-verbaal van bevindingen van 13 oktober 2020met bijlage, p. 35.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte [Naam] , p. 96-97.
7.Proces-verbaal van bevindingen van 21 oktober 2020 met bijlage, p. 59 en p. 61.
8.Proces-verbaal van aangifte van [Slachtoffer 5] , p. 198-199.
9.Proces-verbaal van aangifte van [Slachtoffer 4] met bijlage, p. 151.
10.Proces-verbaal van aangifte van [Slachtoffer 6] , p. 221-222.
11.Proces-verbaal van aangifte van [Slachtoffer 3] , p. 244-245.
12.Proces-verbaal verstrekking gevorderde identificerende gegevens bij banken van 4 november 2020 met bijlage, p. 166-167.
13.Proces-verbaal van bevindingen van 21 december 2020 met bijlage, p. 178.