ECLI:NL:RBGEL:2023:3326

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 juni 2023
Publicatiedatum
9 juni 2023
Zaaknummer
C/05/419598 FA RK 23-1599
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot rechterlijke machtiging in het kader van de Wet zorg en dwang

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 5 juni 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf op grond van de Wet zorg en dwang (Wzd). Het verzoek was ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor een cliënte die op dat moment verbleef in een Wvggz-accommodatie. De rechtbank overweegt dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden, en dat cliënte gemotiveerd lijkt om met de juiste ondersteuning in de thuissituatie te blijven. De rechtbank constateert dat er een zorgmachtiging loopt tot en met 5 juni 2023, maar dat er geen verzoek tot een nieuwe zorgmachtiging is gedaan. Dit betekent dat cliënte vanaf 6 juni 2023 enkel in een vrijwillig kader kan verblijven. De rechtbank wijst het verzoek af, omdat niet is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging. De rechtbank benadrukt dat indien zich een crisissituatie voordoet, de mogelijkheid van inbewaringstelling openstaat. Tevens wordt cliënte aangeraden haar wensen met betrekking tot een waardig levenseinde te documenteren en bij de juiste instanties onder de aandacht te brengen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats: Arnhem
Zaakgegevens: C/05/419598 FA RK 23-1599
Datum uitspraak: 5 juni 2023
Beschikking rechterlijke machtiging tot opname en verblijf Wzd
inzake
het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van zes maanden als bedoeld in artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (Wzd), ten aanzien van:
[naam cliënte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
woonachtig in [woonplaats] ,
verblijvende bij Pro Persona te [plaats] , op grond van een zorgmachtiging geldend tot en met 5 juni 2023,
hierna te noemen: cliënte,
advocaat: mr. M.A. Smits te Nijmegen.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 24 mei 2023;
  • het verweerschrift van de advocaat namens cliënte, ingekomen ter griffie op 31 mei 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 1 juni 2023, in de accommodatie van Pro Persona te [plaats] . Tijdens de mondelinge behandeling is ook de zaak met zaaknummer: C/05/419895 FA RK 23-1675 behandeld.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn gehoord:
cliënte, bijgestaan door haar advocaat;
mw. [naam 1] , AIOS verbonden aan Pro Persona;
mw. [naam 2] , co-assistent verbonden aan Pro Persona.

2.Standpunten

2.1.
Cliënte heeft ten eerste, via de advocaat, een formeel verweer gevoerd. Cliënte ziet formele fouten in de totstandkoming van het verzoek, de aanvraag ex artikel 25 Wzd is niet door een bevoegde vertegenwoordiger van de zorgaanbieder gedaan. De aanvraag moet namelijk door een zorgaanbieder gedaan worden en nergens blijkt uit dat de persoon in kwestie door de zorgaanbieder is gemachtigd om de aanvraag in te dienen. Dat zou moeten leiden tot niet-ontvankelijkheid van het CIZ in haar verzoek.
Mocht de rechtbank dit verweer niet volgen dan verzoekt cliënte, mede via de advocaat, de rechtbank om het verzoek af te wijzen. Cliënte wijst de rechtbank op het verweerschrift en vult aan dat zij zo snel mogelijk naar huis wil. Cliënte is een solist. De woning van cliënte is volledig aangepast op haar zorgbehoefte, zo is alles gelijkvloers. Daarbij zijn de mogelijkheden thuis onvoldoende onderzocht. Eerder heeft de thuiszorg cliënte laten vallen. Nu heeft cliënte een uitgebreid plan met zowel formele als informele zorgverleners. De WLZ-indicatie om dit te bekostigen is aanwezig. Daarbij beschikt cliënte over eigen vermogen om aanvullende zorg te betalen. Dit plan is nooit serieus onderzocht door de zorgverleners. Cliënte betwist dan ook dat er in de thuissituatie een aanzienlijk risico op ernstig nadeel ontstaat.
Cliënte trekt het niet om nog langer in een psychiatrisch ziekenhuis dan wel een verpleeghuis te verblijven. Cliënte geeft aan dat zij liever een (mogelijk) korter leven in de thuissituatie heeft dan een langer leven in een zorginstelling. Cliënte is ook bekend met de risico’s van het thuis wonen, maar neemt deze voor lief. Cliënte geeft daarbij aan dat als zij niet naar huis kan zij graag een euthanasie traject wil starten.
Verder benadrukt cliënte dat de diagnose die in de medische verklaring staat en uit het NPO onderzoek is gebleken niet (meer) klopt.
2.2.
De arts heeft aangegeven dat zij achter het verzoek staat. De arts geeft aan dat er tijdens de opname mooie stappen zijn gezet, zo is cliënte niet meer (volledig) rolstoelafhankelijk. Ook is de incontinentie verbeterd. Wel ziet de arts op de afdeling dat de neurocognitieve stoornissen (die uit het NPO en de medische verklaring blijken) cliënte erg beperken in haar zelfredzaamheid. Cliënte is afhankelijk van onplanbare en intensieve zorg. Dit blijkt uit het feit dat zij veel gebruik maakt van de bel zodat de verpleging langskomt om haar te ondersteunen. Daarbij benadrukt de arts dat cliënte in de accommodatie in een veilige en voorspelbare setting zit. Daarom is de verwachting dat de hulpvraag van cliënte in de thuissituatie nog groter zal zijn. De arts benadrukt dat de maatschappelijk werker uitgebreid heeft onderzocht of de zorg in de thuissituatie te realiseren is. Dit bleek niet het geval, onder meer omdat cliënte zich verzet tegen hulp vanuit bepaalde instanties en omdat een aantal instanties (door eerdere incidenten) weigeren om zorg te verlenen aan cliënte. De arts heeft van cliënte vernomen wat haar plan nu is voor de zorg in de thuissituatie. De arts verwacht niet dat dit voldoende zal zijn. De arts geeft aan dat op dit moment anoniem gezocht wordt naar een WZD-accommodatie voor cliënte. Dit zal naar verwachting nog een aantal weken duren. Het feit dat cliënte toestemming heeft geweigerd om medische gegevens te delen bemoeilijkt de zoektocht. De arts is zich bewust van het feit dat de zorgmachtiging tot en met 5 juni loopt. Cliënte mag vanaf dat moment vrijwillig blijven. De verwachting is echter dat cliënte direct zal vertrekken naar huis. Het is dan een kwestie van wachten tot er een passende plek voor cliënte vrijkomt.

3.De beoordeling

Verzoek tot niet-ontvankelijkverklaring
3.1.
De rechtbank constateert dat de aanvraag van de Wzd-machtiging zoals benoemd in artikel 25 Wzd, is gedaan door [naam 3] namens [naam 4] (de zorgverantwoordelijke van cliënte). De rechtbank benadrukt dat een zorgverantwoordelijke bij uitstek de persoon is om een zorgaanbieder te vertegenwoordigen in procedures die gaan over de inhoudelijke zorg. In dit geval is duidelijk dat de zorgverantwoordelijke een collega heeft gemachtigd om namens mw. [naam 4] een aanvraag in te dienen bij het CIZ. De rechtbank kan deze werkwijze volgen. De rechtbank ziet gezien het voornoemde onvoldoende aanleiding om het CIZ niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek.
De inhoudelijke beoordeling
3.2.
De rechtbank zal het verzoek afwijzen omdat niet is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. De rechtbank overweegt dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
3.3.
De rechtbank constateert dat de situatie is dat er een zorgmachtiging loopt tot en met 5 juni 2023. De rechtbank stelt vast dat er geen verzoek tot een nieuwe zorgmachtiging is gedaan. Dit betekent dat vanaf 6 juni cliënte enkel in een vrijwillig kader kan verblijven in een Wvggz-accommodatie. Cliënte heeft in niet mis te verstane bewoordingen duidelijk gemaakt dat zij niet vrijwillig zal verblijven in de accommodatie, maar dat zij direct naar huis gaat. De verwachting is dat het nog weken zal duren voor er een passende Wzd-accommodatie voor cliënte is gevonden. Dat betekent dat cliënte in de praktijk vanaf 6 juni hoe dan ook nog een aantal weken thuis zal verblijven. De rechtbank acht het proportioneel om te bezien hoe deze weken zullen verlopen. De rechtbank acht het niet passend om nu te beslissen dat cliënte over een aantal weken wordt opgenomen, terwijl daarvoor mogelijk in de aankomende weken thuis geen aanleiding voor blijkt. Cliënte lijkt namelijk gemotiveerd om te laten zien dat zij met de juiste mensen om haar heen de zorg in de thuissituatie rond kan krijgen. Deze kans wordt haar hierbij geboden.
3.4.
De rechtbank benadrukt dat indien zich een crisissituatie voordoet thuis, ook de weg van de inbewaringstelling open staat. Daarbij merkt de rechtbank op dat cliënte heeft aangegeven dat zij haar wensen met betrekking tot een waardig levenseinde wil vastleggen. Door de advocaat is onder meer benoemd dat cliënte zo lang mogelijk thuis wil blijven en dat wanneer dit niet mogelijk blijkt zij naar een hospice wil.
De rechtbank raadt cliënte aan om haar wensen op de juiste wijze te documenteren en bij de juiste instanties onder de aandacht te brengen, zodat met deze wensen in de toekomst zoveel als mogelijk rekening kan worden gehouden.

4.Beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2023 door mr. G. Hilberink, rechter, in tegenwoordigheid van T. Akasbi, griffier.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.