ECLI:NL:RBGEL:2023:3324

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 juni 2023
Publicatiedatum
9 juni 2023
Zaaknummer
09-109211-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor seksueel misbruik van minderjarige die aan zorg was toevertrouwd

Op 9 juni 2023 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan seksueel misbruik van zijn minderjarige nichtje, dat aan zijn zorg was toevertrouwd. De verdachte, geboren in 1975, heeft gedurende een periode van bijna een jaar, van 1 oktober 2020 tot en met 10 september 2021, meerdere ontuchtige handelingen gepleegd met het slachtoffer, dat op dat moment 14 of 15 jaar oud was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer, wat wettig en overtuigend bewezen is verklaard. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de kwetsbaarheid van het slachtoffer, die in een afhankelijkheidsrelatie tot de verdachte stond.

De officier van justitie had een gevangenisstraf van 40 maanden geëist, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van 27 maanden opgelegd, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met het slachtoffer. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van € 15.000,- aan smartengeld aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vordering van de benadeelde partij volledig kan worden toegewezen, gezien de ernstige psychische gevolgen van het misbruik voor het slachtoffer.

De rechtbank heeft in haar overwegingen ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte meegewogen, waaronder zijn behandeling bij een forensische polikliniek en de kans op herhaling. Ondanks deze factoren heeft de rechtbank geconcludeerd dat de ernst van het feit en het misbruik van de afhankelijkheidsrelatie van het slachtoffer een langere gevangenisstraf rechtvaardigen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van bescherming van kwetsbare slachtoffers en de gevolgen van seksueel misbruik.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 09/109211-22
Datum uitspraak : 9 juni 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1975 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .
Raadsman: mr. T. van Nimwegen, advocaat in Tilburg.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meerdere tijdstipen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2020 tot en met
10 september 2021 te [pleegplaats] , althans in Nederland
met (de aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige) [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2005,
die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
te weten het meermalen, althans eenmaal:
- betasten van de borsten, billen en/of vagina van die [slachtoffer] ,
- laten betasten van zijn, verdachtes, penis, door die [slachtoffer] ,
- ( tong)zoenen van die [slachtoffer] ,
- brengen, duwen en/of heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, vinger(s), duim, tong en/of penis in de vagina van die [slachtoffer] en/of
- brengen, duwen en/of heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] .
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich voor wat betreft de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte p. 8-10;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 mei 2023, gelezen in onderlinge samenhang met het proces-verbaal van verhoor verdachte p. 48.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
een of meerderetijdstippen in
of omstreeksde periode van 1 oktober 2020 tot en met
10 september 2021 te [pleegplaats] ,
althans in Nederland
met
(de aan zijn zorg
en/of waakzaamheidtoevertrouwde minderjarige
)[slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2005,
die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt,
een of meerontuchtige handelingen heeft gepleegd, die
bestonden uit ofmede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
te weten het meermalen,
althans eenmaal:
- betasten van de borsten, billen en
/ofvagina van die [slachtoffer] ,
- laten betasten van zijn, verdachtes, penis, door die [slachtoffer] ,
- ( tong)zoenen van die [slachtoffer] ,
- brengen, duwen en
/ofheen en weer bewegen van zijn, verdachtes, vinger(s), duim, tong en
/ofpenis in de vagina van die [slachtoffer] en
/of
- brengen, duwen en
/ofheen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] .
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Daarbij heeft de officier van justitie verzocht om oplegging van de bijzondere voorwaarden die de reclassering heeft geadviseerd in haar rapport van 12 mei 2023.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een maximale taakstraf van 240 uur met daarnaast een deels voorwaardelijke gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijk deel 1 dag bedraagt en oplegging van de door de reclassering voorgestelde voorwaarden. De raadsman heeft verzocht in straf verminderende zin mee te wegen dat verdachte op eigen initiatief in behandeling is gegaan bij [naam] en verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur zal deze langlopende behandeling doorkruisen, wat volgens [naam] en de Reclassering van negatieve invloed zal zijn op het behandeltraject. Ook zal verdachte dan zijn baan en daarmee zijn inkomen verliezen, wat tot gevolg zal hebben dat zijn kinderen en ex-vrouw de woning moeten opgeven en zij geen of minder inkomen zullen hebben.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft in een periode van bijna een jaar vele malen seksueel contact gehad met een (aangetrouwd) minderjarig nichtje dat (mede) aan zijn zorg was toevertrouwd. Er was bovendien sprake van een groot leeftijdsverschil. Verdachte was destijds 45 jaar, terwijl het slachtoffer nog maar 14-15 jaar was. Het slachtoffer had een veilige en stabiele omgeving nodig. Zij was daardoor extra kwetsbaar en beïnvloedbaar. Het slachtoffer woonde in die tijd bij verdachte en zijn gezin in en bevond zich als familielid in een afhankelijkheidspositie. Zij had vanaf jonge leeftijd een goede band met verdachte en vertrouwde hem. Verdachte heeft hier misbruik van gemaakt en is een pseudo-relatie met haar begonnen. Ook nadat verdachte wist dat het slachtoffer tot voor kort jarenlang seksueel was misbruikt en kampte met de psychische gevolgen daarvan, heeft hij het misbruik voortgezet.
Verdachte heeft een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. Het is een feit van algemene bekendheid dat misbruik van kinderen hun seksuele ontwikkeling kan verstoren en grote psychische gevolgen kan hebben, zeker ook na eerder langdurig misbruik. Gelet op de jeugdige leeftijd van het slachtoffer en haar eerdere ervaringen, kon verdachte er niet vanuit gaan dat zij voldoende in staat was haar grenzen te bewaken en de draagwijdte van de gedragingen te overzien. Verdachte heeft zijn seksuele behoeften voor de belangen en het welzijn van het jonge slachtoffer geplaatst. De rechtbank neemt dat verdachte zeer kwalijk. Daarnaast heeft verdachte de rechtbank niet de indruk gegeven dat hij echt beseft dat van een gelijkwaardige relatie geen sprake was en kon zijn, gelet op de jeugdige leeftijd van het slachtoffer, het grote leeftijdsverschil en de afhankelijke relatie.
Ter zitting heeft het slachtoffer helder en indrukwekkend verwoord wat het misbruik door verdachte met haar heeft gedaan. Zij is, ook nu twee jaar later, angstig, heeft last van paniekaanvallen en voelt zich niet veilig als zij alleen is met een man. Na afronding van intensieve therapie vanwege eerder misbruik, is zij weer in behandeling in verband met nieuwe traumaklachten. Extra pijnlijk is dat door het bekend worden van het misbruik door verdachte voor het slachtoffer belangrijke steun en contacten binnen de familie deels zijn weggevallen, terwijl uitsluitend verdachte verantwoordelijk is voor het bewezenverklaarde.
Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafoplegging rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Verdachte is sinds mei 2022 op eigen initiatief in behandeling bij forensische polikliniek [naam] om meer inzicht te krijgen in zijn handelen. Uit de stukken volgt dat de behandeling positief verloopt en naar verwachting nog meer dan een jaar zal duren. In het rapport van 12 mei 2023 schat de reclassering de kans op herhaling in als laag. Daarnaast heeft verdachte een steunend netwerk. Ondanks deze beschermende factoren, adviseert de reclassering vanwege de ernst en de lange duur van het feit, de oplegging van bijzondere voorwaarden. Met behulp van reclasseringstoezicht kan ook op langere termijn worden gecontroleerd of verdachte zijn behandeling bij [naam] voortzet en het terugvalpreventieplan weet toe te passen. Naast een meldplicht en een ambulante behandeling bij [naam] of een soortgelijke instelling met zo nodig de verplichting mee te werken aan diagnostisch onderzoek, adviseert de reclassering een contactverbod met het slachtoffer. De reclassering kan verdachte tevens begeleiden bij de gevolgen voor hem van een detentie.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst en de duur van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, niet anders kan worden gereageerd dan door het opleggen van een vrijheidsbenemende straf van langere duur. Daarbij heeft de rechtbank als strafverzwarend meegewogen dat verdachte misbruik heeft gemaakt van de afhankelijkheidsrelatie van het slachtoffer, het grote leeftijdsverschil en de omstandigheid dat verdachte met het misbruik is doorgegaan ook nadat hij wist dat het slachtoffer eerder jarenlang seksueel was misbruikt. De rechtbank heeft oog voor de ingrijpende gevolgen van een langere detentie voor verdachte en zijn naasten maar ziet geen ruimte voor een andere, lichtere strafmodaliteit.
Alles afwegend, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 27 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar passend en geboden. Vanuit het oogpunt van preventie, zal de rechtbank hieraan alle bijzondere voorwaarden verbinden die de reclassering heeft geadviseerd, zoals hierboven opgenomen. Het voorwaardelijk strafdeel dient als extra prikkel voor verdachte om zich in te blijven zetten voor de gestarte behandeling en zo nodig mee te werken aan diagnostiek en onderstreept daarnaast de ernst van het feit.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [benadeelde (slachtoffer)] heeft in verband met het tenlastegelegde een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 15.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedings-maatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij volledig kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft verzocht om de vordering te matigen tot € 10.000,- . Benadeelde is eerder seksueel misbruikt. Niet kan worden vastgesteld dat alle gevorderde schade in een rechtstreeks verband staat met het handelen van verdachte.
Overweging van de rechtbank
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij schade heeft geleden die een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde en waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De rechtbank is van oordeel dat de aard van het feit meebrengt dat de benadeelde partij in haar persoon is aangetast. Uit de overgelegde stukken komt naar voren dat het handelen van verdachte ook nu, bijna 2 jaar na het misbruik, grote psychische gevolgen heeft voor de benadeelde partij.
Gelet op de duur en intensiteit van het misbruik alsmede de kwetsbaarheid van de benadeelde, acht de rechtbank de gevorderde immateriële schade van € 15.000,- naar objectieve maatstaven billijk. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding voor matiging. Uit de stukken van de behandelaar van de benadeelde komt duidelijk naar voren dat sprake is van nieuwe traumaklachten na nog een keer langdurig seksueel misbruik en dat het handelen van verdachte de gezonde seksuele ontwikkeling van benadeelde fors heeft verstoord. Dat sprake is geweest van eerder misbruik door een ander, doet niet af aan de omvang van verdachtes aansprakelijkheid. Verdachte is vanaf 10 september 2021, de einddatum van de bewezenverklaarde periode, wettelijke rente verschuldigd over het toegewezen bedrag.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen, eveneens met toekenning van de wettelijke rente. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventuele toegekende proceskosten, tot nu toe begroot op nihil, zijn daar niet bij ingegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 245 en 248 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van
27 (zevenentwintig) maanden;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
9 (negen) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarenniet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
• stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
• stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
- zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres [adres] , telefoonnummer 088-8041404. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren. Hieronder valt ook het meewerken aan huisbezoeken.
- meewerkt aan ambulante behandeling door [naam] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, tevens als dit inhoudt dat hij meewerkt aan diagnostiek. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
- op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft met [slachtoffer] , geboren
op [geboortedatum] 2005, zolang het Openbaar Ministerie en de reclassering dit verbod nodig vindt. De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod.
• stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
• geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;

vordering benadeelde partij

 veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
[benadeelde (slachtoffer)] van € 15.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 september 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nihil;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [benadeelde (slachtoffer)] een bedrag te betalen van € 15.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 september 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald.
Als dit bedrag van niet wordt betaald, kunnen 110 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Edelenbos, voorzitter, mr. M.C. van der Mei en
mr. M.D.R. Joppe, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J.M. Fransen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 juni 2023.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie-eenheid Den Haag opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL1500-2022114991, gesloten op 22 april 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.