ECLI:NL:RBGEL:2023:3323

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 juni 2023
Publicatiedatum
9 juni 2023
Zaaknummer
05-313345-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen gepleegd in de gehandicaptenzorg met een kwetsbare cliënt

Op 9 juni 2023 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met een kwetsbare cliënt in de gehandicaptenzorg. De verdachte, geboren in 2002, heeft in de periode van 1 maart 2022 tot en met 22 augustus 2022 meermalen seksuele handelingen verricht bij een jongen die aan zijn zorg was toevertrouwd. Het slachtoffer, die lijdt aan een ernstige verstandelijke beperking, was niet in staat om weerstand te bieden tegen de handelingen van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich bewust was van de kwetsbaarheid van het slachtoffer en dat hij deze heeft misbruikt voor zijn eigen seksuele behoeften.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 5 jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod met het slachtoffer en een beroepsverbod voor 5 jaar in de zorgsector. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische problematiek van de verdachte, maar heeft geoordeeld dat de ernst van de feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen, waaronder smartengeld, toegewezen en de verdachte verplicht om deze schadevergoeding te betalen.

De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat het handelen van de verdachte niet alleen een grote impact heeft gehad op het slachtoffer, maar ook op zijn ouders, die veel leed en emotionele schade hebben ervaren. De rechtbank heeft de vorderingen van de ouders niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij geen rechtstreekse schade hebben geleden. De uitspraak is gedaan in het kader van de bescherming van kwetsbare personen en het waarborgen van de integriteit binnen de zorgsector.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.313345.22
Datum uitspraak : 9 juni 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2002 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .
Raadsvrouw: mr. M.L. Firet, advocaat in Almere.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2022 tot en met 22 augustus 2022 te [pleegplaats] , althans in Nederland,
met [slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat deze aan een zodanige psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening en/of verstandelijke handicap leed dat die [slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was zijn wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het betasten en/of aftrekken van het geslachtsdeel van die [slachtoffer]
en/of
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2022 tot en met 22 augustus 2022 te [pleegplaats] , althans in Nederland,
terwijl hij werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg,
ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] , die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd,
door het betasten en/of aftrekken van het geslachtsdeel van die [slachtoffer] .
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan beide ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen bewijsverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [vader] p. 5 (zaaksdossier);
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] p. 16-18, gelezen in onderlinge samenhang met rapportage vanuit dagbesteding p. 36, 55 en 102 (niet doorgenummerd, zaaksdossier);
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 mei 2023.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij in
of omstreeksde periode van 1 maart 2022 tot en met 22 augustus 2022 te [pleegplaats] ,
althans in Nederland,
met [slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat deze aan een zodanige
psychische stoornis,
psychogeriatrische aandoening en/ofverstandelijke handicap leed dat die [slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was zijn wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden,
een of meerontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het betasten en
/ofaftrekken van het geslachtsdeel van die [slachtoffer]
en
/of
hij in
of omstreeksde periode van 1 maart 2022 tot en met 22 augustus 2022 te [pleegplaats] ,
althans in Nederland,
terwijl hij werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg,
ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] , die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en
/ofzorg had toevertrouwd,
door het betasten en
/ofaftrekken van het geslachtsdeel van die [slachtoffer] .
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
eendaadse samenloop van
met iemand van wie hij weet dat hij aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens lijdt dat hij niet of onvolkomen in staat is zijn wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd
en
werkzaam in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, ontucht plegen met iemand die zich als patiënt en/of cliënt aan zijn hulp en/of zorg heeft toevertrouwd, meermalen gepleegd

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaar. Daarbij is verzocht om oplegging van de door de reclassering geadviseerde meldplicht, ambulante behandeling, een beroepsverbod en contactverbod, uitgebreid met een locatieverbod op verzoek van de ouders van het slachtoffer. Primair heeft de officier van justitie verzocht dit pakket op te leggen als bijzondere voorwaarden. Indien dadelijke uitvoerbaarheid op de voet van artikel 14e Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) juridisch niet mogelijk is, is verzocht dit pakket deels als vrijheidsbeperkende maatregelen op te leggen en die op die basis dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw verzet zich tegen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en heeft een taakstraf met een voorwaardelijke gevangenisstraf bepleit. Aangevoerd is dat verdachte het feit zelf kenbaar heeft gemaakt aan zijn werkgever en direct professionele hulp heeft gezocht voor zijn (identiteits)problematiek. Een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal zijn behandeling doorbreken. Verdachte heeft naar vermogen openheid van zaken gegeven over zijn handelen. Hij ziet in dat hij verkeerd heeft gehandeld, heeft oprecht spijt van zijn gedragingen en gaat zich omscholen naar een functie buiten de zorgsector. Hij is gemotiveerd mee te werken aan het pakket dat de reclassering heeft voorgesteld. Verder heeft de raadsvrouw gewezen op de jonge leeftijd en psychische problematiek van verdachte, zijn blanco strafblad en rechterlijke uitspraken in soortgelijke zaken.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft in zijn functie als (gediplomeerd) begeleider in de gehandicaptenzorg over een periode van 6 maanden meerdere keren seksuele handelingen verricht bij een jongen die aan zijn zorg was toevertrouwd. Het slachtoffer was vanwege een (door een chromosoom-afwijking veroorzaakte) ernstige verstandelijke beperking niet in staat zijn wil te bepalen en om fysiek en verbaal weerstand te bieden tegen de handelingen van verdachte. Het slachtoffer kan niet praten en is volledig incontinent. Beschreven wordt dat het slachtoffer qua ontwikkelingsleeftijd functioneert op het niveau van een kind van ongeveer 15 maanden. Verdachte wist dat het slachtoffer zich niet kon onttrekken aan de seksuele handelingen en dat het slachtoffer het verwerpelijke gedrag van verdachte niet zelf naar buiten kon brengen.
De rechtbank acht het handelen van verdachte zeer berekenend. Hij heeft een weerloze jongen als instrument gebruikt om zijn eigen seksuele identiteit te ontdekken. Verdachte heeft hiermee beroepsmatig een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. Het handelen van verdachte heeft niet alleen een grote impact (gehad) op het slachtoffer, maar ook op zijn ouders. Zij zagen het gedrag en de gezondheid van hun zoon verontrustend veranderen en maakten zich zorgen om hem. De gedragingen van verdachte hebben bij de ouders veel leed en hevige emoties veroorzaakt en hun vertrouwen aangetast. Verder leiden dit soort feiten in het algemeen tot onrust en gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De rechtbank neemt verdachte dit alles zeer kwalijk.
In het rapport van 9 mei 2023 heeft de reclassering beschreven dat verdachte al langere tijd kampt met psychische en vermoedelijk identiteitsproblematiek, wat gepaard gaat met depressieve en suïcidale gedachten. Hij is met deze klachten naar de huisarts gegaan gaf daarbij openheid van zaken, waarna op initiatief van de huisarts de zorginstelling is ingelicht. Dit heeft geleid tot zijn ontslag bij de zorginstelling. Verdachte werkt sindsdien niet. Vanwege het ontbreken van een uitvoerige delictanalyse en de (beperkt meewerkende) proceshouding van verdachte tijdens het onderzoek is het volgens de reclassering lastig een inschatting te maken van de kans op recidive. Een van de gebruikte instrumenten, de gemeten statische factoren die corresponderen met zedendelicten, laten een matig/hoog risico zien. Om herhaling te voorkomen acht de reclassering een (forensisch) behandeltraject gericht op delictgedrag en seksualiteit van belang. Verdachte heeft zich bereid verklaard aan de behandeling mee te werken. Verder is een contactverbod met het slachtoffer en zijn ouders geadviseerd en vanuit risicomanagement ook een beroepsverbod. Om bovengenoemde adviezen te borgen én zo snel als mogelijk te kunnen starten met een (forensisch) traject voor verdachte, adviseert de reclassering voornoemd pakket dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Gelet op de leeftijd van verdachte tijdens het plegen van het feit is onderzocht of toepassing van het adolescentenstrafrecht is aangewezen. Net als de reclassering ziet de rechtbank hiervoor geen indicaties zodat verdachte wordt berecht volgens het volwassenenstrafrecht.
Gezien de ernst van de feiten acht de rechtbank een taakstraf, ook in combinatie met een gevangenisstraf, niet aan de orde. Daarbij heeft de rechtbank in strafverzwarende zin betrokken dat verdachte meerdere malen ontucht heeft gepleegd over een langere periode, dat hij een gediplomeerd begeleider/verzorger was met relevante werkervaring en dat hij een weerloos slachtoffer als instrument heeft gebruikt voor zijn eigen seksuele beleving. De rechtbank houdt rekening met de leeftijd en psychische problematiek van verdachte maar deze omstandigheden bieden geen ruimte voor een andere, lichtere strafmodaliteit dan een vrijheidsbenemende sanctie van langere duur. Daarbij heeft de rechtbank betrokken dat reclassering geen zwaarwegende gevolgen ziet van een detentie. Niet beschreven is dat verdachte detentieongeschikt zou zijn. De rechtbank is zich ervan bewust dat een detentie, zoals voor vele andere veroordeelden, psychisch ontregelend zal zijn voor verdachte. Dit staat als zodanig echter niet in de weg aan oplegging van een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Dat verdachte een blanco strafblad heeft, heeft geen invloed op de strafmaat omdat een schoon strafblad het uitgangspunt is.
Alles afwegend en rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, veroordeelt de rechtbank verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden. Een deel daarvan, te weten 4 maanden, zal voorwaardelijk worden opgelegd.
Aan dat voorwaardelijk strafdeel worden verschillende voorwaarden verbonden. Het gaat om begeleiding door de reclassering en het geadviseerde ambulante behandeltraject, omdat de rechtbank dat noodzakelijk acht om het recidiverisico te beperken. Verder acht de rechtbank een contactverbod met slachtoffer [slachtoffer] op zijn plaats, alsmede een locatieverbod voor de terreinen van [naam] in [pleegplaats] en [locatie] .
De proeftijd wordt bepaald op 5 jaar, omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De rechtbank ziet onvoldoende juridische gronden en aanleiding om in de strafzaak een contactverbod met betrekking tot de ouders van het slachtoffer op te leggen.
De rechtbank zal de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaren, nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Verdachte heeft immers in een langere periode meermalen ontuchtige handelingen gepleegd, heeft niet steeds volledig meegewerkt aan het onderzoek (door politie en reclassering) en geeft nog onvoldoende blijk van inzicht in zijn motieven.
Tot slot zal de rechtbank aan de verdachte als bijkomende straf een beroepsverbod opleggen als hulp- of zorgverlener in de gezondheidszorg en maatschappelijke zorg of andersoortige functies of werkzaamheden waarin kwetsbare personen (mede) aan zijn zorg zijn toevertrouwd voor de duur van 5 jaar. Verdachtes mededeling dat hij niet meer in de zorg werkt, wil werken en zich wil omscholen, is onvoldoende om van een beroepsverbod af te zien, ook omdat het verbod omvattender is. De rechtbank ziet onvoldoende aanleiding om het beroepsverbod daarnaast ook op te leggen als bijzondere voorwaarde.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

[vader] heeft in zijn hoedanigheid van bewindvoerder namens zijn zoon [benadeelde] een vordering tot schadevergoeding ingediend. Gevorderd wordt € 3.000,- aan smartengeld. Ook hebben zijn vader [vader] en zijn moeder [moeder] beiden een eigen vordering tot schadevergoeding ingediend. Zij vorderen ieder € 1.000,- aan smartengeld.
Verder hebben alle benadeelde partijen de wettelijke rente over de gevorderde schade gevorderd en verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen volledig kunnen worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouw heeft verzocht de vordering van benadeelde [benadeelde] te matigen omdat niet is gebleken dat het feit een ernstig erkend ziektebeeld of blijvende gevolgen bij benadeelde heeft veroorzaakt. Ook is aangevoerd dat uit de ingebrachte stukken niet is op te maken dat sprake is van concrete behandeling als gevolg van het delict. Volgens de raadsvrouw moeten de vorderingen van de ouders van het slachtoffer niet-ontvankelijk worden verklaard omdat geen sprake is van rechtstreekse schade. Subsidiair is verzocht om de vorderingen te matigen.
Overweging van de rechtbank
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat [benadeelde] schade heeft geleden die een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde en waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de aard van het feit meebrengt dat [benadeelde] in zijn persoon is aangetast op andere wijze. Verdachte heeft in zijn functie als gediplomeerd zorgverlener meerdere malen over een langere periode de waardigheid van het slachtoffer aangetast en zijn vertrouwen geschonden. Uit de dagverslagen van de begeleiders van het slachtoffer blijkt dat zij in de bewezenverklaarde periode verontrustende gedragsveranderingen en gezondheidsklachten bij het slachtoffer hebben gezien. De rechtbank acht op basis van het dossier voldoende aannemelijk geworden dat de opgetreden veranderingen/medische klachten een link hebben met het bewezenverklaarde, ook al is op basis van de stukken niet vast te stellen dat het feit een ernstig erkend ziektebeeld of blijvende gevolgen heeft veroorzaakt.
Ook gezien de bijzondere kwetsbaarheid van het slachtoffer, acht de rechtbank het gevorderde bedrag van € 3.000,- naar objectieve maatstaven billijk. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding voor matiging. Verdachte is vanaf 22 augustus 2022, de einddatum van de bewezenverklaarde periode, wettelijke rente verschuldigd over het toegewezen bedrag.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen, eveneens met toekenning van de wettelijke rente. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij ( [vader] in zijn hoedanigheid van bewindvoerder van [benadeelde] ) toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventuele toegekende proceskosten, tot nu toe begroot op nihil, zijn daar niet bij ingegrepen.
Ten aanzien van de vorderingen van de ouders van het slachtoffer overweegt de rechtbank als volgt. Vaststaat dat verdachte hun vertrouwen in hem op ernstige wijze heeft geschonden. Uit hetgeen zij naar voren hebben gebracht, volgt dat het bewezenverklaarde veel verdriet, hevige emoties en psychische druk bij hen heeft veroorzaakt. Hun gevoelens zijn invoelbaar.
Om zich echter als benadeelde partij te kunnen voegen in het strafgeding, moet de betrokkene voldoen aan de criteria van artikel 51f, eerste of tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. In het eerste lid van deze bepaling is bepaald dat degene die zich als benadeelde partij voegt, rechtstreekse schade moet hebben geleden door een strafbaar feit.
Doorgaans kan alleen het slachtoffer zich als benadeelde partij voegen in het strafproces. Hetgeen namens de ouders is aangevoerd, acht de rechtbank onvoldoende om te kunnen vaststellen dat ten aanzien van hen sprake is van rechtstreekse schade bestaande uit een aantasting in hun persoon op andere wijze als bedoeld in artikel 6:106, eerste lid onder b, van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank zal beide ouders daarom niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Zij kunnen de vordering slechts aanbrengen bij de civiele rechter. De proceskosten zullen worden gecompenseerd.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14e, 28, 31, 36f, 55, 247 en 249 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van
12 (twaalf) maanden;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
4 (vier) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de
proeftijd van 5 (vijf) jarenniet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
• stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
• stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
- zich binnen drie werkdagen na deze uitspraak meldt bij de reclassering in zijn woonomgeving, telefoonnummer 088 804 1401. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- zich (ambulant) laat behandelen door een nader door de reclassering te bepalen (forensische) behandelinstantie. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met:
[slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2002,
zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. De politie ziet toe op naleving van dit verbod;
- zich gedurende de proeftijd niet zal bevinden op het terrein van zorginstelling [naam] in [locatie] (omsloten door [wegen] ) en niet op het terrein van [naam] in [pleegplaats] (omsloten door [wegen] ), zolang het Openbaar Ministerie dit nodig vind. De politie ziet toe op naleving van dit verbod;
• stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
• geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
• beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht
dadelijk uitvoerbaarzijn;
Ontzetting van rechten
 ontzet verdachte van het recht tot uitoefening van het beroep van hulp- of zorgverlener in de gezondheidszorg en maatschappelijke zorg of andersoortige functies of werkzaamheden waarin kwetsbare personen (mede) aan zijn zorg zijn toevertrouwd, voor de
duur van 5 (vijf) jaren;
Vorderingen benadeelde partij
 veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
[vader] in zijn hoedanigheid van bewindvoerder van
[benadeelde]van € 3.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 augustus 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nihil;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [vader] in zijn hoedanigheid van bewindvoerder van [benadeelde] een bedrag te betalen van € 3.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 augustus 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald.
Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 40 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 verklaart de benadeelde partij [vader] niet-ontvankelijk in de vordering tot smartengeld;
 compenseert de proceskosten in die zin dat ieder de eigen kosten draagt;
 verklaart de benadeelde partij [moeder] niet-ontvankelijk in de vordering tot smartengeld;
 compenseert de proceskosten in die zin dat ieder de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van der Mei, voorzitter, mr. G. Edelenbos en
mr. M.D.R. Joppe, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J.M. Fransen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 juni 2023.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, onderzoek ONRBC22462, gesloten op 16 november 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.