ECLI:NL:RBGEL:2023:3322

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 juni 2023
Publicatiedatum
9 juni 2023
Zaaknummer
05/179776-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens doodslag op baby met gevangenisstraf en tbs met dwangverpleging

Op 8 juni 2023 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van doodslag op zijn zes maanden oude dochter. De zaak kwam voort uit een tragisch voorval op 17 juli 2022, waarbij de verdachte zijn dochter in de woning van haar grootmoeder met een mes de keel doorsneed. De militaire kamer van de rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk handelde, maar niet met voorbedachte raad, waardoor hij werd vrijgesproken van moord. De rechtbank oordeelde dat de verdachte leed aan schizofrenie en andere geestelijke stoornissen, wat zijn gedragingen beïnvloedde. De militaire kamer heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar en terbeschikkingstelling (tbs) met dwangverpleging opgelegd, gezien het hoge recidiverisico en de noodzaak voor intensieve behandeling. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder de moeder van het slachtoffer, die emotionele en materiële schade claimde. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen grotendeels toegewezen, met inachtneming van de wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/179776-22
Datum uitspraak : 8 juni 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de [verblijfplaats] .
Raadsvrouw: mr. J.J. Boelaars, advocaat in Rotterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 juli 2022 in de gemeente Rotterdam
[slachtoffer] (dochter van verdachte geboren op [geboortedatum slachtoffer] )
opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachten rade
van het leven heeft beroofd, door meermalen, althans eenmaal, met een mes,
althans een scherp en/of snijdend voorwerp, althans een dergelijk
steek/snijvoorwerp, de keel en/of de hals en/of de nek van die [slachtoffer] in te
snijden en/of door te snijden.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan moord.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen bewijsverweer gevoerd ten aanzien van doodslag, maar heeft bepleit dat de voor moord vereiste voorbedachte raad niet bewezen kan worden.
Beoordeling door de militaire kamer
Op 17 juli 2022 was verdachte in de woning van de oma van zijn dochter [slachtoffer] aan de [adres oma] in Rotterdam . Op dat moment waren verder in de woning aanwezig [moeder slachtoffer] (de moeder van [slachtoffer] ), [oma slachtoffer] (de oma van [slachtoffer] ), [oom slachtoffer] (de oom van [slachtoffer] ) en [slachtoffer] . Verdachte heeft verklaard dat hij op een gegeven moment een mes heeft gepakt en dat hij dat mes in de slaapkamer onder het bed heeft gelegd. Vervolgens is hij teruggegaan naar de woonkamer, heeft zijn dochter [slachtoffer] gepakt en heeft haar naar de slaapkamer gebracht. In de slaapkamer heeft hij [slachtoffer] door de keel gesneden. [2]
[moeder slachtoffer] heeft verklaard dat zij met [slachtoffer] op schoot zat. Haar moeder [oma slachtoffer] was in de keuken aan het koken. Alles was gewoon normaal die dag. Toen pakte verdachte [slachtoffer] en ging met haar naar de slaapkamer. [moeder slachtoffer] dacht dat verdachte met haar ging spelen. Ze hoorde [slachtoffer] lachen. Toen [moeder slachtoffer] de slaapkamer binnenkwam zag ze dat verdachte met al zijn kracht met een mes op de hals van [slachtoffer] sneed. Hij maakte een zagende beweging. [moeder slachtoffer] zag overal bloed. Ze dacht eerst nog dat het een klein sneetje was, maar later zag ze dat het hoofd van [slachtoffer] bijna los was. [slachtoffer] was wit en slap. [3]
Bij forensisch pathologisch onderzoek is vastgesteld dat er bij het slachtoffer sprake is van een bijna volledige doorsnijding van de hals tot aan de nek, bij leven toegebracht met één of meerdere scherprandige voorwerpen. Hierbij is onder meer sprake van doorsnijding van de grote bloedvaten, het strottenhoofd en het ruggenmerg. Dit heeft geleid tot zeer ernstig bloedverlies, gecombineerd met longfunctiestoornissen. Op basis hiervan kan het overlijden volgens de patholoog zondermeer worden verklaard. Geconcludeerd is dat het slachtoffer [slachtoffer] is overleden als gevolg van doorsnijding van de hals. [4]
De militaire kamer acht op basis van bovenstaande bewijsmiddelen bewezen dat verdachte [slachtoffer] om het leven heeft gebracht. Verder acht de militaire kamer op basis van bovengenoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte dit opzettelijk heeft gedaan. De vraag die nog voorligt is of verdachte daarbij heeft gehandeld met voorbedachte raad.
Voorbedachte raad
Voor een bewezenverklaring van voorbedachten rade moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Verdachte heeft verklaard dat hij het mes waarmee hij [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, uit een mand waar normaal aardappelen en uien in zaten heeft gepakt en vervolgens dit mes in de slaapkamer onder het bed heeft gelegd. Daarna heeft hij [slachtoffer] vanuit de woonkamer naar de slaapkamer gebracht en haar daar om het leven gebracht. Verdachte heeft zodoende (kort) de tijd gehad om zich te beraden op zijn te nemen of genomen besluit. Dit betreft de tijd tussen het pakken en wegleggen van het mes en het pakken van [slachtoffer] en haar meenemen naar de slaapkamer. Hoewel dit een aanwijzing zou kunnen zijn voor enig vooropgezet plan om [slachtoffer] om het leven te brengen, is deze omstandigheid op zichzelf beschouwd niet voldoende voor het bewijs van voorbedachte raad. Er kan sprake zijn van zogenoemde contra-indicaties, zoals een korte tijdspanne tussen het besluit en de uitvoering ervan. Uit de bewijsmiddelen kan niet worden opgemaakt hoeveel tijd er (exact) heeft gezeten tussen het neerleggen van het mes in de slaapkamer en het doden van [slachtoffer] . De andere aanwezigen in de woning hebben niet gezien dat verdachte een mes uit de keuken heeft gepakt noch dat hij een mes in de slaapkamer heeft neergelegd. Uit de verklaring van [moeder slachtoffer] kan wel worden opgemaakt dat de tijdspanne tussen het pakken van [slachtoffer] in de woonkamer en het doden op de slaapkamer heel kort moet zijn geweest. Zij heeft namelijk verklaard dat ze in de woonkamer zat met [slachtoffer] op haar schoot en dat verdachte [slachtoffer] toen heeft gepakt. Zij keek op haar telefoon en verdachte ging met [slachtoffer] lopen. Ze hoorde [slachtoffer] lachen, wilde gaan kijken en is naar de slaapkamer gegaan. Toen ze de slaapkamer binnenkwam, zag ze verdachte in de rug, ze deed een of twee stapjes naar voren en zag dat verdachte met al zijn kracht met het mes bezig was.
De militaire kamer is op grond van deze feiten en omstandigheden van oordeel dat aan het dossier onvoldoende aanknopingspunten zijn te ontlenen op grond waarvan kan worden vastgesteld dat verdachte heeft gehandeld met voorbedachte raad. De verdachte zal daarom van de impliciet primair ten laste gelegde moord worden vrijgesproken.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de militaire kamer is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks17 juli 2022 in de gemeente Rotterdam
[slachtoffer] (dochter van verdachte geboren op [geboortedatum slachtoffer] )
opzettelijk
en (al dan niet) met voorbedachten rade
van het leven heeft beroofd, door meermalen
, althans eenmaal,met een mes
,
althans een scherp en/of snijdend voorwerp, althans een dergelijk
steek/snijvoorwerp, de keel en/ofde hals en/of de nek van die [slachtoffer] in te
snijden en/of door te snijden.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
doodslag.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte geheel ontoerekeningsvatbaar moet worden verklaard. Het bewezenverklaarde kan dan niet aan verdachte worden toegerekend en daarom is verdachte niet strafbaar. Verdachte moet in dat geval worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie gaat niet uit van volledige ontoerekeningsvatbaarheid bij verdachte.
Beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer heeft kennisgenomen van het volgende rapport dat is uitgebracht over verdachte:
Het NIFP Pro Justitia rapport (triple gedragskundig onderzoek) door [psychiater] psychiater, [psycholoog] , psycholoog en [forensisch milieuonderzoeker] , forensisch milieuonderzoeker, d.d. 6 maart 2023.
De deskundigen hebben geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van schizofrenie, een stoornis in het gebruik van stimulantia en cannabis en van een criminogene ontwikkeling met antisociaal gedrag. Deze stoornissen en de gebrekkige ontwikkeling waren aanwezig ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde en beïnvloedden de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde.
Hoewel de deskundigen geen volledig zicht hebben gekregen op de precieze motieven van verdachte, bestaan er sterke aanwijzingen dat hij heeft gehandeld vanuit overwegend psychotische overtuigingen. Hij was in de overtuiging dat zijn vriendin en haar familie onderdeel waren van een kartel dat zich bezighield met mensenhandel. Ook zag hij aanwijzingen voor satanisme, hekserij en duivelse bedoelingen. Hij kreeg naar eigen zeggen door handgebaren uiteindelijk de ‘opdracht’ om zijn dochtertje de keel door te snijden. Hij is in zijn verdere motieven en in de stapsgewijze handelingen die zijn gemaakt (het mes pakken en in de slaapkamer neerleggen, [slachtoffer] van [moeder slachtoffer] overnemen en mee naar de slaapkamer nemen, haar daadwerkelijk de keel doorsnijden) voor onderzoekers volstrekt onnavolgbaar. Hij was in uiterlijk en in gedrag niet ‘herkenbaar psychotisch’ en ook niet ‘herkenbaar agressief’, maar intern lijkt zijn gedrag grotendeels – zo niet volledig – door wanen, hallucinaties en desorganisatie in het denken te zijn bepaald. Vanwege die (tenminste) zeer bepalende (zo niet allesoverheersende) invloed van de gestoorde realiteitstoetsing, hebben de deskundigen geadviseerd het tenlastegelegde tenminste in sterk verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
Ter zitting hebben de deskundigen toegelicht waarom zij niet hebben geadviseerd tot volledige ontoerekeningsvatbaarheid. [psychiater] heeft naar voren gebracht dat zij niet heeft kunnen vaststellen dat het delictgedrag volledig door psychotische symptomen kon worden verklaard. [psycholoog] heeft zich hierbij aangesloten.
De militaire kamer verenigt zich met bovenstaande bevindingen en conclusies van de deskundigen en neemt deze over voor zover zij tot de conclusie komen dat verdachte ten tijde van het tenlastegelegde leed aan een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornissen van de geestvermogens. De militaire kamer acht verdachte ter zake van het bewezenverklaarde verminderd toerekeningsvatbaar, nu de gebrekkige ontwikkeling en deze stoornissen op zijn gedrag hebben doorgewerkt. De militaire kamer acht verdachte niet volledig ontoerekeningsvatbaar. De deskundigen zijn niet tot dat advies gekomen, de raadsvrouw heeft onvoldoende onderbouwd dat verdachte niettemin als volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden aangemerkt en ook anderszins ziet de militaire kamer geen aanleiding om tot die conclusie te komen. De militaire kamer verwerpt daarmee het verweer van de raadsvrouw.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 jaren. De officier van justitie heeft daarnaast, conform het advies van de deskundigen, gevorderd dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met verpleging van overheidswege wordt opgelegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit om aan verdachte geen tbs met verpleging van overheidswege op te leggen, maar om in de plaats daarvan over te gaan tot oplegging van tbs met voorwaarden.
De beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De militaire kamer heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan doodslag op zijn 6 maanden oude dochtertje [slachtoffer] door haar met een mes in haar hals en nek te snijden. Het betreft een gruwelijk feit waarvan de moeder van de baby een directe ooggetuige is geweest en de oom en de oma van de baby kort erna zijn geconfronteerd met dit verschrikkelijke beeld. Dit heeft groot en onherstelbaar leed teweeggebracht. Dat leed bleek op zitting duidelijk uit de gezamenlijke slachtofferverklaring. De nabestaanden zijn door het handelen van verdachte voor het leven getekend. Ook is de maatschappij hevig geschokt door deze gebeurtenis.
Naar het oordeel van de militaire kamer past bij dit gruwelijke feit in beginsel een langdurige gevangenisstraf. De militaire kamer houdt daarnaast ook rekening mee dat verdachte mede tot het delict is gekomen door zijn stoornissen en zijn gebrekkige ontwikkeling. Hoewel deze omstandigheid het bewezenverklaarde feit niet rechtvaardigt of tot strafuitsluiting leidt, weegt dit wel mee in de hoogte van de gevangenisstraf. Hierdoor, en omdat de militaire kamer komt tot een bewezenverklaring van doodslag en niet van moord, zal aan verdachte een lagere gevangenisstraf worden opgelegd dan geëist.
Gelet op de ernst van de feiten en alle genoemde omstandigheden acht de militaire kamer een gevangenisstraf van 5 jaar, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
De militaire kamer ziet zich verder voor de vraag gesteld of verdachte ter beschikking dient te worden gesteld, zoals door de officier van justitie is gevorderd.
De militaire kamer heeft met betrekking tot de persoon van verdachte kennisgenomen van de volgende stukken:
 Het NIFP Pro Justitia rapport (triple gedragskundig onderzoek) door [psychiater] psychiater, [psycholoog] , psycholoog en [forensisch milieuonderzoeker] , forensisch milieuonderzoeker, d.d. 6 maart 2023.
 het reclasseringsadvies d.d. 27 februari 2023.
Zoals onder ‘de strafbaarheid van de verdachte’ is overwogen, lijdt verdachte aan ziekelijke stoornissen van zijn geestvermogens en aan een gebrekkige ontwikkeling.
Ten aanzien van het bestaan van gevaar voor de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, overweegt de militaire kamer het volgende. Uit het NIFP-rapport volgt dat de deskundigen het recidiverisico inschatten als hoog. De ernstige psychotische stoornis, met gebrekkig tot afwezig ziektebesef, de beperkte respons op medicamenteuze interventies, het bijkomende middelengebruik en de cognitieve instabiliteit zijn de belangrijkste risicobepalende factoren. Daarnaast zijn er volgens de deskundigen weinig beschermende factoren aanwezig.
Om het recidivegevaar te kunnen beperken, heeft verdachte intensieve behandeling nodig en is risicomanagement noodzakelijk. Interventies moeten gericht zijn op de behandeling van de schizofrenie, maar ook op zijn kwetsbaarheid voor verslaving aan middelen en op zijn sterk tekortschietende coping bij stressvolle omstandigheden. Zeer geleidelijke resocialisatie naar werk of dagbesteding, huisvesting, gestructureerde vrijetijdsbesteding, het aangaan van nieuwe vriendschappelijke (en eventueel intieme) relaties en adequaat financieel beheer zal nodig zijn, onder langdurig en intensief toezicht en begeleiding. Onderzoekers zien, vanwege de ernst van het tenlastegelegde en de ernst van de psychiatrische stoornissen bij betrokkene, geen ander passend juridisch kader dan de maatregel terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege.
In het reclasseringsrapport wordt de kans op herhaling eveneens als hoog ingeschat en komt naar voren dat de reclassering het advies van het NIFP volgt waar wordt geadviseerd tbs met dwangverpleging aan verdachte op te leggen.
De militaire kamer stelt vast dat het bewezenverklaarde feit een misdrijf is als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, onder 1, van het Wetboek van Strafrecht waarvoor terbeschikkingstelling mogelijk is.
De raadsvrouw heeft bepleit aan verdachte tbs met voorwaarden op te leggen. De militaire kamer overweegt ten aanzien daarvan als volgt. Ter zitting heeft de psychiater nader toegelicht dat er gering ziektebesef bij verdachte is. Dat maakt dat de deskundigen inschatten dat de duurzame bereidwilligheid om zich te conformeren aan voorwaarden bij verdachte ontbreekt. Gelet daarop rest er geen ander kader dan tbs met dwangverpleging. Nu het hoge recidiverisico onvoldoende te beteugelen is binnen het kader van een tbs met voorwaarden, zal de militaire kamer niet overgaan tot oplegging daarvan.
De militaire kamer is van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging eist. Daarbij heeft de militaire kamer de ernst van het bewezenverklaarde en het door de deskundigen hoog ingeschatte recidiverisico in aanmerking genomen.
De militaire kamer concludeert dat wordt voldaan aan de wettelijke eisen voor oplegging van een tbs-maatregel met dwangverpleging. De militaire kamer zal gelet op bovenstaande de maatregel van tbs met dwangverpleging opleggen.
Het bewezenverklaarde feit is een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Op grond van artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht is de maatregel dan ook niet op voorhand in duur gemaximeerd.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

[moeder slachtoffer]
De benadeelde partij [moeder slachtoffer] heeft in verband met de doodslag een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 387,06 aan materiële schade en € 45.000,00 aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft gesteld dat de reis- en parkeerkosten als proceskosten kunnen worden toegewezen.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de het toe te wijzen bedrag aan shockschade gematigd moet worden. Verder heeft de verdediging aangevoerd dat de kostenpost die ziet op medicatie onvoldoende is onderbouwd.
Overweging van de militaire kamer
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De militaire kamer overweegt dat de schadepost medicijnen voldoende is onderbouwd en redelijk voorkomt. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. Daarom is de militaire kamer van oordeel dat de vordering voor wat betreft de medicijnen (tot een hoogte van € 149,07) kan worden toegewezen.
Smartengeld
Shockschade
Vergoeding van shockschade kan plaatsvinden als bij de benadeelde partij een hevige emotionele schok wordt teweeggebracht door ofwel het waarnemen van het bewezenverklaarde feit, ofwel door de directe confrontatie met de ernstige gevolgen ervan. Uit die emotionele schok dient vervolgens geestelijk letsel te zijn voortgevloeid. Voor vergoeding van deze schade is dan wel vereist dat het bestaan van geestelijk letsel, waardoor iemand in zijn persoon is aangetast, in rechte kan worden vastgesteld. Dat zal in het algemeen slechts het geval zijn als sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Hiermee is beoogd tot uitdrukking te brengen dat de emotionele schok moet hebben geleid tot geestelijk letsel dat gelet op aard, duur en/of gevolgen ernstig is, en in voldoende mate objectiveerbaar. De vaststelling door de rechter dat daarvan sprake is, kan op informatie van een deskundige worden gebaseerd. Als de rechter op grond van een rapportage van een deskundige tot het oordeel komt dat sprake is van geestelijk letsel, kan hij tot toewijzing van schadevergoeding overgaan, ook als in die rapportage geen diagnose van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld wordt gesteld (HR 28 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:958).
De benadeelde partij is direct ooggetuige geweest van de doodslag op haar dochter en zij is geconfronteerd met de gruwelijke wijze waarop dit gebeurde. Duidelijk is dat dit een hevige emotionele schok teweeg heeft gebracht bij de benadeelde partij. De militaire kamer stelt verder vast dat door de benadeelde partij afdoende is onderbouwd dat sprake is van geestelijk letsel. Uit het voegingsformulier blijkt dat de benadeelde partij PTSS heeft opgelopen. Volgens de bij het voegingsformulier gevoegde brief van de psycholoog kampt de benadeelde partij met herbelevingen, nachtmerries, hevige emoties, schrikachtigheid en concentratieproblemen. Naar het oordeel van de militaire kamer is de vordering tot vergoeding van shockschade, gelet op het voorgaande, voldoende aannemelijk gemaakt en zal deze worden toegewezen tot een bedrag van
€ 25.000,00
Affectieschade
De moeder van het slachtoffer heeft een bedrag van € 20.000 euro gevorderd wegens affectieschade. Sinds 1 januari 2019 is het mogelijk om vergoeding van affectieschade te vorderen voor nabestaanden van overleden slachtoffers. Het overlijden van het slachtoffer moet dan het gevolg zijn van een gebeurtenis waarvoor een ander aansprakelijk is.
De militaire kamer constateert dat hiervan in dit geval sprake is en dat de moeder van het slachtoffer tot de kring van gerechtigden behoort, terwijl zij bij haar vordering aansluiting heeft gezocht bij de in het Besluit vergoeding affectieschade vermelde forfaitaire bedragen. De militaire kamer zal gelet op het vorenstaande uitgaan van de normbedragen en het gevorderde bedrag ter zake geleden affectieschade toekennen.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
Verdachte is vanaf 17 juli 2022 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De militaire kamer ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
Proceskosten
De gevorderde reis- en parkeerkosten zijn geen schade die de benadeelde partij heeft geleden als rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde feit. Wel kunnen deze kosten worden aangemerkt als kosten die de benadeelde partij in verband met de vordering heeft gemaakt.
De militaire kamer acht de gevorderde bedrag aan reiskosten ad € 222,99 en het gevorderde bedrag aan parkeerkosten ad € 15,00 toewijsbaar.
[oma slachtoffer]
De benadeelde partij [oma slachtoffer] heeft in verband met de doodslag een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 100,88 aan materiële schade en € 42.500,00 aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met dien verstande dat de shockschade wat het Openbaar Ministerie betreft tot € 20.000,00 wordt gematigd, met toekenning van de wettelijke rente. De officier van justitie vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard. Subsidiair heeft de verdediging verzocht de shockschade te matigen.
Overweging van de militaire kamer
Smartengeld
Shockschade
De benadeelde partij is ooggetuige geweest van de directe gevolgen van de doodslag op haar kleindochter. Zij is geconfronteerd met het gruwelijke beeld van haar levenloze kleindochter, direct na het feit. Duidelijk is dat dit een hevige emotionele schok teweeg heeft gebracht bij de benadeelde partij. De militaire kamer stelt verder vast dat door de benadeelde partij afdoende is onderbouwd dat sprake is van geestelijk letsel. Naar het oordeel van de militaire kamer is de vordering tot vergoeding van shockschade, gelet op het voorgaande, voldoende aannemelijk gemaakt en zal deze worden toegewezen tot een bedrag van
€ 25.000,00. De militaire kamer ziet geen aanleiding tot matiging van dit bedrag.
Affectieschade
De grootmoeder van het slachtoffer heeft een bedrag van € 17.500,00 euro gevorderd wegens affectieschade.
De vordering van benadeelde partij voor vergoeding van affectieschade zal in deze strafzaak niet worden toegewezen. De militaire kamer licht dat als volgt toe.
De wet regelt de affectieschade in artikel 6:108 BW. Dit artikel geeft een vaste kring van gerechtigden die in geval van het overlijden van iemand, aanspraak kunnen maken op vergoeding voor het verlies, de affectieschade. Tot deze vaste kring van gerechtigden horen (al dan niet onder voorwaarden) de ouders en kinderen van de overledene, de echtgenoot / geregistreerd partner / levensgezel van de overledene en degene die in gezinsverband voor de overledene zorgde (of voor wie de overledene zorgde). Daarnaast kent het artikel een hardheidsclausule. Die is bedoeld voor iemand die niet onder deze vaste kring van gerechtigden valt, maar die een zodanig nauwe persoonlijke relatie met de overledene had dat het heel schrijnend zou zijn als deze niet als naaste in de zin van de affectieschaderegeling erkend zou worden.
De benadeelde partij is grootmoeder van het slachtoffer [slachtoffer] . Grootouders staan als zodanig niet genoemd in artikel 6:108 BW. Zij heeft dus alleen recht op een vergoeding als zij ten tijde van het overlijden van [slachtoffer] in gezinsverband de zorg voor [slachtoffer] had of als zij onder de hardheidsclausule zou vallen.
De militaire kamer maakt uit de toelichting bij de vordering op dat [slachtoffer] en haar moeder in het verleden bij grootmoeder tijdelijk hebben ingewoond, maar dat die situatie inmiddels was beëindigd. Daarmee was er ten tijde van het overlijden van [slachtoffer] geen duurzaam gezinsverband waarin haar grootmoeder de zorg voor [slachtoffer] had.
De vervolgvraag is of zij op grond van de hardheidsclausule wel in aanmerking kan komen. Daarbij is het uitgangspunt dat het enkel zijn van grootmoeder, niet voldoende is. Als de wetgever dat had gewild, dan zouden grootouders zijn opgenomen in de vaste kring van gerechtigden. Er moet dus meer zijn. Factoren die daarbij van belang kunnen zijn, zijn onder meer de intensiteit, de aard en de duur en de (te verwachten) bestendigheid van de relatie in de toekomst. De wetgever heeft benadrukt dat de hardheidsclausule niet lichtvaardig gebruikt moet worden. Het is nadrukkelijk niet bedoeld om de regeling op te rekken.
De advocaat van de benadeelde partij heeft in dit verband aangevoerd dat de benadeelde partij de vaste oppas van [slachtoffer] was en dat zij een nauwe band hadden. Ook was zij betrokken bij de opvoeding en verzorging van [slachtoffer] .
Zonder af te willen doen aan het grote gemis dat de benadeelde partij ervaart, is de militaire kamer van oordeel dat op dit moment onvoldoende is gebleken dat haar relatie tot [slachtoffer] zodanig afwijkt van wat gebruikelijk is tussen een grootouder en een kleinkind, dat dit rechtvaardigt dat zij - anders dan andere grootouders die een kleinkind verliezen - aanspraak kan maken op een vergoeding van affectieschade.
De conclusie is dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering tot affectieschade.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
Verdachte is vanaf 17 juli 2022 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De militaire kamer ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
Proceskosten
De gevorderde reiskosten zijn geen schade die de benadeelde partij heeft geleden als rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde feit. Wel kunnen deze kosten worden aangemerkt als kosten die de benadeelde partij in verband met de vordering heeft gemaakt.
De militaire kamer acht het gevorderde bedrag aan reiskosten ad € 100,88 toewijsbaar.
[oom slachtoffer]
De benadeelde partij [oom slachtoffer] heeft in verband met de doodslag een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 157,56 aan materiële schade en € 42.500,00 aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft de reiskosten kan worden toegewezen en heeft verzocht de gevorderde shockschade te matigen tot een bedrag van € 20.000,00 met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering tot affectieschade moet worden verklaard.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard. Subsidiair heeft de verdediging verzocht het toe te wijzen bedrag aan shockschade te matigen.
Overweging van de militaire kamer
Smartengeld
Shockschade
De benadeelde partij is ooggetuige geweest van de directe gevolgen van de doodslag op zijn nichtje. Hij is geconfronteerd met het gruwelijke beeld van zijn levenloze nichtje, direct na het feit. Duidelijk is dat dit een hevige emotionele schok teweeg heeft gebracht bij de benadeelde partij. De militaire kamer stelt verder vast dat door de benadeelde partij afdoende is onderbouwd dat sprake is van geestelijk letsel. Naar het oordeel van de militaire kamer is de vordering tot vergoeding van shockschade, gelet op het voorgaande, voldoende aannemelijk gemaakt en zal deze worden toegewezen tot een bedrag van
€ 25.000,00. De militaire kamer ziet geen aanleiding tot matiging van dit bedrag.
Affectieschade
De oom van het slachtoffer heeft een bedrag van € 17.500,00 euro gevorderd wegens affectieschade.
De vordering van benadeelde partij voor vergoeding van affectieschade zal in deze strafzaak niet worden toegewezen. De militaire kamer licht dat als volgt toe.
De wet regelt de affectieschade in artikel 6:108 BW. Dit artikel geeft een vaste kring van gerechtigden die in geval van het overlijden van iemand, aanspraak kunnen maken op vergoeding voor het verlies, de affectieschade. Tot deze vaste kring van gerechtigden horen (al dan niet onder voorwaarden) de ouders en kinderen van de overledene, de echtgenoot / geregistreerd partner / levensgezel van de overledene en degene die in gezinsverband voor de overledene zorgde (of voor wie de overledene zorgde). Daarnaast kent het artikel een hardheidsclausule. Die is bedoeld voor iemand die niet onder deze vaste kring van gerechtigden valt, maar die een zodanig nauwe persoonlijke relatie met de overledene had dat het heel schrijnend zou zijn als deze niet als naaste in de zin van de affectieschaderegeling erkend zou worden.
De benadeelde partij is oom van het slachtoffer [slachtoffer] . Ooms en tantes staan als zodanig niet genoemd in artikel 6:108 BW. Hij heeft dus alleen recht op een vergoeding als hij ten tijde van het overlijden van [slachtoffer] in gezinsverband de zorg voor [slachtoffer] had of als hij onder de hardheidsclausule zou vallen.
Niet is gebleken dat er ten tijde van het overlijden van [slachtoffer] sprake was van een duurzaam gezinsverband waarin de oom de zorg voor [slachtoffer] had.
De vervolgvraag is of hij op grond van de hardheidsclausule wel in aanmerking kan komen. Zonder af te willen doen aan het grote gemis dat de benadeelde partij ervaart, is de militaire kamer van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat er bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat hij aanspraak kan maken op een vergoeding van affectieschade.
De conclusie is dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijnvordering tot affectieschade. Hij kan er voor kiezen om zijn vordering aan de burgerlijke rechter voor te leggen.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
Verdachte is vanaf 17 juli 2022 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De militaire kamer ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
Proceskosten
De gevorderde reiskosten zijn geen schade die de benadeelde partij heeft geleden als rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde feit. Wel kunnen deze kosten worden aangemerkt als kosten die de benadeelde partij in verband met de vordering heeft gemaakt.
De militaire kamer acht het gevorderde bedrag aan reiskosten ad € 157,56 toewijsbaar

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 37a, 37b, 38e en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De militaire kamer:
 verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit , zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 jaren;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd;
De beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen
 veroordeelt verdachte in verband met het feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partijen [moeder slachtoffer] , [oom slachtoffer] en [oma slachtoffer] van de volgende bedragen aan materiële schade/smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de genoemde datum tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
Benadeelde partij Bedrag Wettelijke rente
1. [oom slachtoffer] € 25.000,00juli 2022
2. [moeder slachtoffer] € 45.149,07juli 2022
3. [oma slachtoffer] € 25.000,00juli 2022
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en de kosten die de benadeelde partijen mogelijk nog moeten maken om de te noemen bedragen betaald te krijgen, tot vandaag begroot op:
o [oom slachtoffer] : € 157,56
o [moeder slachtoffer] : € 237,99
o [oma slachtoffer] : € 100,88
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de volgende benadeelde partijen de hier na te noemen bedragen aan materiële schade/smartengeld te betalen. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf genoemde datum tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als het bedrag niet wordt betaald, kan gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
Benadeelde partij Bedrag Gijzeling

1. [oom slachtoffer] € 25.000,00 160 dagen

2. [moeder slachtoffer] € 45.149,07 260 dagen

3. [oma slachtoffer] € 25.000,00 160 dagen

 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partijen in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 verklaart de benadeelde partijen [oom slachtoffer] en [oma slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade/smartengeld.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y. van Wezel (voorzitter), mr. S.H. Keijzer, rechter, en kapitein-ter-zee (LD) mr. F.E. Venema, militair lid, in tegenwoordigheid van mr. L.L.M. van Schaik en mr. D. Spoelstra , griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 juni 2023.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de Koninklijke Marechaussee, Robuust Team 5, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 27FBI22001 (onderzoek 27WEBB), gesloten op 21 november 2022 en het door verbalisanten van de politie Rotterdam , opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL1700-2022219482 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 10; verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 15 mei 2023.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [moeder slachtoffer] , p. 20 en 23.
4.Pathologisch onderzoek, NFI, [onderzoeker] & [onderzoeker 2] , d.d. 16 augustus 2022, p. 122-135.