ECLI:NL:RBGEL:2023:326

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 januari 2023
Publicatiedatum
23 januari 2023
Zaaknummer
22_5104
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake gedoog- en exploitatievergunning voor coffeeshop

In deze zaak hebben verzoekers bezwaar gemaakt tegen de door de burgemeester van Wageningen verleende gedoog- en exploitatievergunning voor een coffeeshop. Verzoekers vorderden een voorlopige voorziening om te voorkomen dat de vergunning in gebruik zou worden genomen voordat de burgemeester een beslissing op hun bezwaar had genomen. De voorzieningenrechter heeft op 10 januari 2023 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van de burgemeester aanwezig was, maar de gemachtigde van de derde-partij niet. Na de zitting heeft de voorzieningenrechter het onderzoek heropend om meer informatie te verkrijgen over de termijn van de verhuizing van de derde-partij naar een nieuwe locatie.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vergunning niet in gebruik zal worden genomen voordat de burgemeester een beslissing op het bezwaar heeft genomen. Verzoekers stelden dat er een spoedeisend belang was, omdat het pand verbouwd wordt en zij vreesden dat het begin februari als coffeeshop in gebruik zou worden genomen. De derde-partij heeft echter aangegeven dat de verbouwing vier tot zes maanden in beslag zal nemen, waarna het pand nog ingericht moet worden. De burgemeester verwacht binnen vijf tot zes weken een beslissing te nemen op het bezwaar.

Op basis van deze informatie concludeert de voorzieningenrechter dat er geen sprake is van een spoedeisend belang voor het treffen van een voorlopige voorziening. Daarom wijst de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening af en worden de overige gronden niet besproken. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. D.J. Post, voorzieningenrechter, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 22/5104

uitspraak van de voorzieningenrechter van

in de zaak tussen

[verzoekers] en [verzoekers] en, uit [woonplaats], verzoekers

en

de burgemeester van de gemeente Wageningen (de burgemeester)

(gemachtigden: mr. M. Rétei en mr. M.W. van Nijendaal).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [derde-partij] uit [woonplaats] ([derde-partij])
(gemachtigde: mr. G.A.C. Beckers).

Inleiding

1. [derde-partij] exploiteert een coffeeshop aan de [locatie] in [woonplaats]. [derde-partij] wil verhuizen naar de [locatie] in [woonplaats]. Op 6 september 2022 heeft de burgemeester een gedoogvergunning en openbare inrichting exploitatievergunning verleend voor de [locatie].
1.1.
Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt bij de burgemeester. Aan de voorzieningenrechter hebben zij verzocht een voorlopige voorziening te treffen
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 10 januari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekers en de gemachtigden van de burgemeester. De gemachtigde van [derde-partij] is met voorafgaande kennisgeving niet verschenen.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het onderzoek na de zitting heropend. Er is aan [derde-partij] verzocht om, in verband met de beoordeling van het spoedeisend belang, mee te delen op welke termijn de verhuizing vanuit de [locatie] naar de [locatie] plaats zal vinden.
1.4.
[derde-partij] heeft hierop gereageerd. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als “onverwijlde spoed” dat vereist.
2.1.
Verzoekers voeren aan dat zij een spoedeisend belang hebben bij het treffen van de voorlopige voorziening omdat zij willen voorkomen dat het pand aan de [locatie] als coffeeshop in gebruik zal worden genomen door [derde-partij] voordat er door de burgemeester een beslissing op hun bezwaar is genomen. Op dit moment wordt het pand verbouwd. Er is een vergunning verleend aan het aannemersbedrijf voor het innemen van openbare ruimte met een steiger met 20 m3 op de stoep bij de [locatie] van 9 november 2022 tot 6 februari 2023. Dit maakt dat verzoekers voorzien dat begin februari het pand als coffeeshop in gebruik zal worden genomen.
2.2.
Naar aanleiding van de door de rechtbank gestelde vraag heeft [derde-partij] aangegeven dat het pand aan de [locatie] op dit moment wordt verbouwd. De planning is dat de verbouwing over ongeveer vier tot zes maanden is voltooid. Daarna moet het pand nog worden ingericht door een interieurbouwer voordat het in gebruik kan worden genomen. Er is ook een foto bijgevoegd om te laten zien in welke staat zich het pand op dit moment bevindt.
2.3.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is op basis van het voorgaande niet gebleken dat er sprake is van een spoedeisend belang tot het treffen van een voorlopige voorziening. De burgemeester heeft op de zitting naar voren gebracht dat de beslissing op het bezwaar verwacht wordt binnen vijf tot zes weken. Uit de informatie die [derde-partij] heeft verstrekt blijkt dat het pand aan de [locatie] niet in gebruik zal worden genomen voordat de burgemeester een beslissing op bezwaar heeft genomen. De voorzieningenrechter treft daarom geen voorlopige voorziening. De overige gronden worden daarom in deze uitspraak dan ook niet besproken.
3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J. Post, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van R. Visscher, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op:
De voorzieningenrechter is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.