In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 26 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoeker] en [verweerster] over de rechtsgeldigheid van een proeftijdontslag. [verzoeker] was tot 1 maart 2023 werkzaam bij [naam bedrijf 1] en had een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, welke op 1 maart 2023 werd beëindigd door middel van een vaststellingsovereenkomst. [verzoeker] had zicht op een nieuwe arbeidsovereenkomst bij [verweerster], maar deze werd op 16 februari 2023, vóór de ingangsdatum, opgezegd. [verzoeker] verzocht de kantonrechter om de opzegging te vernietigen, stellende dat [verweerster] op de hoogte was van de familieband met zijn zoon die ook bij [verweerster] werkte, en dat het ontslag in strijd was met goed werkgeverschap. De kantonrechter oordeelde dat de opzegging rechtsgeldig was, maar dat [verweerster] in de precontractuele fase in strijd met de verplichtingen van goed werkgeverschap had gehandeld. De kantonrechter kende [verzoeker] een schadevergoeding toe van € 5.000,00, en veroordeelde [verweerster] tot betaling van de proceskosten.