ECLI:NL:RBGEL:2023:3220

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 juni 2023
Publicatiedatum
6 juni 2023
Zaaknummer
AWB- 23_2868
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake sluiting woning op grond van de Opiumwet na aantreffen van harddrugs en munitie

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers tegen het besluit van de burgemeester van Doetinchem om hun woning te sluiten. De sluiting is opgelegd naar aanleiding van een politieonderzoek waarbij op 3 februari 2023 in de woning van verzoekers een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs, contant geld en munitie is aangetroffen. De burgemeester heeft op 13 april 2023 besloten de woning voor zes maanden te sluiten, met ingang van 22 mei 2023, en verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 30 mei 2023 behandeld, waarbij verzoeker [verzoeker 1] en zijn gemachtigde aanwezig waren, terwijl verzoeker [verzoeker 2] niet op zitting verscheen.

De voorzieningenrechter overweegt dat de burgemeester op basis van artikel 13b van de Opiumwet bevoegd is om tot sluiting van de woning over te gaan, gezien de aangetroffen hoeveelheid harddrugs en de omstandigheden die wijzen op de betrokkenheid van de woning bij drugshandel. Verzoekers betwisten de sluiting en stellen dat de aangetroffen harddrugs bestemd waren voor eigen gebruik. De voorzieningenrechter oordeelt echter dat verzoekers niet aannemelijk hebben gemaakt dat de harddrugs uitsluitend voor eigen gebruik waren en dat de burgemeester zijn besluit voldoende heeft gemotiveerd. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af, waarbij hij concludeert dat de sluiting van de woning noodzakelijk is ter bescherming van de openbare orde en dat de burgemeester in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen.

De uitspraak benadrukt de bevoegdheid van de burgemeester om bij overtredingen van de Opiumwet maatregelen te nemen en de afweging van belangen die daarbij komt kijken. De voorzieningenrechter concludeert dat de sluiting van zes maanden niet onevenredig is, gezien de ernst van de overtredingen en de betrokkenheid van de woning bij een crimineel samenwerkingsverband.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 23/2868

uitspraak van de voorzieningenrechter van

in de zaak tussen

[verzoeker 1] en [verzoeker 2] , uit [plaats] , verzoekers

(gemachtigde: L.M. van Spanjen),
en

de burgemeester van de gemeente Doetinchem

(gemachtigde: mr. F.A. Pommer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers tegen het bestreden besluit van 13 april 2023 van de burgemeester om de woning aan de [locatie] in [plaats] met ingang van
22 mei 2023 om 10.45 uur voor de duur van zes maanden tot 22 november 2023 te sluiten. Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt.
1.1.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 30 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker [verzoeker 1] , de gemachtigde van verzoekers en de gemachtigde van de burgemeester.
Verzoeker [verzoeker 2] is niet op zitting verschenen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of hij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Dit beoordeelt de voorzieningenrechter aan de hand van de gronden van verzoekers.
3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Hoe is het besluit tot stand gekomen?
4. Verzoeker [verzoeker 1] is eigenaar en bewoner van de woning aan de [locatie]
in [plaats] . Verzoeker [verzoeker 2] staat op dit adres ingeschreven.
4.1.
De politie heeft op 3 februari 2023 de woning van verzoekers doorzocht in het kader van de landelijke klapdag, naar aanleiding van de berichten die zijn verstuurd via de versleutelde app “ [naam] ”. Deze app heeft een crimineel samenwerkingsverband (CSV) blootgelegd van personen die voornamelijk in en in de omgeving van [plaats] wonen. Het CSV houdt zich bezig met de productie, de handel en de verkoop van synthetische drugs. Het CSV opereert internationaal en is gelinkt aan een drugslab in [plaats] .
4.1.1.
De politie trof in de woning van verzoekers het volgende aan:
  • Een grote hoeveelheid contant geld, in verschillende coupures, op diverse plekken in de woning. Het gaat om een bedrag van in totaal € 27.720.
  • Verdovende middelen, te weten meerdere harde oranje/bruine brokken en 29 roze pillen (harddrugs) in de kast in de hoofdslaapkamer.
  • Munitie: 8 punt 22 patronen in de kast in de hoofdslaapkamer.
  • Diverse stoffen en materialen die in verband kunnen worden gebracht met de productie van synthetische drugs.
  • Een digitale videorecorder met daarop beelden van aangesloten buitencamera’s, een grote hoeveelheid administratie, kentekenbewijzen en gegevensdragers.
  • Kleding, een vlag en een foto waarop de uiterlijke kenmerken van een verboden organisatie te zien zijn, te weten [naam] .
4.1.2.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van de Forensische Opsporing blijkt dat de aangetroffen verdovende middelen onderzocht zijn. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat in de woning is aangetroffen een gripzak met een plastic zak, gevuld met tabletten, roze gekleurd, van in totaal 16,47 gram, in totaal 29 stuks, positieve indicatie voor MDMA.
4.1.3.
De politie heeft van dit onderzoek en de bevindingen daaruit een rapport opgesteld en dit rapport aan de burgemeester verstrekt.
4.1.4.
Naar aanleiding van het ontvangen rapport van de politie heeft de burgemeester op 29 maart 2023 aan verzoekers het voornemen meegedeeld om een last onder bestuursdwang tot sluiting van de woning op te leggen. De reden hiervoor is dat in de woning verdovende middelen zijn aangetroffen die zijn verboden op grond van de Opiumwet en voorwerpen en stoffen voor het vervaardigen van synthetische drugs. Daarbij is rekening gehouden met (verzwarende) omstandigheden, gelet op de aangetroffen goederen, de rol van het pand in de drugsketen, het CSV, het effect op de openbare orde en de verwijtbaarheid van verzoekers. Naar aanleiding van dit voornemen hebben verzoekers een zienswijze ingediend. Vervolgens is de burgemeester overgegaan tot het opleggen van de voorgenomen last onder bestuursdwang.
4.2.
De burgemeester heeft besloten de sluiting van de woning uit te stellen tot de uitspraak van de voorzieningenrechter.
Is de burgemeester bevoegd om tot sluiting van de woning over te gaan?
5. Verzoekers voeren aan dat de burgemeester niet de bevoegdheid heeft om de woning te sluiten. Zij bestrijden niet dat er harddrugs in de woning zijn aangetroffen, maar stellen dat de aangetroffen hoeveelheid harddrugs bestemd was voor eigen gebruik tijdens festivals. Bovendien gaat het om een geringe overschrijding van de toegestane gebruikershoeveelheid van 0,5 gram, namelijk hoogstens 4 gram.
Daarnaast betwisten zij dat de aangetroffen voorwerpen en stoffen bestemd zijn voor de productie van synthetische drugs. Verzoeker [verzoeker 2] beschikte over deze stoffen en materialen om vapes te vullen en te verkopen. Tevens lagen er in de woning goederen die [verzoeker 2] gebruikt ten behoeve van zijn studie en hobby, zoals laboratorium-materiaal en kaliumhydroxide. Verzoekers menen dat kritisch naar de bevindingen van de politieambtenaren moet worden gekeken, nu zij de woning hebben doorzocht in het kader van verdenking van de aanwezigheid van synthetische drugs en het in dat verband begrijpelijk is dat zij de aangetroffen voorwerpen en stoffen in verband brengen met de productie van synthetische drugs.
6. De voorzieningenrechter overweegt dat uit vaste rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State [1] (hierna: Afdeling) blijkt dat bij een aanwezigheid van een hoeveelheid die groter is dan de hoeveelheid voor eigen gebruik van 0,5 gram, in beginsel aannemelijk is dat de drugs bestemd zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking daarvan. Als niet weersproken is komen vast te staan dat er 29 pillen, van totaal 16,47 gram, in de woning zijn aangetroffen en dat verzoekers de gebruikershoeveelheid van 0,5 gram hebben overschreden. Daarbij is het voor het vaststellen van een handelsvoorraad niet doorslaggevend hoeveel gram MDMA in de pillen zit, maar het aantal pillen dat positief is getest op MDMA. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter hebben verzoekers op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat de harddrugs uitsluitend bedoeld waren voor eigen gebruik. De voorzieningenrechter acht verder aannemelijk dat de aangetroffen stoffen en materialen bestemd waren voor de productie van synthetische drugs. Het enkele feit dat [verzoeker 2] een cursus Waterstoffen heeft gevolgd, leidt niet tot een andere conclusie. Een dergelijke cursus kan mogelijk ook nuttig zijn bij het bereiden van synthetische drugs en verder heeft hij niet toegelicht wat zijn hobby dan was en waar hij in dat verband de aangetroffen stoffen voor nodig had. Gelet op de vaste rechtspraak heeft de burgemeester bij de aangetroffen hoeveelheid harddrugs en de aangetroffen stoffen en materialen bestemd voor het produceren van synthetische drugs, op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet, de bevoegdheid om tot sluiting van de woning over te gaan.
Heeft de burgemeester gehandeld in overeenstemming met zijn beleidsregel?
7. Artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet biedt de burgemeester bij de toepassing van deze bevoegdheid beleidsruimte. Dit betekent dat het aan de burgemeester is om de betrokken belangen af te wegen bij zijn besluit om van de bevoegdheid tot sluiting van de woning gebruik te maken. Het is aan de bestuursrechter om te toetsen of de burgemeester na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid daartoe heeft kunnen besluiten.
7.1.
De burgemeester hanteert beleid [2] bij het toepassen van zijn bevoegdheden op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet. Het gaat hier om een eerste overtreding door verzoekers. Uit artikel 4.1.1. van de beleidsregels blijkt dat bij een eerste overtreding bij een handelsvoorraad van meer dan 0,5 gram harddrugs een waarschuwing of een sluiting van de woning voor drie maanden volgt.
7.2.
De burgemeester op grond van artikel 6 van de beleidsregels gemotiveerd besluiten tot verzwaarde sancties, indien sprake is van een of meer verzwarende omstandigheden zoals:
- De hoeveelheid van de aangetroffen middelen als bedoeld in lijst I en/of II van de Opiumwet.
- Er is sprake van een combinatie van middelen als bedoeld in lijst I en lijst II van de Opiumwet.
- De mate waarin de woning betrokken is bij dan wel bekend staat als pand waar drugshandel plaatsvindt of waar drugs aanwezig zijn. Relevant hiervoor is bijvoorbeeld de (waarneming van) aanloop van personen die met drugshandel en/of drugsgebruik in verband kunnen worden gebracht of het aantreffen in de woning van attributen die op handel in verdovende middelen wijzen, zoals weegschalen, grote hoeveelheden cash geld, versnijdingsmiddelen, verpakkingsmaterialen.
- Er is tevens sprake van gewelds- of andere openbare orde delicten.
- Er is tevens sprake van een of meer (vuur)wapen(s) / verboden wapenbezit als bedoeld in de Wet Wapens en Munitie.
- Er is een vermoeden van verwijtbaarheid van de bewoner(s)/betrokkenen.
- Er is een vermoeden dat de bewoner(s)/betrokkene(n) verkeert/verkeren in kringen van personen met antecedenten betreffende de Opiumwet en/of de Wet Wapens en Munitie. Ook antecedenten op het gebied van geweld jegens personen of zaken, zoals mishandeling, bedreiging, vernietiging of diefstal e.d. kunnen een rol spelen.
- Er is sprake van recidive.
- De mate van gevaar voor de omgeving, de mate van risico voor omwonenden.
- De mate van overlast.
- Aannemelijkheid dat de woning niet overeenkomstig de woonfunctie wordt gebruikt.
- Aannemelijkheid dat behalve de woning of het daarbij behorende erf nog een of meer locaties betrokken zijn bij de drugshandel.
8. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester zijn standpunt dat er sprake is van verzwarende omstandigheden voldoende heeft gemotiveerd. Er is een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs in de woning aangetroffen. Daarnaast is voldoende aannemelijk geworden dat de aangetroffen materialen en stoffen kunnen worden gebruikt voor de productie van synthetische drugs. (Voorbereidings)handelingen voor het produceren van harddrugs kunnen worden gezien als ernstige aantasting van de openbare orde. Tevens is in de woning munitie en een grote hoeveelheid contant geld, in coupures, aangetroffen. Uit de bestuurlijke rapportage blijkt verder dat de woning een rol speelt binnen het CSV. Ook komt in de bestuurlijke rapportage naar voren dat aannemelijk is dat, naast de woning, meer locaties betrokken zijn bij de drugshandel, waaronder het pand dat door [verzoeker 2] werd gebruikt in [plaats] ( [locatie] ) en waar diverse drugsgerelateerde goederen zijn aangetroffen. Verzoeker [verzoeker 2] is in het verleden veroordeeld voor meerdere delicten, waaronder mishandeling.
8.1.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester gehandeld in overeenstemming met zijn beleid.
Is de sluiting van de woning voor zes maanden evenredig?
9. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar overzichtsuitspraak van 28 augustus 2019 het toetsingskader voor woningsluitingen op grond van artikel 13b van de Opiumwet weergegeven. [3] Dit heeft de Afdeling verder uitgewerkt in haar uitspraak van 2 februari 2022 [4] en in haar uitspraak van 6 juli 2022 [5] .
De noodzakelijkheid van de sluiting
10. Uit de uitspraak van 2 februari 2022 volgt dat bij de beoordeling van de noodzaak van een sluiting de vraag aan de orde is of de burgemeester met een minder ingrijpend middel had kunnen en moeten volstaan, omdat het beoogde doel ook daarmee had kunnen worden bereikt. In de overzichtsuitspraak is de Afdeling ingegaan op de beoordeling van de noodzaak van een sluiting. In de uitspraak van 6 juli 2022 heeft de Afdeling een aantal verduidelijkingen aangebracht. Daarbij heeft de Afdeling geoordeeld:
“Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding moet worden beoordeeld of sluiting van een pand noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij het pand en het herstel van de openbare orde. Voor de beoordeling van de ernst en omvang van de overtreding is van belang of de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit het pand werden verhandeld. Met een sluiting wordt de bekendheid van het pand als drugspand weggenomen en wordt de "loop" naar het pand eruit gehaald. Daarmee wordt beoogd om het pand aan het drugscircuit te onttrekken. Dat drugs feitelijk in of vanuit het pand werden verhandeld, kan bijvoorbeeld blijken uit meldingen bij de politie over mogelijke handel vanuit het pand, verklaringen van buurtbewoners of het aantreffen van attributen die duiden op handel vanuit het pand zoals gripzakjes, ponypacks en/of een (grammen)weegschaal. Als er geen of weinig aanwijzingen zijn dat in of vanuit het pand drugs werden verhandeld, dan zal de burgemeester - als hij zich op het standpunt stelt dat van dergelijke handel wél sprake was - nader moeten onderbouwen waarom dat het geval was. Slaagt de burgemeester hierin niet of onvoldoende, dan zal er doorgaans een mindere mate van of geen overlast zijn in de omgeving van het pand en wordt de openbare orde in mindere mate of niet verstoord. In dit soort gevallen vindt de Afdeling dat een sluiting van meer dan zes maanden in beginsel onevenredig is. Als niet alleen aanwijzingen dat drugs in of vanuit het pand werden verhandeld afwezig zijn, maar ook andere omstandigheden ontbreken die volgens de overzichtsuitspraak bij de beoordeling van de noodzaak van de sluiting van belang zijn, zoals de omstandigheid dat het gaat om harddrugs, een recidivesituatie en de ligging van een pand in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk, kan dit er toe leiden dat er geen noodzaak bestaat om het pand te sluiten.”
11. Anders dan verzoekers is de voorzieningenrechter van oordeel dat de burgemeester zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat een sluiting van de woning noodzakelijk is. Vast staat dat er een handelshoeveelheid harddrugs in de woning is aangetroffen. Daarnaast is aannemelijk dat de in de woning aangetroffen voorwerpen en stoffen worden gebruikt voor de productie van synthetische drugs en dat de woning onderdeel uitmaakt van een CSV.
Met een sluiting wordt de bekendheid van de woning als drugspand weggenomen en wordt de “loop” naar de woning eruit gehaald, waarmee de woning aan het drugscircuit wordt onttrokken. In dit soort gevallen vindt de Afdeling een sluiting van zes maanden in beginsel niet onevenredig.
De evenwichtigheid van de sluiting
12. In de uitspraak van 6 juli 2022 heeft de Afdeling over de evenwichtigheid van de sluiting het volgende overwogen:
“Als de burgemeester zich redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat sluiting van het pand noodzakelijk is, dient hij zich ervan te vergewissen dat de duur van de sluiting evenwichtig is, ook als de duur in overeenstemming is met de duur die volgt uit een beleidsregel. In de overzichtsuitspraak is overwogen dat bij de beoordeling van de evenwichtigheid verschillende omstandigheden van belang zijn, zoals de mate van verwijtbaarheid van de aangeschreven persoon, een bijzondere binding met het pand en de mogelijkheid om weer van het pand gebruik te kunnen maken. De nadelige gevolgen van de sluiting moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig.”
13. Verzoekers betogen dat de sluiting van de woning vergaande gevolgen voor hen heeft. Het is onzeker of verzoekers op korte termijn een nieuw onderkomen kunnen vinden en of [verzoeker 1] daar voldoende ruimte zal hebben om de werkzaamheden voor zijn administratiebedrijf voort te zetten. In de woning staat de benodigde apparatuur en bewaart hij de administratie. Als hij zijn werkzaamheden niet kan uitvoeren, komt hij in de nabije toekomst in financiële problemen. Het (gedeeltelijk) missen van het inkomen zal hem nog harder treffen omdat hij als gevolg van de woningsluiting dubbele woonlasten zal hebben. Daarnaast voeren verzoekers aan dat aan [verzoeker 1] verminderde verwijtbaarheid toekomt, nu hij niet op de hoogte was van de harddrugs in de woning en hij ook niet als verdachte in het strafrechtelijk onderzoek is aangemerkt.
14. De voorzieningenrechter overweegt dat uit artikel 4.1.1.1 van de beleidsregels volgt dat denkbaar is dat er situaties zijn dat de hoofdbewoner van een woning redelijkerwijs geen weet heeft van de aanwezigheid van handelsvoorraden harddrugs in de woning. Dit kan bijvoorbeeld aan de orde zijn als een in een huis wonend kind buiten medeweten van zijn of haar ouders een handelsvoorraad harddrugs bewaart in de woning en/of een bijgebouw bij een woning. In die situaties zal eerst een waarschuwing gegeven worden. Het is in beginsel aan de hoofdbewoner om aannemelijk te maken dat hij geen weet had van de aanwezigheid. Als hoofdbewoner geldt in deze situaties de eigenaar van de woning die er ook woont of, bij verhuur, de hoofdhuurder van de woning.
14.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoeker [verzoeker 1] zijn stelling dat hij niet op de hoogte was van de harddrugs en de productie van synthetische drugs in de woning en dat aan hem daarom verminderde verwijtbaarheid toekomt, op geen enkele wijze aannemelijk heeft gemaakt. [verzoeker 1] was als eigenaar van de woning verantwoordelijk voor de gang van zaken in de woning. Het is vaste jurisprudentie dat van een eigenaar van een pand mag worden verwacht dat hij zich tot op zekere hoogte informeert over het gebruik van het pand. [6]
Het lag dus op de weg van [verzoeker 1] om in zekere mate concreet toezicht te houden op het gebruik van de woning. Gelet op het feit dat er op verschillende plekken in de woning harddrugs, een grote hoeveelheid geld, munitie en voorwerpen en stoffen voor het vervaardigen van synthetische drugs, is aangetroffen, had [verzoeker 1] redelijkerwijs op de hoogte kunnen zijn van het feit dat [verzoeker 2] zich bezighield met drugshandel. Voor zover hij stelt dat hij nu slachtoffer is geworden van de daden van [verzoeker 2] , is iets wat hij aan hem kan verwijten. Dit hoeft de burgemeester niet tot een ander besluit te brengen. Ook het feit dat [verzoeker 1] (op dit moment) mogelijk niet als verdachte in het strafrechtelijk onderzoek is aangemerkt, maakt niet dat aan hem minder verwijtbaarheid toekomt. Dit betoog slaagt niet.
15. Inherent aan een sluiting van een woning is dat een bewoner de woning moet verlaten. Dit is op zichzelf dan ook geen bijzondere omstandigheid. Dat wordt anders als de betrokkene een bijzondere binding heeft met de woning, bijvoorbeeld om medische redenen. Daarbij gaat het niet om een binding met de omgeving van de woning, maar specifiek om een binding met de woning zelf. Daarbij is van belang in hoeverre de betrokkene zelf geschikte vervangende woonruimte kan regelen, maar is ook een rol weggelegd voor de burgemeester. Gelet op de vereiste evenredigheid van de sluiting dient de burgemeester te informeren naar de mogelijkheden van vervangende huisvesting. De gevolgen van een woningsluiting kunnen ook bijzonder zwaar zijn indien de betrokkene niet kan terugkeren in de woning na de sluiting, bijvoorbeeld omdat door de sluiting zijn huurcontract wordt ontbonden. [7]
15.1.
Op zitting heeft [verzoeker 1] aangegeven dat hij tijdelijk bij zijn zus kan verblijven, maar dat hij daar de werkzaamheden voor zijn administratiebedrijf niet kan verrichten; hij heeft enkel een kleine kamer ter beschikking. De voorzieningenrechter overweegt dat die situatie voor [verzoeker 1] niet ideaal is, maar dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij als gevolg hiervan financiële schade leidt dan wel zal leiden. Ook anderszins hebben verzoekers niets aangevoerd waaruit blijkt dat een sluiting van de woning onevenredig is. Ook dit betoog slaagt niet.
16. Evenmin slaagt het betoog van verzoekers dat de burgemeester in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel heeft gehandeld, nu verzoekers dit betoog niet nader hebben onderbouwd.

Conclusie en gevolgen

17. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. van Schagen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van A. de Wijse, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
De griffier is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld ABRvS 14 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:738, en ABRvS 21 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2830.
2.Beleidsregels artikel 13b Opiumwet gemeente Doetinchem 2021
3.ABRvS 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912.
4.ABRvS 2 februari 2022.
5.ABRvS 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1910.
6.Zie bijvoorbeeld ABRvS van 4 april 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1150.
7.Zie bijvoorbeeld ABRvS 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912.