8.1.Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester gehandeld in overeenstemming met zijn beleid.
Is de sluiting van de woning voor zes maanden evenredig?
9. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar overzichtsuitspraak van 28 augustus 2019 het toetsingskader voor woningsluitingen op grond van artikel 13b van de Opiumwet weergegeven.Dit heeft de Afdeling verder uitgewerkt in haar uitspraak van 2 februari 2022en in haar uitspraak van 6 juli 2022.
De noodzakelijkheid van de sluiting
10. Uit de uitspraak van 2 februari 2022 volgt dat bij de beoordeling van de noodzaak van een sluiting de vraag aan de orde is of de burgemeester met een minder ingrijpend middel had kunnen en moeten volstaan, omdat het beoogde doel ook daarmee had kunnen worden bereikt. In de overzichtsuitspraak is de Afdeling ingegaan op de beoordeling van de noodzaak van een sluiting. In de uitspraak van 6 juli 2022 heeft de Afdeling een aantal verduidelijkingen aangebracht. Daarbij heeft de Afdeling geoordeeld:
“Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding moet worden beoordeeld of sluiting van een pand noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij het pand en het herstel van de openbare orde. Voor de beoordeling van de ernst en omvang van de overtreding is van belang of de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit het pand werden verhandeld. Met een sluiting wordt de bekendheid van het pand als drugspand weggenomen en wordt de "loop" naar het pand eruit gehaald. Daarmee wordt beoogd om het pand aan het drugscircuit te onttrekken. Dat drugs feitelijk in of vanuit het pand werden verhandeld, kan bijvoorbeeld blijken uit meldingen bij de politie over mogelijke handel vanuit het pand, verklaringen van buurtbewoners of het aantreffen van attributen die duiden op handel vanuit het pand zoals gripzakjes, ponypacks en/of een (grammen)weegschaal. Als er geen of weinig aanwijzingen zijn dat in of vanuit het pand drugs werden verhandeld, dan zal de burgemeester - als hij zich op het standpunt stelt dat van dergelijke handel wél sprake was - nader moeten onderbouwen waarom dat het geval was. Slaagt de burgemeester hierin niet of onvoldoende, dan zal er doorgaans een mindere mate van of geen overlast zijn in de omgeving van het pand en wordt de openbare orde in mindere mate of niet verstoord. In dit soort gevallen vindt de Afdeling dat een sluiting van meer dan zes maanden in beginsel onevenredig is. Als niet alleen aanwijzingen dat drugs in of vanuit het pand werden verhandeld afwezig zijn, maar ook andere omstandigheden ontbreken die volgens de overzichtsuitspraak bij de beoordeling van de noodzaak van de sluiting van belang zijn, zoals de omstandigheid dat het gaat om harddrugs, een recidivesituatie en de ligging van een pand in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk, kan dit er toe leiden dat er geen noodzaak bestaat om het pand te sluiten.”
11. Anders dan verzoekers is de voorzieningenrechter van oordeel dat de burgemeester zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat een sluiting van de woning noodzakelijk is. Vast staat dat er een handelshoeveelheid harddrugs in de woning is aangetroffen. Daarnaast is aannemelijk dat de in de woning aangetroffen voorwerpen en stoffen worden gebruikt voor de productie van synthetische drugs en dat de woning onderdeel uitmaakt van een CSV.
Met een sluiting wordt de bekendheid van de woning als drugspand weggenomen en wordt de “loop” naar de woning eruit gehaald, waarmee de woning aan het drugscircuit wordt onttrokken. In dit soort gevallen vindt de Afdeling een sluiting van zes maanden in beginsel niet onevenredig.
De evenwichtigheid van de sluiting
12. In de uitspraak van 6 juli 2022 heeft de Afdeling over de evenwichtigheid van de sluiting het volgende overwogen:
“Als de burgemeester zich redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat sluiting van het pand noodzakelijk is, dient hij zich ervan te vergewissen dat de duur van de sluiting evenwichtig is, ook als de duur in overeenstemming is met de duur die volgt uit een beleidsregel. In de overzichtsuitspraak is overwogen dat bij de beoordeling van de evenwichtigheid verschillende omstandigheden van belang zijn, zoals de mate van verwijtbaarheid van de aangeschreven persoon, een bijzondere binding met het pand en de mogelijkheid om weer van het pand gebruik te kunnen maken. De nadelige gevolgen van de sluiting moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig.”
13. Verzoekers betogen dat de sluiting van de woning vergaande gevolgen voor hen heeft. Het is onzeker of verzoekers op korte termijn een nieuw onderkomen kunnen vinden en of [verzoeker 1] daar voldoende ruimte zal hebben om de werkzaamheden voor zijn administratiebedrijf voort te zetten. In de woning staat de benodigde apparatuur en bewaart hij de administratie. Als hij zijn werkzaamheden niet kan uitvoeren, komt hij in de nabije toekomst in financiële problemen. Het (gedeeltelijk) missen van het inkomen zal hem nog harder treffen omdat hij als gevolg van de woningsluiting dubbele woonlasten zal hebben. Daarnaast voeren verzoekers aan dat aan [verzoeker 1] verminderde verwijtbaarheid toekomt, nu hij niet op de hoogte was van de harddrugs in de woning en hij ook niet als verdachte in het strafrechtelijk onderzoek is aangemerkt.
14. De voorzieningenrechter overweegt dat uit artikel 4.1.1.1 van de beleidsregels volgt dat denkbaar is dat er situaties zijn dat de hoofdbewoner van een woning redelijkerwijs geen weet heeft van de aanwezigheid van handelsvoorraden harddrugs in de woning. Dit kan bijvoorbeeld aan de orde zijn als een in een huis wonend kind buiten medeweten van zijn of haar ouders een handelsvoorraad harddrugs bewaart in de woning en/of een bijgebouw bij een woning. In die situaties zal eerst een waarschuwing gegeven worden. Het is in beginsel aan de hoofdbewoner om aannemelijk te maken dat hij geen weet had van de aanwezigheid. Als hoofdbewoner geldt in deze situaties de eigenaar van de woning die er ook woont of, bij verhuur, de hoofdhuurder van de woning.