3.– Eigen beschouwing
In opdracht van de Rechtbank Gelderland wordt aan mij gevraagd om een deskundigenbericht uit te brengen omtrent de gevolgen van de behandeling dat [eiser] op 4 juli 2016 aan beide ogen en van de herbehandeling dat [eiser] op 13 april 2017 aan het rechter oog heeft ondergaan. (…)
(…)
Gezien het nogal ingewikkelde super specialistische onderwerp dat hier wordt behandeld, heb ik gekozen om mijn beschouwing in vier delen te splitsen, gevolgd door een conclusie.
1ste deel
In het eerste deel van mijn beschouwing geef ik ten eerste een uitgebreide uitleg over de subspecialisme voor de correctie van oogsterkte afwijkingen, ook refractiechirurgie genoemd. Daarna definieer ik het toetsingskader dat gold ten tijde van de oogoperaties van [eiser] .
(…)
Het NRGC is een werkgroep van de Nederlandse Oogheelkundig Gezelschap (NOG), (…) opgericht met als doel de kwaliteit van de chirurgie van de oogsterkte afwijkingen
(refractiechirurgie) zoals bijziendheid (myopie), verziendheid (hypermetropie) en cylinder afwijkingen (astigmatisme) in Nederland te bewaken en te bevorderen. De oogartsen verbonden aan het NGRC voeren refractiechirurgische ingrepen uit en zij zijn tevens lid van het NOG. Om kwalitatief hoogwaardige zorg te bewaken en te bevorderen, heeft het NOG in samenwerking met het NGRC een aantal kwaliteitsnormen gesteld die zijn beschreven in de Consensus Refractiechirurgie. Dit Consensus vormt dus een belangrijk refereerkader voor het verrichten van hoogwaardige, veilige en verantwoord refractiechirurgie.
(…)
(…)
Het toetsingskader dat ten tijden van de eerste ooglaserbehandeling van [eiser] op 4 juli 2016 en ten tijden van de tweede ooglaserbehandeling aan zijn rechter oog op 13 april 2017 gold is de Consensus Refractiechirurgie van het NGCR versie februari 2006, herzien in juni 2013 (…)
(…)
2de deel
In het tweede deel van mij beschouwing beschrijf ik de behandelingen die [eiser] heeft ondergaan, onderstreep ik de discrepanties en verwijs naar de hiervoor relevante medische stukken.
(…)
(…)
Na de behandeling [van 4 juli 2016 door oogarts [naam 1] , toevoeging rechtbank] ervoer [eiser] veel oogklachten (…). De meeste klachten, (…), waren een toename van lichtgevoeligheid, de optreden van strooilicht (glare) en halo’s, droge ogen en verminderde contrastgevoeligheid. Bovendien bleek na de eerste ooglaserbehandeling een lichte myope ondercorrectie van beide ogen (…) dat belemmerde het veraf zien, vooral ’s avonds en in het donker (…). Om de klachten gepaard met de lichte myope ondercorrectie te behandelen heeft oogarts [naam 2] , (…), op 18-02-2017 aan [eiser] het advies gegeven om een herbehandeling (…) aan beide ogen te laten verrichten. (…)
[pagina 35]
(…)
De voorwaarde van een herbehandeling, (…), was dat de gemeten sterkte (refractie) van beide ogen stabiel moest zijn. (…)
Ongeveer een maand later, tijdens het consult van 13-04-2017, de dag van de geplande herbehandeling aan beide ogen, noteert optometrist [naam 3] in het dossier van [eiser] onder opmerkingen “Besproken met patiënt gebruik van leesbril bij behandeling ODS. Lezen J4, OD dominante oog- monovisie geprobeerd met correctie alleen OD visus 0.9/J2. Patiënt wil alleen behandeling rechter oog (CR). Herbehandeling door dr. [naam 2] , alleen rechter oog”.
(…) Opvallend is dat optometrist [naam 3] niets van de vermoedelijk gemeten refractie van de ogen van [eiser] in het dossier heeft genoteerd. Alleen in de pro memorie aantekeningen van [eiser] op de datum 13-07-2017 [bedoeld zal zijn 13-04-2017, toevoeging rechtbank] staat geschreven “dat de metingen en de testen waren gelijk” (zie bijlage n. 7 van het dossier van RAAF advocaten). Het is de vraag hoe
uit het dossieroogarts [naam 2] heeft kunnen controleren of de refractie echt stabiel was gebleven, belangrijke voorwaarde voor de herbehandeling aan beide ogen (…).
(…)
Dat geen refractiewaarden op 13-07-2017 [bedoeld zal zijn 13-04-2017, toevoeging rechtbank] zijn genoteerd leidt tot speculaties. Wanneer men bijvoorbeeld de refractiewaarden van het niet behandelde oog (OS) analyseert die zijn gemeten tijdens de twee consulten na de herbehandeling van OD (6-6-2017 en 4-7-2017), valt een schommeling van de refractie tussen s - 0.25 en S - 1.00 dioptrieën op. Men zou kunnen concluderen dat ook de refractie van OD nog niet stabiel was ten tijden van de herbehandeling op 13-04-2017.
Het feit dat [eiser] , op de dag van de geplande behandeling, werd geconfronteerd met de keuze tussen een behandeling aan beide ogen, zoals eerder voorgesteld door oogarts [naam 2] , en de behandeling aan een oog, zoals voorgesteld door optometrist [naam 3] , eist ook een commentaar. Voor de leken is het kiezen voor de "monovision" (d.w.z een oog precies op nul corrigeren voor veraf kijken en het ander oog iets bijziend laten voor dichtbij kijken) een zeer ingewikkeld keuze dat bezinningstijd, uitvoerige uitleg en begrip vraagt. Bovendien had [eiser] al eerder, ten tijden van de eerste behandeling van 04-07-2016, duidelijk niet voor een monovision gekozen maar voor een leesbril om te lezen (zie consult van 21-06-2016). Uit de medische stukken blijkt dat [eiser] op de dag van de herbehandeling toch overtuigd werd om voor de oplossing van de monovision te kiezen en vooralsnog alleen OD te laten behandelen. Dit is tegen de aanbeveling van het toen geldende Consensus Refractiechirurgie waar altijd genoeg bedenktijd aan de patiënt geboden moet worden (zie Consensus punt 6.3 pagina 11 onder kop "Bedenktijd": “De patiënt heeft voldoende tijd gehad om na te denken of hij of zij een refractieve behandeling wil ondergaan. Onder geen beding mag de patiënt worden aangemoedigd tot een refractieve behandeling zonder dat hij of zij voldoende gelegenheid heeft gehad om alle voor- en nadelen te overwegen)". In de (vermoedelijk, want niet voorzien van een datum) op de dag van de herbehandeling ingevulde " Checklist for refractieve surgery STOP procedure" (waar rechts boven onder de kop "Treatment (behandeling)" het woord PRK staat geschreven en een vink op REDO) staat geen vink bij de vraag "Does the patient understand the treatment" (zie bijlage n.11 van het dossier van VVAA op pagina 4).
Op 13-04-2017 verrichte oogarts [naam 2] met een Excimer Laser model Schwind Amaris 750 S de herbehandeling van OD. Hij gebruikte een tweede Excimer laser dat tenminste vanaf 18-10-2016 in gebruik was bij Vision oogzorg, (…)
(…). Oogarts [naam 2] koos hiervoor voor een "Corneal Wavefront treatment (Sirius)" en behandelde hij opnieuw een optische zone van 6.0 mm, zoals eerder oogarts [naam 1] .
(…)
De herbehandeling van OD heeft de klachten van [eiser] niet geholpen, maar juist verergerd. Dit heeft opnieuw geleid tot meerdere vooraf ongeplande consulten, waarvan enkele ook in aanwezigheid van de oogarts [naam 2] . In OD trad onverwachte verandering van de refractie op van myopie naar verziendheid (hypermetropie shift tot S + 2.25 = cyl - 1.00 as 2) dat gepaard ging met lage gezichtsvermogen (VOD ongecorrigeerd 0.2 en gecorrigeerd 0.70). Ook het gezichtsvermogen van OS was op dat moment verminderd (VOS van 1.12 op 18-02- 2017 naar 0.76). Voor deze reden besloot oogarts [naam 2] op 16-09-2017 een advies in te winnen van Schwind, de fabrikant van de Excimer Laser model Schwind Amaris 750 S,
hetgeen een teken van zorgvuldigheid is.
(…)
De expert van Schwind legt in het rapport uit dat de hypermetropie shift van OD (S + 2.25 = cyl - 1.00 as 2) twee oorzaken kent, de corneale troebeling (haze) en de door de oogarts gekozen Corneal Wavefront treatment (Sirius) methode, dat de expert definieert als" non filtered wavefront treatment".
Hij legt verder uit dat de Excimer laser met de "non filtered wavefront treatment" toegepast in de optische zone (OZ of diameter van de behandeling op de cornea) van 6 mm heeft 11 um meer verdamping van de corneale weefsel verricht dan wat nodig was. Volgens de expert van Schwind het gevolg van de gekozen Corneal Wavefront treatment (Sirius) methode heeft een - 0.75 hogere refractieve correctie veroorzaakt en een verergering van de strooilichtafwijkingen van het gehele oog (higher order aberrations of HOA), mogelijk oorzaak van de verminderde zichtkwaliteit en van deels de visuele klachten van [eiser] .
Vervolgens leggen zowel de expert van Schwind als de door Schwind geraadpleegd consulent dr. [naam 5] (die een aberrometrische analyse van de HOA heeft verricht) uit dat oogarts [naam 2] de herbehandeling van OD beter had moeten instellen. Hij had ten eerste de te behandelen refractie moeten aanpassen (…), ten tweede de Schwind CAM Manager Function (een software die de Excimer laser behandeling filtert om
minder corneale weefsel te verdampen) moeten toepassen en ten derde een grotere optische zone (OZ > dan 6 mm) moeten kiezen om de kans op strooilichtafwijkingen van het gehele oog (HOA) te verminderen. Dr. [naam 5] concludeert dat beter was geweest om de ablatio waarden van de meer corneale weefsel sparend "Aberration Free Treatment" methode te hanteren i.p.v. die van de Cornea Wavefront Treatment (Sirius) methode.
De expert van Schwind verklaart bovendien de lage gezichtsvermogen van OS door een corneale afwijking (Keratitis Punctata Superficialis) passend bij een droog oog, zoals waargenomen door de meetmethode Sirius Scheimpflug image (
vermoedelijk verwijst hij naar de cornea topografie van 16-09-2017 toen de visus OS: 0. 76 was, want in eerdere metingen was de visus OS: 1.12). De expert van Schwind adviseert het gebruik van kunsttranen en eventueel het implantatie van punctum plugs in de traanbuizen om de functies van het traanapparaat te verbeteren. Als laatste, geeft dr. [naam 5] ook suggesties over hoe een vervolg behandeling toegepast zou moeten worden om de "hypermetropie shift" van OD op te lossen.
Samengevat, de experts van firma Schwind weten (deels) van de hypermetropie shift van OD met meerdere argumenten te verklaren door de keuzes die oogarts [naam 2] heeft gemaakt voor de touch-up van OD (zoals het kiezen voor een "non filtered wavefront" behandeling i.p.v. het toepassen van de Schwind CAM Manager Function, het kiezen om de optische zone niet te vergroten, het kiezen voor het niet aanpassen van de te behandelen refractie (adjusting the laser refraction) en het kiezen voor een Corneal Wavefront treatment (Sirius) i.p.v. voor ene "Aberration Free Treatment"). Deze herbehandeling strategieën zijn ook grotendeels vermeld in het trainingsmateriaal aangeboden aan de gebruikers door firma Schwind. Dus in tegenstelling met wat beweerd in punt 3.8 pag.5 van het verweerschrift van VVAA postoperatief bleek sprake van een overcorrectie van OD als gevolg van omstandigheden waarop de behandelde oogarts deels wel invloed had.
(…)
In het medisch dossier staat ook niet genoteerd waarom oogarts [naam 2] koos voor een LASEK of PRK herbehandeling van de oppervlakte van de cornea OD i.p.v. om het bestaand flapje op te liften en met de Excimer laser de corneale stroma verder af te vlakken. Oogarts drs. [naam 6] van de Bergman Clinics te Velp vond deze laatste een betere optie voor de
herbehandeling van OD. Vermoedelijk vond oogarts [naam 2] het
te risicovol om de flap-lift te verrichten (hij noteert hij "flap randen minimaal te zien'') en vermoedelijk vond oogarts [naam 2] niet datde cornea van OD te dun
wasom een stromale behandeling na flap lift te verrichten. De gemiddelde waarden van de cornea dikte waren toen 440,5 urn zoals te herleiden van vier meetmomenten (Consult 11-10-2016: Orbscan Topo(grafie) OD 440 um; Consult 30-12-2016: Corneatopografie OD 433 um; Consult 13-04-2017 Corneatopografie OD 444 um; verslag Laser Schwind Amaris 750 S: OD 445 um).
(…)
Naast de twee mogelijk oorzaken van de hypermetropie shift van OD reeds genoemd door de experts van firma Schwind, zou het feit dat de refractie van OD niet stabiel zou zijn geweest een derde mogelijke oorzaak kunnen zijn.
Echter de ondercorrectie van beide ogen na de eerste ooglaserbehandeling en de overcorrectie van OD na de tweede ooglaserbehandeling moet niet beschouwd worden als een complicatie, zoals gedefinieerd van Federatie Medisch Specialisten in overleg met de wetenschappelijke verenigingen van erkende medische specialismen. Want een complicatie “is een onbedoelde en ongewenste gebeurtenis of toestand tijdens of volgend op medisch specialistisch handelen, die voor de gezondheid van de patiënt zodanig nadelig is dat aanpassing van het medisch behandelen noodzakelijk is dan wel dat er sprake is van onherstelbare schade".
In deze lijnen wordt in de Consensus refractie chirurgie een ondercorrectie of een overcorrectie na ooglaserbehandeling dus niet als een complicatie van de corneale behandelingen maar als neveneffecten (zie pagina 24, bij hoofdstuk 15 van de Consensus Refractiechirurgie versie juni 2013 punt 15.2.3 "Neveneffecten") . In de literatuur komt bijvoorbeeld een ondercorrectie van beide ogen na een corneale procedure voor in een percentage variërend tussen 1 % en 11 %, percentage ook bevestigd door oogarts [naam 4] van het Oogziekenhuis te Rotterdam na zijn consult gedateerd 05-01-2018.
(…)
3de deel
In de derde deel van mijn beschouwing beschrijf ik enkele relevante bevindingen van mijn oogheelkundig onderzoek en van de aanvullende metingen verricht in het Amphia ziekenhuis te Breda.
De eerste relevante bevinding is dat het gezichtsvermogen (visus) van beide ogen met de beste correctie optimaal is. (…)
De vierde zeer relevante bevinding is de slechte kwaliteit van de traanfilm en van de traanproductievocht van [eiser] . De evaluatie van de traanfilm en van de traanproductievocht vindt plaats ten eerste door middel van de meting van de Tear Break up time test (T-BUT), die met gekleurde papiertjes in het oog
(Fluoresceïne)meet hoe lang duurt voordat het traanfilm op het hoornvlies zich afbreekt en ten tweede met de Schirmer test, die met papier streepjes geplaatst in het oog bij het onderste ooglid de traanproductie meet zonder en met verdoving van Oxybuprocaine 0.4%.
Een T-BUT van minder dan 10 seconden is abnormaal. Een Schirmer test zonder verdoving van minder dan 10 mm na 5 minuten en een Schirmer test met verdoving van minder dan 6
mm na 5 minuten is abnormaal. (…)
De door mijn assistente van het Amphia Ziekenhuis gemeten traanfilm en traanproductievochtwaarden van [eiser] waren erg laag. In het bijzonder gaf de Schirmer test zonder Oxybuprocaine waarden van 4 mm voor OD en van 8 mm voor OS en de Break up time (T- BUT) gaf grenswaarden van 10 seconden in beide ogen.
Iets beter waren de waarden van de Schirmertest met Oxybuprocaine na 5 minuten (OD = 10 mm,· OS = 15 mm). Voor de volledigheid voeg ik toe dat deze tweede test door mijn assistente werd verricht aansluitend aan de eerste Schirmertest en na het toedienen van Oxybuprocaine druppels, wat mogelijk het eindresultaat zouden kunnen hebben beïnvloed.
Echter, in het dossier van [eiser] zoals aangeleverd door Vision Oogzorg noch tijdens de vooronderzoek noch tijdens de nazorg wordt een evaluatie van de traanfilm en van de traanproductievocht vermeld. Bovendien, ondanks een uitgebreid scala aan oogklachten, zoals o.a. de fluctuaties van het gezichtsvermogen en pijnlijke rode ogen, staat in het medische dossier niets vermeld over een aanpassing van de therapie met kunsttranen t.o.v. de instructie folder. Het lijkt net als of dit belangrijk onderdeel van de oogfysiologie over het hoofd werd gezien.
De eerste meting van de status van de traanfilm en traanvocht van [eiser] werd pas vermeld onder aanvullend onderzoek (POK) in het verslag van oogarts [naam 4] van het Oogziekenhuis te Rotterdam gedateerd 05-01-2018:
Schirmer test 1ste 5 minuten OD: 12 mm OS: 20 mm
Schirmer test met Oxybuprocaine 0.4% 2de 5 minuten OD 7 mm OS: 10mm
(zie bijlage n.15. van het dossier van VVAA). Ondanks het feit dat deze waarden in het OZR niet zo verlaagd waren, maakt oogarts [naam 4] in zijn conclusie twee opmerkingen met betrekking tot de traanfilm en de traanproductievocht van [eiser] .
Ten eerst schrijft hij dat "de kans op droge ogen en zenuwprikkeling na laser refractie chirurgie is ook uitgelegd. Meestal na 6 maanden worden de klachten minder, maar bij een zeer klein percentage patiënten kan blijvende klachten hebben (l/15000)".
Ten tweede geeft oogarts [naam 4] aan dhr. [eiser] het advies "om regelmatig te blijven druppelen met kunsttranen wegens branderige ogen en niet zo nodig. Warme kompressen van beide ogen elke dag en stomen is ook verstandig in dit geval. Veel knipperen maar ook niet
wrijven op zijn ogen. Meestal zullen de klachten bij goede behandeling na 1 jaar afnemen. Helaas hier bestaat nooit 100% garantie". Het bovenstaande bevestigt wel dat ten tijde van het onderzoek in het OZR (18 maanden na de eerste ooglaserbehandeling) [eiser] typische klachten van drogen ogen toonde.
De tweede meting van de status van de traanfilm en traanvocht van [eiser] is vermeld in het rapport en brief van [naam 7] Optiek te [plaats] gedateerd 04-01-2019 (zie bijlage n.9 van het dossier van RAAF advocaten). Vanaf 30-08-2018 druppelde [eiser] zijn ogen met traanvervangende middelen, (…).
Tenslotte een opmerking over de status van de traanfilm en traanvocht van [eiser] komt door de expert van firma Schwind, die beschrijft dat een corneale afwijking (Keratitis Punctata Superficialis) passend bij een droge oog is. Het advies van de expert was om de functies van het traanapparaat te verbeteren door het gebruik van kunsttranen en eventueel door het implantatie van punctum plugs.
De huidige klachten van [eiser] (zoals dagelijks droge, branderig, pijnlijk en geïrriteerde ogen en in de vroege ochtend regelmatig wakker worden door de pijnlijke ogen) en de bevindingen van [naam 4] , [naam 7] optiek en van mij samen met de opmerking van de expert van Schwind bevestigen dat bij [eiser] er sprake is van een dry eye syndroom of keratoconjunctivitis sicca (voor de leken = droge ogen).
Samengevat, als wij alleen de in het Amphia verrichte Schirmer test zonder Oxybuprocaine (OD = 4 mm en OS = 8 mm) evalueren, lijkt het dat [eiser] aan een ernstige vorm van een bilaterale dry eye syndroom of keratoconjunctivitis sicca lijdt. Echter, wanneer ook het resultaat van de in het Amphia verrichte andere twee metingen (de Break up time (T-BUT) en de Schirmertest met Oxybuprocaine) lijkt het dat [eiser] aan een matige vorm van een bilaterale dry eye syndroom of keratoconjunctivitis sicca lijdt.
Hoe dan ook, in de Consensus op pagina 22-23 hoofdstuk 15.2 "Complicatie en neveneffecten" bij het par.15.2.2 Post-operatieve complicaties onder de kop LASIK en PRK/LASEK staat dat een keratoconjunctivitis sicca wel een complicatie is.
In beide toestemmingsformulier die [eiser] heeft getekend stond dat droge ogen een mogelijke complicatie van de behandeling had kunnen zijn. Echter of de droge ogen preexistent waren aan de LASIK behandeling van ODS en aan de PRK-enhancement van OD is niet bekend,
want bij Vision Oogzorg vond geen enkele evaluatie van de status van de traanfilm en van de traanproductievocht plaats .
In de consensus refractie chirurgie herziene versie februari 2013 op pagina 15 hoofdstuk 11 "Contraindicatie" onder punt 11.1.2 staat dat een ernstige keratitis sicca (Schirmer met anesthesie < 5 mm) een relatieve oogheelkundige contra-indicatie is voor alle vormen van refractie chirurgie. Bovendien in de Consensus op pagina 16 hoofdstuk 11.2 "Contraindicaties bij corneale refractiechirurgie" onder par.11.2.1 LASIK staat dat een Schirmer test met anesthesie lager dan 5 mm na 5 minuten een significante risicofactor voor een postoperatieve dry eye syndroom vormt. Tenslotte onder par. 11.2.2 PRK staat vermeld dat een instabiele traanfilm i.c.m. Schirmer test met anesthesie lager dan 5 mm na 5 minuten een significante risicofactor voor postoperatieve epitheel genezingsproblemen en haze vormt.
Om een complicatie zoals de keratoconjunctivitis sicca te vermijden, in de Consensus refractie chirurgie in hoofdstuk 9 "Anamnese en Onderzoek" onder de par. 9.3 "Aanvullend onderzoek" het NGRC nadrukkelijk adviseert een evaluatie van de traanfilm en traanproductie vooraf aan alle vormen van refractie chirurgie.
Het is waar dat onder de par. 9.3 pag.9 van de Consensus refractie chirurgie niet gespecificeerd hoe de evaluatie van de traanfilm en traanproductie moet plaatsvinden, maar de eerdere verwijzingen naar de Schirmer test voor het meten van de traanproductie maken naar mijn mening duidelijk dat deze test absoluut niet mag ontbreken.
De hierover door mij benaderde secretaris van het NGRC Dr. [naam 8] specificeert: "In het dossier hoort de evaluatie van de traanfilm en traanproductie te staan. Minimaal hoort genoteerd te staan:
a. Schirmertest per oog in mm, mag Schirmertest 1 (zonder Oxybuprocaine) of 2 (na Oxybuprocaine) zijn.
b. Tear Break up time test (T-BUT) in seconden per oog.
c. aanvullend hoort het documenteren van het ontbreken van aankleuring van het cornea (en conjunctiva) epitheel, het beoordelen van de traanmeniscus en, meestal belangrijkste bij jonge mensen, de conditie van de Meiboom klieren"
Ondanks het feit dat met een corneale topografie of met een keratografie men een indruk zou kunnen krijgen van de status van de traanfilm, zijn deze metingen ongeschikt om een evaluatie van traanproductie in millimeters te verrichten.
(…)
Het feit dat in het dossier van [eiser] de evaluatie van de traanfilm en van de traanproductievocht nergens staat beschreven en het feit dat in de nazorg geen aandacht hieraan wordt besteden is niet in lijn met de Consensus. In de door mij geraadpleegde wetenschappelijke literatuur staat het probleem van droge ogen als complicatie na een corneale procedure (vooral bij LASIK
met mechanische microkeratoomen in minder mate bij FEMTOLASIK en PRK/LASEK) al ruim tijd bekend.
In het bijzonder 15,6% van de gescreende kandidaten voor de refractive chirurgie heeft symptomen van droge ogen. Bovendien vormt een lage Schirmer test (onder 10 mm) in 72% van de gevallen een risico factor voor het ontwikkelen van een keratoconjunctivitis sicca na LASIK. (Yu et al.2000). Tenslotte is een verlaagde Schirmer test vooraf aan de operatie voorspellend voor droge ogen na de operatie (Salomao, 2009). De incidentie van droge ogen 6 maanden na LASK of PRK varieert tussen 12.50% and 48 % (Hovanesian, 2001, de Paiva, 2006) en in de literatuur is bekend dat in de meeste gevallen de droge ogen na refractie chirurgie een tijdelijk probleem vormen. Echter zijn er lange termijn studies die beschreven dat 20% van de ogen na LASIK chronische droge ogen ontwikkelen die persisteren ook na 6 maanden (Shoia, 2007) en dat na 5 jaar 40% tot 55% van de patiënten subjectieve klachten en symptomen van droge ogen heeft (Tuisku,2007; Maychuk, 2016). Interessant voor deze beschouwing is dat de klachten van droge ogen verschillen afhankelijk van de gekozen ooglasermethode (Barequet, 2008) met een statistisch significant verschil tussen de patiënten die de LASIK
met mechanischemicrokeratoom hebben ondergaan (46% heeft klachten) t.o.v patiënten die de Femtosecond LASIK hebben ondergaan (8% heeft klachten) ( Salomao, 2009). Oorzaken van het ontstaan van droge ogen na LASIK zijn de schade aan de afferente zenuwen in het anterieure deel van het stroma tijdens het creëren van de flap, minder neurologische invloed op de epitheelcellen van de cornea, minder knipperen, minder traanproductie en veranderde traanstabiliteit. Droge ogen zijn vaker voorkomend en ernstiger na de operatie indien er onderliggend al sprake was van chronische droge ogen.
Samengevat, de status van de traanfilm en van de traanproductievocht van [eiser] werden niet geëvalueerd bij Vision oogzorg. Zonder het meten van een uitgangsituatie heeft Vision
oogzorg belangrijke medische informatie gemist waardoor [eiser] onvoldoende geïnformeerd kon worden over de risico's van de ooglaserbehandeling voor zijn specifieke situatie. Dit heeft
waarschijnlijkgeleid tot de huidige complicatie van bilaterale dry eye syndrome of keratoconjunctivitis sicca
De vijfde relevante bevinding is het sterkte verschil tussen beide ogen (anisometropie) door de overcorrectie van OD (OD S + 1.50 = cyl - 0.75 as 170) en de ondercorrectie van OS (OS S- 1.00 = cyl- 0.50 as 154). Voor het oplossen van deze storende anisometropie (die [eiser] bril afhankelijk maakt) en van de hiermee gepaarde klachten adviseert de expert van Schwind dr. [naam 5] nog een refractieve behandelingen met een corneale procedure. Dit is in tegenstelling met wat oogarts [naam 2] tijdens het consult van 16-09-2017 aan [eiser] heeft vermeld, d.w.z. dat '' de totale pachymetrie is < 400, hierdoor is een herbehandeling onmogelijk. Echter wordt naar mijn mening een Excimer laser herbehandeling van een of van
beide ogen niet zo zeer belemmerd door de totale pachymetrie maar vooral door de huidige matige tot ernstige bilaterale dry eye syndroom
( wat een relatieve oogheelkundige contraindicatie is voor alle vormen van refractie chirurgie (zie Consensus Refractie chirurgie herziene versie februari 2013 op pagina 15 hoofdstuk 11 "Contra-indicatie" onder punt 11.1.2) .Hetzelfde geldt voor een correctie van de anisometropie met contactlenzen.
4de deel
Omdat de rechter aan mij vraagt hoe de behandeling er volgens mij uit had dienen te zijn, licht ik in de vierde en laatste deel van mijn beschouwing mijn mening en ervaring toe.
Zoals eerder gezegd, voor de behandeling van een myopie tot en met de sterkte onder of gelijk aan min 8 dioptrieën zoals die van [eiser] konden de Nederlandse refractie chirurgen in 2016 en 2017 ( en nog steeds) kiezen tussen alle corneale procedures. Echter moet men rekening houden niet alleen met de sterkte van de oogafwijking, maar ook met de dikte van de cornea. Normaal gesproken is de gemiddelde dikte van de cornea ongeveer 550 micron (um). Gezien het feit dat de dikte van het hoornvlies van [eiser] lager was dan de normale gemiddelde waarde (op 10-06-2016 gemeten door de Orbscan Topografie was bij OD 514 um en bij OS 528 um en op het verslag van de eerste laserbehandeling op 04-07-2016 was OD 519 um en OS 520 mu) naar mijn mening en op basis van de door mijn bekende literatuur, en vanzelfsprekend bij een normale status van de traanfilm en van de traanproductievocht gemeten tijdens het vooronderzoek, had beter bij de eerste behandeling een corneale procedure zoals de LASEK of PRK of TRANS-PRK aan beide ogen overwogen kunnen worden. (…)
Conclusie
De heer [eiser] heeft op 4 juli 2016 een ooglaserbehandeling ondergaan bij Vision Oogzorg om van zijn myope refractie afwijking af te komen.
Hij heeft zonder twijfel een Femtosecond LASIK ooglaserbehandeling ondergaan, waarover hij informatie had gekregen en waarvoor hij getekend had op het toestemmingsformulier.(…)
Als neveneffect resulteerde een myope ondercorrectie van beide ogen waarvoor een tweede behandeling (touch-up met LASEK) werd geadviseerd. In plaats van een herbehandeling aan beide ogen, zoals eerder geadviseerd, werd op de afgesproken dag alleen een PRK herbehandeling
met Mytomicineaan het rechteroog verricht. Het niet aanbieden van voldoende bedenktijd voor een dergelijk keuze is tegen de aanbevelingen van de Consensus Refractiechirurgie. De herbehandeling van het rechteroog resulteerde in een hypermetrope overcorrectie, dat de Consensus Refractiechirurgie nog steeds beschouwt als een neveneffect, ondanks het feit dat deze hypermetrope overcorrectie van het rechteroog volgens de analyse van de experts van firma Schwind deels vermijdbaar had kunnen zijn. Het oogonderzoek van [eiser] door mij verricht in het Amphia Ziekenhuis toonde tekens van een matige tot ernstige bilaterale dry eye syndrome of keratoconjunctivitis sicca, die geheel past met zijn huidige klachten. Dit is volgens de Consensus Refractiechirurgie een complicatie van de uitgevoerde ooglaserbehandelingen. Zowel tijdens het vooronderzoek bij Vision Oogzorg als tijdens de nazorg is er geen aandacht besteedt aan de evaluatie van de traanfilm en traanproductie, tegen de aanbevelingen van de Consensus Refractie chirurgie. Zonder het meten van een uitgangsituatie van de traanfilm en traanproductie heeft Vision Oogzorg belangrijke medische informatie gemist waardoor [eiser] onvoldoende geïnformeerd kon worden over de risico's van de ooglaserbehandeling voor zijn specifieke situatie, met als gevolg de bovengenoemde complicatie. Een herbehandeling van de huidige refractie afwijking van beide ogen, die tonen een storende anisometropie die hem bril afhankelijk maakt, wordt belemmerd door de
matige tot ernstige bilateraledry eye syndroom,
wat een relatieve relatieve oogheelkundige contra-indicatie is voor alle vormen van refractie chirurgie.
De beantwoording van de door de rechter gestelde vragen aan de oogarts van het beschikking van 14 april 2021
1.Beschikt u over voldoende feitelijke informatie om een definitief en stellig oordeel te kunnen vormen op de hierna te stellen vragen ? Indien u naar aanleiding van het (medische) dossier vragen heeft, dan wordt verzocht deze vragen bij de partij voor te leggen.
(…)
De antwoorden van beide partijen (…) gaven aan mij voldoende feitelijke informatie om een definitief en stellig oordeel te kunnen vormen en ze zijn opgenomen in mijn deskundigenbericht.
2. Wilt u op basis van het medische dossier een beschrijving geven van het beloop van de behandeling bij Vision Ooglaseren vanaf het moment van de eerste intake tot het laatste consult?
Als antwoord op deze vraag verwijs ik naar het hoofdstuk "De beantwoording van de vragen: n. 1 Stukken waarnaar in het rapport wordt verwezen"
3a. Wat waren destijds de opvattingen binnen de beroepsgroep van de professionele standaard met betrekking tot de behandeling van de bij [eiser] vastgestelde problematiek ( bril voor veraf)? Waren deze opvattingen vastgelegd en/of waaruit kunnen deze opvattingen blijken ? Indien er hierover destijds uiteenlopende opvattingen, gebruiken of "scholen" bestonden, wilt u dan uiteenzetten in welke opzicht dat het geval was ? Wat was uw eigen opvatting?
Als antwoord op deze vraag verwijs ik naar de eerste deel van mijn beschouwing, waar ik de professionele standaard met betrekking tot de behandeling van de bij [eiser] vastgestelde problematiek getracht heb zo uitgebreid mogelijk te beschrijven met behulp van de Consensus Refractiechirurgie versie 2006 herzien 2013 en de inhoud van de website het Nederlands Gezelschap voor Refractie Chirurgie (NGRC). Als NOG gecertificeerde refractiechirurg verschillen mijn opvattingen niet van de opvattingen van het NGRC.
3.b Indien destijds niet in alle opzichten helemaal duidelijk was wat de professionele standaard ter zake precies inhield, zou u dan in aanloop naar uw antwoord op de volgende vraag eerst de bandbreedte kunnen aangeven waarbinnen in elke geval wél ( duidelijk was dat het te beoordelen handelen behoorde te blijven ?
Het antwoord op deze vraag is dat ten tijden van de behandeling van [eiser] al in alle opzichten helemaal duidelijk was wat de professionele standaard ter zake precies inhield.
4. Is de behandeling van [eiser] ten aanzien van uw vakgebied in overeenstemming geweest met de toen voor hem geldende professionele standaard ? Wilt u uw antwoord motiveren en met redenen omkleden, met verwijzing naar literatuur, richtlijnen, e.d.?
Als antwoord op deze vraag verwijs ik wederom naar mijn beschouwing, waar ik de professionele standaard met betrekking tot de behandeling van de bij [eiser] vastgestelde problematiek getracht heb te beschrijven met behulp van de Consensus Refractiechirurgie versie 2006 herzien 2013 en de inhoud van de website het Nederlands Gezelschap voor
Refractie Chirurgie (NGRC). Zoals in de beschouwing beschreven, de behandeling van [eiser] ten aanzien van mijn vakgebied op verschillende punten niet in overeenstemming is geweest met de toen voor hem geldende professionele standaard. Bij elke afzonderlijk punt heb ik in de beschouwing mijn antwoord gemotiveerd en onderbouwd, met verwijzing naar de toen geldende Consensus Refractiechirurgie en naar de ten tijden van de behandelingen bekende wetenschappelijke literatuur.
1.
Uit het medisch dossier wordt zonder twijfels bevestigd dat een Femtosecond LASIK behandeling aan beide ogen werd verricht (…).
2. De myope ondercorrectie van beide ogen en later de hypermetrope overcorrectie van het rechter oog is een neveneffect.
3. De hypermetrope overcorrectie had deels een vermijdbaar neveneffect kunnen zijn.
4. Er is onvoldoende bedenktijd aangeboden voor de keuze van de monovision gecreëerd door de herbehandeling van het rechter oog.
5. Tijdens het vooronderzoek bij Vision Oogzorg en tijdens de nazorg is er geen aandacht besteden aan de evaluatie van de traanfilm en traanproductie, tegen de aanbevelingen van de Consensus Refractiechirurgie. Zonder het meten van een uitgangsituatie van de traanfilm en traanproductie heeft Vision Oogzorg belangrijke medische informatie gemist waardoor [eiser] onvoldoende geïnformeerd kon worden over de risico's van de ooglaserbehandeling voor zijn specifieke situatie, met als gevolg de huidige complicatie van bilaterale
matige tot ernstige bilateraledry eye syndrome of keratoconjunctivitis sicca
6. Een herbehandeling van de huidige refractie afwijking van beide ogen, die een storende anisometropie tonen en die [eiser] bril afhankelijk maakt, wordt belemmerd door de
matige tot ernstigedry eye syndroom,
wat een relatieve contra-indicatie is.
Indien u de voorafgaande vraag ontkennen beantwoord:
5. Kunt u aangeven hoe de behandeling er volgens u uit had dienen te zijn ? Kunt u dit stap voor stap beschreven , met verwijzing naar literatuur, richtlijnen, e.d. ?
Als antwoord op de vraag hoe de behandeling van [eiser] er volgens mij uit had dienen te zijn, verwijs ik naar de vierde deel van mijn beschouwing. Gebaseerd op eigen ervaring zou ik een corneale procedure zoals de LASEK of PRK of TRANS-PRK met Mytomicine hebben overwogen, vanzelfsprekend bij een normale status van de traanfilm en van de traanproductievocht gemeten tijdens het vooronderzoek.
6. Zou deze behandeling tot een ander resultaat hebben geleid dan het resultaat van de daad werkelijk uitgevoerde behandeling ? Zo ja, welke resultaat zou dat dan zijn geweest ? Met welke mate van zekerheid kunt u deze vraag beantwoorden ?
Ik kan met weinig zekerheid beantwoorden of bij de eerste behandeling een corneale procedure zoals de LASEK of PRK of TRANS-PRK met Mytomicine, vanzelfsprekend bij een normale status van de traanfilm en van de traanproductievocht gemeten tijdens de vooronderzoek, tot een andere refractieve resultaat zou hebben geleid.
7. Indien u van oordeel zou zijn dat sprake is van een complicatie, wat is de kans op een dergelijke complicatie bij de gekozen behandelmethode(s)?
De huidige complicatie van bilaterale
matige tot ernstigedry eye syndrome of keratoconjunctivitis sicca dat persisterend is na 6 maanden is in wetenschappelijke studies beschreven in 20% van de ogen na LASIK behandeling (Shoia, 2007). Vijf jaar na de LASIK tussen 40% en 55% van de patiënten heeft subjectieve klachten en symptomen van droge ogen (Tuisku, 2007; Maychuk, 2016). Deze percentages zijn afhankelijk van de gekozen ooglasermethode (Barequet, 2008). Salomao et al. benadrukt een statistisch significant verschil tussen de patiënten die de LASIK met
een mechanischemicrokeratoom hebben ondergaan (46% heeft klachten) t.o.v patiënten die de Femtosecond LASIK hebben ondergaan (8% heeft klachten) ( Salomao, 2009).
8 a. Kunt u op basis van het dossier en uw onderzoek een uitspraak doen of Vision Ooglaseren heeft voldaan aan de geldende standaard met betrekking tot haar informatie plicht?
(…)
Op basis van het medisch dossier en mijn oogheelkundig en aanvullend onderzoek heeft Vision Oogzorg niet voldaan aan de geldende standaard met betrekking tot haar informatie plicht omdat
(in het concept rapport stond "bovendien")werd tijdens de vooronderzoek de uitgangsituatie van de traanfilm en traanproductie niet gemeten waardoor [eiser] onvoldoende geïnformeerd kon worden over de risico's van de ooglaserbehandeling voor zijn specifieke situatie.
8 b. Indien u van oordeel bent dat sprake is van een complicatie, kunt u dan aangeven of en zo ja hoeverre voor die complicatie en de klachten die [eiser] stelt te ervaren, is gewaarschuwd op het toestemmingsformulier ?
In beide toestemmingsformulieren die [eiser] heeft getekend stond dat droge ogen een mogelijk complicatie van de behandeling had kunnen zijn. Echter of de droge ogen preexistent waren aan de
FemtosecondLASIK behandeling van ODS en aan de PRK-enhancement van OD is niet bekend, want bij Vision Oogzorg vond geen enkele evaluatie van de status van de traanfilm en van de traanproductievocht plaats.
8 c. Kunt u aangeven wat de kans is dat een dergelijke complicatie zich bij de uitgevoerde ingreep voordoet ?
Als antwoord op deze vraag verwijs ik naar mijn antwoord op vraag n. 7
[pagina 56]
(…)
Reactie van deskundige op opmerkingen en verzoeken van mr. [naam 9] van VVAA namens zijn client Vision Oogzorg (…)
(…)
(…)
3de deel concept rapport
Vraag 1 over de 3de deel concept rapport: Onderschrijft u dat in de Consensus Refractiechirurgie (p.13) niet is geconcretiseerd op welke wijze traanfilm en traanproductie geëvalueerd dienen te worden?
Antwoord op vraag 1 over het 3de deel conceptrapport:In de Consensus refractie chirurgie in hoofdstuk 9 ''Anamnese en Onderzoek" onder de par. 9.3 "Aanvullend onderzoek" pag. 13 het NGRC adviseert nadrukkelijk een evaluatie van de traanfilm en traanproductie voorafgaand aan alle vormen van refractie chirurgie. Het is waar dat in de Consensus Refractiechirurgie (p.13) niet is geconcretiseerd op welke wijze traanfilm en traanproductie geëvalueerd dienen te worden. Echter in hoofdstuk 11.2 op pag. 16 wordt nadrukkelijk verwezen naar de resultaten van de Schirmer test voor de evaluatie van de traanproductie. Mijn mening is dat deze test absoluut niet mag ontbreken.
Vraag 2 over de 3de deel concept rapport: Een goede analyse van de cornea en cornea oppervlakte is de basis voor een goed resultaat. Uit het dossier blijkt terzake: Cornea gb "(vlg. Aantekeningen 10 juni 2016 zoals door u geciteerd op p.10 van uw rapport). Cornea helder "(vlg. Aantekeningen 18 februari 2017 zoals door u geciteerd op p.11 van
uw rapport). Onderschrijft u dat uit deze aantekeningen blijkt dat naar de cornea en cornea oppervlakte is gekeken waarbij niet is gebleken van punctate of verlaagde Tear Break-up time en/of andere tekenen van keratitis sicca zodat wel degelijk sprake is geweest van een evaluatie van de traanfilm ? Heeft u dit in uw overwegingen meegenomen c.q. wilt u alsnog doen ?
Antwoord op vraag 2 over het 3de deel conceptrapport:Aantekeningen zoals boven beschreven (cornea gb of cornea helder) bevestigen alleen dat naar de cornea is gekeken. Deze aantekeningen in het medisch dossier zijn niet voldoende om te kunnen concluderen dat een degelijke evaluatie van de traanfilm heeft plaatsgevonden. Dat een onderzoek van de cornea met Fluoresceïne werd gedaan of dat een Tear Break-up time (T-BUT) is gemeten staat niet in het medisch dossier.
Vraag 3 over de 3de deel concept rapport: Onderschrijft u voorts dat de cornea topografie een normaal aspect en niet het beeld passend bij een keratitis sicca vertoont ? Heeft u dit in overweging meegenomen c,q, wilt u dat alsnog doen?
Antwoord op vraag 3 over het 3de deel conceptrapport:De door mij geraadpleegde medische literatuur bevestigt dat met een cornea topografie of met en keratografie men een indruk zou kunnen krijgen van de status van de traanfilm.
(…)
Bijvoorbeeld: de expert van firma Schwind, dr. [naam 5] , door de analyse van de corneale beelden verkregen met meetmethode Sirius Scheimpflug image beschrijft bij [eiser] een Keratitis Punctata Superficialis passend bij een droog oog.
Echter zijn metingen met een cornea topografie of met en keratografie ongeschikt om een evaluatie van traanproductie in millimeters te verrichten.
(…)
(…)
Vraag 5 over de 3de deel concept rapport: Zowel uit het onderzoek van het Oogziekenhuis al uit uw onderzoek blijkt dat de Schirmer test met Oxy na de behandeling ver boven de 5 mm was ( zoals aanbevolen in de consensus Refractiechirurgie 11.2.1: "Schirmer test met anesthesie lager dan 5 mm na 5 minuten vormt een significante risicofactor voor een postoperatief dry eye syndroom Epitheliale pathologie"). Dat betekent dat in casu geen contra-indicatie bestond voor de laserbehandeling. Onderschrijft u dat in het hypothetische geval dat wel sprake was van een ernstige keratitis sicca met een verlaagde traanproductie (onder de 5 mm) preoperatief zonder enige andere tekens van keratitis sicca de femto-lasik en de herbehandeling middels alcohol PRK en therapeutische effect zou kunnen hebben gehad op de traanproductie ? De traanproductie was immers 10 mm en 15 mm tijdens het door u uitgevoerde onderzoek met bovendien ook nog een normale Break up time (T-BUT) = ODS 10 seconden. Onderschrijft u dat daaruit volgt dat de traanproductie en traanfilm pre-operatief ongestoord waren en heeft u dit in overweging meegenomen c.q. wilt u dat alsnog doen?
Antwoord op vraag 5 over het 3de deel conceptrapport:De metingen van oogarts [naam 4] van het Oogziekenhuis te Rotterdam mogen niet in overweging genomen worden, want in het verweerschrift van VV AA bijlage 15 pag. 3 en pag. 4 staat dat "de second opinion in het Oogziekenhuis door oogarts [naam 4] niet in deze kwestie kan worden gebruikt gezien de mogelijke belangenverstrengeling" en dat "door de relatie met Vision Oogzorg niet als objectief is te beschouwen".
De door mijn assistente van het Amphia Ziekenhuis gemeten traanfilm en traanproductievochtwaarden van [eiser] waren erg laag. In het bijzonder gaf de Schirmer test zonder verdoving van Oxybuprocaine waarden van 4 mm voor OD en van 8 mm voor OS. Volgens het tekstboek Kansky (J.J.Kansky, Clinical Ophthalmology, Butterworth Heinemann, 6dc editie 2007 pag. 209- 210) is een Schirmer test zonder verdoving van minder dan 10 mm na 5 minuten abnormaal. Maar omdat de andere twee testen ( de Break up time (T-BUT) en de Schirmer test met Oxybuprocaine verdoving) iets betere metingen gaven, is er bij [eiser] naar mijn mening sprake van een bilaterale matige tot ernstige vorm van een dry eye syndroom of keratoconjunctivitis sicca. Omdat de traanfilm en traanproductie preoperatief
niet zijn gemeten, kan ik niet onderschrijven dat deze metingen preoperatief ongestoord waren.
Vraag 6 over de 3de deel concept rapport: Onderschrijft u dat verminderede traanproductie geen (absolute) contra-indicatie zou zijn geweest voor de behandeling? Wilt u in overweging meenemen dat zoals hiervoor beschreven zelfs na de laserbehandeling een Schirmer test boven de 5 mm is gemeten zodat niet waarschijnlijk is dat tevoren een lagere test zou zijn gemeten?
Antwoord op vraag 6 over het 3de deel conceptrapport:Volgens de Consensus Refractie chirurgie Hoofdstuk 11 par. 11.1.2 is een verminderde traanproductie inderdaad geen absolute maar een relatieve contra-indicatie voor alle vormen van refractie chirurgie. De door mijn assistente van het Amphia Ziekenhuis gemeten traanproductievochtwaarden van [eiser] met de Schirmertest zonder Oxybuprocaine waren 4 mm voor OD en van 8 mm voor OS. Nogmaals, omdat de traanfilm en traanproductie preoperatief niet zijn gemeten, kan ik niet onderschrijven dat deze metingen preoperatief ongestoord waren.
Vraag 7 over de 3de deel concept rapport: Onderschrijft u dat droge ogen vaak complexer zijn dan vaak wordt gedacht waarbij het niet simpelweg gaat om een kwestie van hoeveel tranen een person produceert maar ook hoe de samenstelling van de tranen is, hoe vaak iemand knippert, hoe gevoelig het hoornvlies is etc ?
Antwoord op vraag 7 over het 3de deel conceptrapport:Ik onderschrijf zonder meer dat droge ogen vaak complexer zijn dan vaak wordt gedacht. Daarom is een evaluatie van de traanfilm en van de traanproductievocht voor alle vormen van refractiechirurgie zo belangrijk.
Vraag 8 over de 3de deel concept rapport: Onderschrijft u dat van laser chirurgie is bekend is dat de corneale zenuwen aantast waardoor postoperatief vaak meer last wordt gerapporteerd van "droge ogen". Onderschrijft u voorts dat doorgaans wel verbetering optreedt in de loop der tijd maar de klachten soms persisteren, hetgeen ook duidelijk staat beschreven in het door [eiser] ondertekende informed consent formulier ?
Antwoord op vraag 8 over het 3de deel conceptrapport:verwijzend naar mijn beschouwing, onderschrijf ik dat van laserchirurgie bekend is dat de corneale zenuwen aantast waardoor postoperatief vaak meer last wordt gerapporteerd van drogen ogen. In beide door [eiser] ondertekende informed consent formulieren onder punt 4 staat een droge ogen-syndroom vermeld als complicatie. In de literatuur is bekend dat in de meeste gevallen de droge ogen na
refractie chirurgie een tijdelijk probleem vormen. In het tweede informed consent formulier heeft oogarts [naam 2] zelfs "3-6 maanden" genoteerd. Echter zijn er lange termijn studies die beschreven dat 20% van de ogen na LASIK chronische droge ogen ontwikkelen die persisteren ook na 6 maanden (Shoia, 2007) en dat na 5 jaar 40% tot 55% van de patiënten subjectieve klachten en symptomen van droge ogen heeft (Tuisku,2007; Maychuk, 2016).
(…)
[pagina 78]
Reactie van deskundige op opmerkingen en verzoeken van Mr. F. Arts van RAAF advocaten namens zijn cliënt de heer [eiser]
(…)
Vraag 1: Uit uw rapport begrijp ik dat Vision onder meer heeft nagelaten om vooraf de traanfilm en traanproductie te meten en te evalueren. Als die traanfilm en traanproductie geen normale status had, dan had er, zo begrijp ik uit uw rapport, überhaupt geen corneale behandeling mogen worden uitgevoerd. Stel dat er géén corneale behandeling was uitgevoerd. Zouden de huidige klachten er ook zijn geweest of op enig moment ook zijn ontstaan als er géén corneale behandeling was uitgevoerd? Acht u dat met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid het geval, hoogstwaarschijnlijk, waarschijnlijk, waarschijnlijk niet, hoog waarschijnlijk niet, met aan zekerheid grenzend waarschijnlijk niet ? Graag uw antwoord elke klacht separaat behandelen.
Antwoord op vraag 1:De huidige klachten of ervaren belemmeringen van [eiser] zijn wazig zien op alle afstanden, zowel voor veraf als voor dichtbij en in de overgang tussen de twee afstanden, overdag het felle licht niet verdragen en 's avonds, wanneer hij auto rijdt, last hebben van de verblindende koplampen van de auto's die hem tegemoetkomen (halo's).
Bovendien heeft hij last bij de overgang van licht naar donker en omgekeerd (verminderde contrastgevoeligheid), last van lichtschuwheid (glare) waardoor buiten een zonnebril nodig is, en last van fluctuaties van het gezichtsvermogen. Tenslotte moet [eiser] voortdurend focussen om beter te kunnen zien, heeft hij hoofdpijn, zware vermoeidheid, duizeligheid en dagelijks droge, branderig, pijnlijke en geïrriteerde ogen. Vóór de Femtosecond LASIK behandeling had [eiser] geen oogklachten. Zijn ogen waren niet droog en er waren geen allergieën bij hem bekend. Bij gezonde mannen in de leeftijd van 48 tot 59 jaar wordt in de wetenschappelijke literatuur een prevalentie van droge ogen variërend tussen 3.9 % (Schaumberg et al, 2009) en 6% (Moss, 2000, zie fig.2) beschreven.
(…)
[pagina 80]
Als er géén corneale behandeling was uitgevoerd zouden de huidige klachten van droge ogen er waarschijnlijk ook niet zijn geweest of op enig moment ook zijn ontstaan. Met betrekking tot de andere klachten zouden ze er hoogstwaarschijnlijk ook niet zijn geweest of op enig moment ook zijn ontstaan.
Vraag 2: Zo ja (dus zonder behandeling ook een of meerdere klachten), kunt u een indicatie geven met welke mate van waarschijnlijkheid , op welke termijn en in welke omvang de klacht/klachten dan hadden kunnen ontstaan?
Antwoord op vraag 2:Als er géén corneale behandeling was uitgevoerd zouden de huidige klachten van droge ogen er waarschijnlijk niet ook zijn geweest of op enig moment ook zijn ontstaan. Het is zeer moeilijk om te kunnen beantwoorden op welke termijn en in welke omvang de klacht/klachten hadden kunnen ontstaan. (…)
2.17.In de Consensus Refractiechirurgie van het NGCR versie februari 2006, herzien in juni 2013 (hierna: de Consensus Refractiechirurgie) is voor zover van belang het volgende vermeld: