ECLI:NL:RBGEL:2023:3186

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 juni 2023
Publicatiedatum
2 juni 2023
Zaaknummer
417821
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van afspraken in kort geding inzake familierechtelijke kwesties

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland op 2 juni 2023, heeft de man in kort geding gevorderd dat de vrouw wordt veroordeeld tot nakoming van afspraken die op 3 april 2023 zijn gemaakt, zoals vastgelegd in een document dat is toegevoegd aan het ouderschapsplan. De man stelt dat de vrouw akkoord is gegaan met deze afspraken, terwijl de vrouw dit betwist en aanvoert dat er geen overeenstemming is bereikt. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vrouw niet heeft ingestemd met de inhoud van de bijlage en dat er geen ondertekende overeenkomst is. De voorzieningenrechter oordeelt dat de man onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een bindende overeenkomst. De vordering van de man wordt afgewezen, en partijen zijn gebonden aan nieuwe afspraken die tijdens de mondelinge behandeling zijn gemaakt, waaronder de zorgverdeling van hun kind tijdens de zomervakantie. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Arnhem
Zaakgegevens: C/05/417821 KG ZA 23-124
Datum uitspraak: 2 juni 2023
Vonnis kort geding
in de zaak van:
[eisende partij],
wonende te [woonplaats],
eisende partij,
advocaat: mr. A. van Oosten te Elst,
tegen
[gedaagde partij],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij,
advocaat: jhr mr. M.L.E. Storm van ’s Gravesande te Ede.
Partijen zullen hierna mede de man respectievelijk de vrouw genoemd worden.

1.Het procesverloop

1.1.
Dit verloop blijkt uit:
de dagvaarding van 17 april 2023;
het bericht met bijlage (spraakbericht) van mr. Van Oosten, ingekomen op 16 mei 2023;
het bericht met bijlagen van mr. Van Oosten, ingekomen op 18 mei 2023;
e conclusie van antwoord, ingekomen op 19 mei 2023;
de zittingsaantekeningen van mr. Van Oosten zoals overgelegd tijdens de mondelinge behandeling op 19 mei 2023.
Tijdens de mondelinge behandeling van 19 mei 2023 zijn gehoord:
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat,
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat,
  • een vertegenwoordigster van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).

2.De feiten

2.1.
Uit de voormalige relatie van de man en de vrouw is geboren:
[het kind], hierna te noemen , op [geboortedatum] te [geboorteplaats], hierna: [het kind].
2.2.
Bij beschikking van deze rechtbank van 29 oktober 2018 is bepaald dat partijen gezamenlijk het gezag over [het kind] uitoefenen.
2.3.
De man en de vrouw hebben op 8 oktober 2020 een gezamenlijk ouderschapsplan ondertekend.
2.4.
Op grond van het ouderschapsplan heeft [het kind] zijn hoofdverblijfplaats bij de vrouw.

3.De vordering

3.1.
De man vordert om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
de vrouw te veroordelen tot nakoming van de op 3 april 2023 gemaakte afspraken, zoals vastgelegd in het document genaamd ‘Bijlage bij ouderschapsplan’ van 5 april 2023 (hierna: de bijlage), op straffe van een dwangsom van € 150 per dag of dagdeel dat de vrouw aan het te wijzen vonnis geen gevolg geeft.
3.2.
De man baseert zijn vordering op artikel 3:296 Burgerlijk Wetboek. Het spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van de zaak; uitbreiding van de omgang vindt niet plaats en partijen dienen zo snel mogelijk naar [locatie jeugdhulpverlening] te gaan voor de eerste (deel)afspraak in mei 2023 (beide onderwerpen onderdeel van de afspraken in de bijlage). Nu partijen eindelijk afspraken hebben gemaakt wil de man de vrouw daaraan houden. De vrouw heeft per mail twee keer schriftelijk aangegeven akkoord te zijn. Een wilsgebrek is niet aangetoond, en vermeende dyslexie blijkt nergens uit. Juridisch gezien is de vrouw gebonden aan de afspraken.

4.Het verweer

4.1.
De vrouw voert verweer en concludeert dat de man niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering, althans dat hem deze dient te worden ontzegd als ongegrond en onbewezen, met veroordeling van de man in de kosten van de procedure.
4.2.
De vrouw betwist dat partijen nadere afspraken hebben gemaakt naar aanleiding van het overleg van 3 april 2023. Er is niets ondertekend en de vrouw kan teksten moeilijk begrijpen. Waar de vrouw instemmend op heeft gereageerd is onduidelijk. Uit haar mail van 7 april 2023 blijkt dat de vrouw niet akkoord is gegaan met de door de man overgelegde bijlage. Omdat de vrouw laaggeletterd is, moet er zorgvuldig gehandeld worden. Uit het verloop van de mails kan niet worden afgeleid dat er overeenstemming is bereikt. De vrouw kan daarom ook niet worden veroordeeld tot nakoming van de gestelde afspraken.

5.De beoordeling

5.1.
De voorzieningenrechter is bevoegd een voorziening te geven in alle spoedeisende zaken waarin, gelet op de belangen van partijen, een onmiddellijke voorziening bij voorraad wordt vereist (artikel 254 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Het gegeven dat partijen verdeeld zijn of zij nadere afspraken over onder meer de zomervakantie 2023 hebben gemaakt, leidt in dit geval tot een spoedeisend belang dat een onmiddellijke voorziening rechtvaardigt.
5.2.
Aan de voorzieningenrechter ligt voor te beslissen of partijen nadere afspraken hebben gemaakt over onder meer de zorgverdeling en de kinderalimentatie zoals vastgelegd in de door de man overgelegde bijlage. Vaststaat dat deze bijlage niet is ondertekend door partijen. Het enkele feit dat de bijlage niet is ondertekend betekent echter niet dat er geen afspraken gemaakt kunnen zijn. Of een overeenkomst met een bepaalde inhoud tot stand is gekomen, moet worden beantwoord aan de hand van de betekenis die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en van wat zij in dat verband redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (Haviltexcriterium). Relevant hierbij is dat deze procedure een kort gedingprocedure betreft, waarin nadere bewijslevering niet aan de orde is, en de man voldoende aannemelijk moet maken dat sprake is van een overeenkomst.
5.3.
De man heeft ter onderbouwing van zijn stelling - dat sprake is van een overeenkomst - gewezen op een aantal e-mailberichten. Uit die stukken kan het volgende worden afgeleid. Na een gesprek tussen partijen heeft de advocaat van de man de bijlage op 4 april 2023 per e-mail aan partijen toegezonden met een toelichting hoe de bijlage kan worden geprint en worden ondertekend. Daarin heeft de advocaat ook geschreven:
“Van [eisende partij] weet ik al dat hij akkoord is, van jou weet ik dat uiteraard nog niet [gedaagde partij].”De vrouw heeft diezelfde dag nog per e-mail gereageerd met ‘Oke prima’. Vervolgens heeft de man op 5 april 2023 een e-mail gestuurd aan de vrouw waarmee hij aankondigt dat hij de bijlage heeft geprint en ondertekend, in de tas zal doen van [het kind] en dat de vrouw vervolgens kan ondertekenen. De vrouw heeft hierop per e-mail gereageerd met ‘Prima’. Kennelijk heeft de vrouw daarna via de tas van [het kind] kennisgenomen van de bijlage. Op 6 april 2023 belt de vrouw vervolgens met de advocaat van de man en deelt mede niet in te stemmen met de alimentatieclausule in de bijlage. Op 7 april 2023 heeft de advocaat van de man een e-mail gestuurd aan de vrouw met de mededeling dat zij gebonden is aan de afspraken in de bijlage omdat zij tot twee keer toe per e-mail de afspraken heeft bevestigd. In de antwoord e-mail van de vrouw van dezelfde datum staat vermeld dat de vrouw de bijlage niet wil ondertekenen, en dat de vrouw vasthoudt aan eerdere ondertekende afspraken, zoals het ouderschapsplan.
5.4.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat uit het enkele woord “prima” niet kan worden afgeleid dat de vrouw ook met de inhoud van de meegezonden bijlage akkoord was. In de e-mails van 4 en 5 april 2023 wordt namelijk niet gesproken over de inhoud van de overeenkomst, maar alleen over de procedurele afhandeling. Bovendien heeft de advocaat van de man ook zelf aan de vrouw geschreven dat hij nog niet weet of de vrouw akkoord is. Nadat de vrouw de bijlage op papier in de tas van [het kind] heeft ontvangen heeft zij laten weten niet akkoord te zijn en niet te zullen tekenen, hetgeen zij vervolgens ook niet heeft gedaan. Uit deze gang van zaken kan de voorzieningenrechter niet anders concluderen dan dat de vrouw niet akkoord was met de bijlage, dat zij dit heeft laten weten aan de man en zijn advocaat en dat er dus geen overeenkomst tot stand is gekomen. De voorzieningenrechter komt dan tot het oordeel dat de man, in het licht van de gemotiveerde betwisting door de vrouw, onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een overeenkomst, die in een kort gedingprocedure kan worden afgedwongen. Zoals hiervoor al is geschreven, is voor een nadere bewijslevering in deze kort gedingprocedure geen plaats, dus ook niet voor het tijdens de mondelinge behandeling aangeboden bewijs in de vorm van een audiobestand van 49 minuten. Bij deze stand van zaken komt de voorzieningenrechter niet toe aan beantwoording van de vraag of aan de zijde van de vrouw sprake is geweest van een wilsgebrek, voor zover de vrouw daarop een beroep heeft willen doen. De nakomingsvordering van de man zal dus worden afgewezen.
5.5.
Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling in het bijzijn van hun advocaten de volgende afspraken gemaakt, waaraan zij gebonden zijn:
- partijen zijn voornemens een traject bij [locatie jeugdhulpverlening] te volgen. De man is hiermee akkoord, de vrouw zal er over nadenken in overleg met haar advocaat.
- [het kind] verblijft in afwijking van de reguliere zorgverdeling tijdens de zomervakantie in de weken 29 en 30 bij de man, en in de weken 32 en 33 bij de vrouw;
- ten behoeve van de bruiloft van de man zal [het kind] vanaf 7 september 2023 18.30-19.00 uur (na het avondeten) tot 10 september 2023 17.00 uur bij de man verblijven.
Voor zover partijen overige afspraken willen maken, kunnen zij dat in overleg met hun advocaten bespreken.
5.6.
Ten aanzien van de proceskosten beslist de voorzieningenrechter dat iedere partij de eigen proceskosten draagt vanwege de aard van de procedure, voortvloeiend uit hun voormalige relatie. Hetgeen de vrouw daarover heeft aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter, rechtdoende,
6.1.
wijst de vordering van de man af;
6.2.
compenseert de kosten van dit geding aldus, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E.H. Bovy, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Verschuren als griffier en in het openbaar uitgesproken op 2 juni 2023.