ECLI:NL:RBGEL:2023:3174

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 maart 2023
Publicatiedatum
2 juni 2023
Zaaknummer
C/05/414916 / KG ZA 23-38
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen ex-partners over offline gehaalde website en onrechtmatige handelingen

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, hebben partijen, [eiseres] en [gedaagde], een affectieve relatie gehad. [eiseres] heeft tijdens deze relatie een onderneming opgericht onder de naam '[handelsnaam 1]', die een website en verschillende online accounts beheert. Na het beëindigen van de relatie heeft [gedaagde] op 20 januari 2023 de website van [eiseres] offline gehaald, wat leidde tot een geschil over de toegang tot de website en de bijbehorende gegevens. [eiseres] vordert in kort geding dat [gedaagde] een correcte back-up van de website verstrekt en zich onthoudt van handelingen die de bedrijfsvoering van [eiseres] hinderen. De voorzieningenrechter oordeelt dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld door de website offline te halen en de toegangscodes te wijzigen. De vordering tot het verstrekken van een correcte back-up wordt afgewezen wegens onvoldoende specificiteit, maar de vordering om zich te onthouden van hinderlijke handelingen wordt toegewezen, met een dwangsom van € 500 per dag. Tevens wordt [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/414916 / KG ZA 23-38
Vonnis in kort geding van 14 maart 2023
in de zaak van
[eiseres]tevens handelend onder de naam
[handelsnaam 1],
wonende en kantoorhoudende te [plaats] ,
eiseres,
advocaat mr. M. van Hunnik te Ede,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. M.M. de Jong te Tilburg.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 5
  • de wijziging van eis met bijgevoegd productie 6
  • de brief van 27 februari 2023 van [gedaagde] met bijgevoegd producties 1 tot en met 4
  • de nagekomen productie 7 van [eiseres]
  • de mondelinge behandeling, gehouden op 28 februari 2023
  • de pleitnota van [eiseres]
  • de pleitnota van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
2.2.
[eiseres] is tijdens de relatie gestart met een onderneming gespecialiseerd in bedden en toebehoren onder de naam ‘ [handelsnaam 1] ’. De onderneming beschikt over een gelijknamige website, diverse e-mailadressen en een kassasysteem. Via de website heeft de onderneming tevens accounts bij (onder meer) Bol.com, Mollie, MyParcel en Count-IT, waarmee orders van klanten kunnen worden verwerkt.
2.3.
[gedaagde] drijft een onderneming op het gebied van ICT-dienstverlening onder de naam ‘ [handelsnaam 2] ’.
2.4.
In 2021 is de website van [eiseres] overgezet naar een ander webhostingbedrijf. Toen heeft zij onder meer verschillende plug-ins aangeschaft (bij verschillende bedrijven).
2.5.
In november 2022 is de relatie tussen partijen geëindigd en is de verstandhouding tussen hen verslechterd.
Afbeeeldingen I en II
2.6.
Op 20 januari 2023 heeft [gedaagde] naar aanleiding van het hieronder weergegeven WhatsApp gesprek tussen de moeder van [eiseres] en [gedaagde] over de teruggave van persoonlijke bezittingen van [gedaagde] de gehele website van [eiseres] offline gehaald en de inloggegevens c.q. toegangscodes van diverse e-mailadressen van het bedrijf, de aan de website gekoppelde accounts, de webhosting (bij [naam webhosting] ) en van het beheer van de domeinnamen (bij [domeinnaam] ) gewijzigd.
2.7.
Bij brief van 23 januari 2023 heeft de voormalig gemachtigde van [eiseres] van Achmea Rechtsbijstand aan [gedaagde] verzocht om binnen een termijn van 48 uur de administratie van (de onderneming van) [eiseres] fysiek te overhandigen, hetzij door middel van het aan haar ter beschikking te stellen door verschaffing van toegang tot waar de administratie zich bevindt dan wel door verschaffing van de toegangscodes/inloggegevens tot de online omgeving van de website en toebehoren, waaronder de e-mailadressen van de onderneming en de accounts bij Bol.com, MyParcel, Count-IT en Mollie en tot ongedaanmaking c.q. herstel over te gaan voor wat betreft de annulering van zakelijke orders en de deactivatie van de website.
2.8.
In reactie hierop heeft [gedaagde] bij e-mailbericht van 26 januari 2023 aan de voormalig gemachtigde van [eiseres] onder meer laten weten dat hij – kort gezegd – eigenaar en auteursrechthebbende is (van het design) van de website van [eiseres] en dat hij vanwege het niet-voldoen van een factuur door [eiseres] de toegang tot de website mag opschorten. Ook laat [gedaagde] weten de inloggegevens van Bol.com, MyParcel, Count-IT en Mollie aan haar te zullen versturen. Bij het e-mailbericht is een factuur gevoegd, gedateerd 25 januari 2023, ter hoogte van € 13.100,00 voor door [gedaagde] (c.q. zijn onderneming [handelsnaam 2] ) verrichte werkzaamheden voor de website van [eiseres] .
2.9.
Na het uitbrengen van de inleidende dagvaarding heeft [eiseres] van [gedaagde] bij ongedateerde brief (een aantal) inloggegevens (de gebruikte e-mailadressen en de bijbehorende wachtwoorden) van de accounts bij Bol.com, MyParcel, Count-IT en Mollie ontvangen.
2.10.
Bij e-mailbericht van 23 februari 2023 heeft de advocaat van [gedaagde] aan de advocaat van [eiseres] een WeTransfer-link doorgestuurd waarop de enige back-up van de website van [eiseres] staat waarover [gedaagde] naar eigen zeggen beschikt, bestaande uit onder andere plug-in’s, productfoto’s, websiteteksten en de database.
2.11.
De website van de onderneming van [eiseres] is op dit moment weer (volgens [eiseres] gedeeltelijk) bereikbaar. Op de website ontbreekt het ‘thema’ van de website, bestaande uit banners, logo’s, foto’s, filmpjes en linkjes naar producten en de vormgeving, positionering en opmaak van deze elementen en onderdelen van en op de website.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert na wijziging van eis, bij vonnis in kort geding, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde] te veroordelen ervoor zorg te dragen dat binnen 24 uur na betekening van dit vonnis aan [eiseres] wordt verstrekt een correcte back-up van de website, inclusief thema en koppelingen, zonder dat gegevens of elementen uit deze back-up zijn verwijderd of toegevoegd;
II. [gedaagde] te veroordelen zich te onthouden van enige handeling waarmee de fysieke of digitale bedrijfsvoering van [eiseres] wordt gehinderd, daaronder uitdrukkelijk doch niet uitsluitend begrepen het zich onthouden van handelingen waarbij orders of betalingen van de onderneming van [eiseres] worden gehinderd, geannuleerd of geblokkeerd of op andere wijze de digitale bedrijfsvoering van [eiseres] gedeactiveerd of ontoegankelijk wordt gemaakt;
III. op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 per dag dat [gedaagde] na betekening van dit vonnis in gebreke blijft met de veroordeling onder I. en/of II., met een maximum van € 750.000,00;
IV. met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde] betwist allereerst dat [eiseres] spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen. [gedaagde] kan hierin niet worden gevolgd. In het kader van dit kort geding staat voldoende vast dat de website van [eiseres] er zonder thema heel anders uitziet dan op het moment dat de website offline werd gehaald door [gedaagde] op 20 januari jl. Bovendien heeft [gedaagde] niet gemotiveerd weersproken dat de website in ieder geval voor een deel niet werkt, zoals [eiseres] stelt. Dat betekent dat het spoedeisend belang bij de vorderingen van [eiseres] in voldoende mate gegeven is.
4.2.
Met betrekking tot de (gewijzigde) vordering onder I. wordt als volgt overwogen. [gedaagde] heeft erkend dat hij op 20 januari 2023 het hosting abonnement van de website van [eiseres] heeft opgezegd als gevolg waarvan de website offline is gegaan. De stelling van [eiseres] dat [gedaagde] daar zonder nadere aankondiging of waarschuwing toe is overgegaan, zonder [eiseres] (gedurende in ieder geval enige tijd) in de gelegenheid te stellen om een ander hostingbedrijf te zoeken of het bestaande hosting abonnement over te nemen, is door [gedaagde] onvoldoende gemotiveerd betwist. Vaststaat dat met het offline halen van de website van [eiseres] de digitale bedrijfsvoering van haar onderneming is komen stil te liggen en dat daardoor via de website geen bestellingen meer konden worden geplaatst, geen gebruik van accounts kon worden gemaakt en dat geen toegang meer bestond tot de e-mailadressen van de onderneming (zoals [mailadres 1] , [mailadres 2] en [mailadres 3] .com). [eiseres] heeft ter zitting onweersproken gesteld dat daarmee ook direct haar fysieke bedrijfsvoering via de winkel in [plaats] is geraakt, omdat daar ook de orders worden uitgeleverd, die binnenkomen via de website.
4.3.
Voor zover [gedaagde] meent dat hij [eiseres] de toegang tot de website mocht ontzeggen vanwege het door hem gestelde auteursrecht en het niet betalen van de door [gedaagde] (c.q. zijn onderneming [handelsnaam 2] ) aan [eiseres] gestuurde factuur voor zijn werkzaamheden voor de website c.q. dat een en ander een gegronde reden oplevert voor het offline halen van de website, wordt als volgt overwogen.
Vaststaat dat [gedaagde] de website op 20 januari 2023 offline heeft gehaald terwijl voornoemde factuur gedateerd is op 25 januari 2023 met een betaaltermijn tot 8 februari 2023. Het offline halen van de website kan dan ook niet, zoals [gedaagde] stelt, gelegen zijn in de omstandigheid dat [eiseres] die factuur niet heeft voldaan, wat daar inhoudelijk verder ook van zij. Bovendien blijkt uit de door [eiseres] in het geding gebrachte (WhatsApp)correspondentie, zoals weergegeven onder 2.6, nu juist dat [gedaagde] de website van [eiseres] offline heeft gehaald vanwege onenigheid over de afwikkeling van de samenwoning tussen partijen. Of [gedaagde] , zoals hij aanvoert, moet worden aangemerkt als auteursrechthebbende van in ieder geval het thema en de zogenaamde ‘look and feel’ van de website kan niet worden vastgesteld binnen het beperkte, voorshandse beoordelingskader van dit kort geding, waar geen ruimte is voor nadere bewijslevering en onderzoek zoals in een bodemprocedure. [eiseres] heeft immers gemotiveerd betwist dat [gedaagde] enige creatieve bijdrage heeft geleverd aan haar website die auteursrechtelijke bescherming geniet en [gedaagde] heeft dit verder ook niet onderbouwd. [eiseres] stelt dat het thema van haar website op maat is gemaakt door een webdeveloper genaamd ‘ [naam webdeveloper] ’ en dat zij alle (andere) (functionele) onderdelen van de website zelf heeft aangeschaft.
4.4.
Op grond van het voorgaande is voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat [gedaagde] met het offline halen van de website en het wijzigen van de toegangs- en inlogcodes van de e-mailadressen van de onderneming van [eiseres] en de aan de website gekoppelde accounts onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld en dat hij gehouden is de door hem veroorzaakte onrechtmatige situatie te herstellen. De omstandigheid, dat [gedaagde] na het uitbrengen van de inleidende dagvaarding (en nadat hem daar al eerder meermalen om was verzocht) alsnog toegangscodes en inloggegevens van de (online omgeving van de) website, de aan de onderneming gelieerde e-mailadressen en de aan de website gekoppelde accounts heeft verstrekt aan (de advocaat van) [eiseres] , maakt het voorgaande niet anders. [gedaagde] stelt zich in dit verband weliswaar op het standpunt dat [eiseres] met de door hem aangeleverde back-up weer over alle informatie beschikt voor het terugplaatsen van een goed functionerende website, maar niet in geschil is dat wat [gedaagde] aan [eiseres] ter beschikking heeft gesteld in de vorm van een back-up niet overeenkomt met het uiterlijk van de website ten tijde van het offline halen ervan door [gedaagde] op 20 januari 2023. [gedaagde] heeft ter zitting erkend dat op dit moment in ieder geval het thema op de website van [eiseres] ontbreekt. Dat betekent dat de door [gedaagde] veroorzaakte situatie nog steeds niet (volledig) is hersteld. Dat [eiseres] dan wel een door haar in te schakelen webdeveloper het thema van de website aan de hand van de door [gedaagde] aangeleverde back-up weer zou kunnen opbouwen c.q. reconstrueren, zoals [gedaagde] stelt, doet daar, wat daar verder ook van zij, niet aan af. [eiseres] heeft ter zitting onweersproken gesteld dat met het ontbreken van het thema op de website ook een deel van de functionaliteit ervan ontbreekt. Vaststaat dat deze situatie is ontstaan door toedoen van [gedaagde] .
4.5.
Ter zitting hebben partijen uitvoerig gedebatteerd over de vraag wat onder de door [eiseres] gevorderde ‘correcte back-up’ van ‘het thema en alle koppelingen’ van de website moet worden begrepen. Gelet op de toelichting van beide partijen betreft het (in ieder geval) alle banners, logo’s, foto’s, filmpjes en linkjes naar producten alsmede de vormgeving, positionering en opmaak van deze elementen en onderdelen van en op de website. Ter zitting is echter ook duidelijk geworden dat binnen het bestek van dit kort geding niet exact kan worden vastgesteld hoe de website c.q. het daarop weergegeven thema eruit zag op het moment dat de website offline ging op 20 januari 2023 en uit welke banners, logo’s, foto’s, filmpjes en linkjes naar producten de website bestond en hoe deze elementen precies waren vormgegeven. [eiseres] heeft ter zitting weliswaar een aantal screenshots getoond van (onderdelen van) de website, maar daaruit kon niet worden afgeleid hoe (het volledige thema van) de website inclusief alle koppelingen er op 20 januari 2023 uitzag. De door de advocaat van [eiseres] ter zitting gegeven nadere beschrijving: “
het uiterlijk van de website, het thema, de opmaak, het ontwerp inclusief werkende banners, logo’s, links en de mogelijkheid om bedden samen te stellen e.e.a. zoals aanwezig op 20 januari 2023” maakt dat niet anders. Dat [gedaagde] volgens [eiseres] wel precies weet, althans in ieder geval bij benadering, om welk thema met welke inhoud aan gegevens en elementen het gaat, en dat [gedaagde] dit ook niet met zoveel woorden heeft betwist, maakt het voorgaande evenmin anders. Bij gebreke van beeldmateriaal waaruit blijkt hoe het thema van de website er uitzag, kan niet worden gecontroleerd of sprake is van een ‘correcte back-up’, nog afgezien van de executieproblemen die toewijzing van die vordering, versterkt met een dwangsom, naar alle waarschijnlijkheid met zich zou brengen. Dat betekent dat de vordering zoals geformuleerd onder I. onvoldoende gespecificeerd en daarom niet toewijsbaar is.
Dit laat echter onverlet dat de voorzieningenrechter van oordeel is dat [gedaagde] met zijn handelen [eiseres] in deze situatie heeft gebracht en dat hem ter zake ook een verwijt kan worden gemaakt. Afwijzing van de vordering onder I. doet aan dat oordeel niet af.
4.6.
Met betrekking tot de vordering onder II. wordt als volgt overwogen. Gelet op de kennis van [gedaagde] van de structuur, de vormgeving en het technische functioneren van de website valt voorshands niet uit te sluiten dat hij – ook nu nog – in staat moet worden geacht om handelingen te verrichten die de fysieke of digitale bedrijfsvoering van de onderneming van [eiseres] kunnen hinderen. De enkele omstandigheid dat hij de inlog- en toegangscodes van (verschillende onderdelen van) de website en verschillende aan de onderneming gelieerde e-mailadressen en accounts inmiddels aan [eiseres] heeft verstrekt, maakt dat niet anders. Op dit moment is immers niet duidelijk over welke codes en inloggegevens [gedaagde] zelf nog beschikt en evenmin in hoeverre hij nog beschikt over mogelijkheden om in te grijpen in of invloed uit te oefenen op de bedrijfsvoering van de onderneming van [eiseres] . Dat [eiseres] de toegangscodes en inloggegevens zelf kan wijzigen, maakt dat niet anders, nu [gedaagde] kennelijk ook (nog) over die gegevens beschikt en [eiseres] eerst een derde (webdeveloper) opdracht zal moeten geven om deze codes en inloggegevens aan te passen. Mede gelet op het eerder beschreven onrechtmatig handelen van [gedaagde] - door de website van [eiseres] offline te halen en niet volledig (inclusief thema) weer aan haar ter beschikking te stellen - en zijn weigerachtige houding ter zitting om dat alsnog te doen (althans alleen tegen betaling van een uurtarief), ziet de voorzieningenrechter voorshands voldoende grond voor toewijzing van de onder II. gevorderde veroordeling van [gedaagde] om zich te onthouden van de daar beschreven handelingen. Aan die veroordeling zal ook een dwangsom worden verbonden, aangezien uit de houding van [gedaagde] niet kan worden afgeleid dat hij daaraan zonder meer vrijwillig zal voldoen. Wel ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de hoogte van de gevorderde dwangsom te matigen en te maximeren, zoals hierna in het dictum te vermelden.
4.7.
Gelet op het oordeel dat [gedaagde] onrechtmatig jegens [eiseres] heeft gehandeld bestaat aanleiding om [gedaagde] als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij te beschouwen, zodat hij in de proceskosten van dit geding zal worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden tot op heden begroot op:
- betekening oproeping € 129,52
- griffierecht € 314,00
- salaris advocaat €
1.079,00
Totaal € 1.522,52

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
gebiedt [gedaagde] zich te onthouden van enige handeling waarmee de fysieke of digitale bedrijfsvoering van [eiseres] wordt gehinderd – daaronder uitdrukkelijk doch niet uitsluitend begrepen het zich onthouden van handelingen waarbij orders of betalingen van de onderneming van [eiseres] worden gehinderd, geannuleerd of geblokkeerd of op andere wijze de digitale bedrijfsvoering van [eiseres] gedeactiveerd of ontoegankelijk wordt gemaakt,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere dag dat hij niet aan de in 5.1. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 25.000,00 is bereikt,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 1.522,52,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. van Vlimmeren-van Ommen en in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2023.