ECLI:NL:RBGEL:2023:3168

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 juni 2023
Publicatiedatum
2 juni 2023
Zaaknummer
05-182043-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugddetentie en voorwaardelijke PIJ-maatregel voor poging tot doodslag tijdens Vierdaagsefeesten

Op 2 juni 2023 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte, geboren in 2004, die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De verdachte heeft op 19 juli 2022 in Nijmegen tijdens de Vierdaagsefeesten het slachtoffer met een mes in de buik gestoken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de poging tot doodslag, waarbij de uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet is voltooid. De rechtbank heeft de jeugddetentie van 99 dagen opgelegd, met aftrek van de tijd die de verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast is er een voorwaardelijke PIJ-maatregel opgelegd voor de duur van twee jaren, met strikte voorwaarden, waaronder behandeling en toezicht door de reclassering. De rechtbank heeft rekening gehouden met de complexe problematiek van de verdachte, waaronder een licht verstandelijke beperking en gedragsstoornissen, en heeft de toepassing van het jeugdstrafrecht gerechtvaardigd geacht. De benadeelde partij heeft schadevergoeding gevorderd, welke gedeeltelijk is toegewezen. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen afgewezen, zodat de verdachte zich kan richten op zijn behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/182043-22
Datum uitspraak : 2 juni 2023
Tegenspraak
verkort vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2004 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode 1] in [woonplaats] .
Raadsvrouw: mr. S. Grilk, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 19 juli 2022 te Nijmegen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, in het onderlichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 juli 2022 te Nijmegen aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere darm perforaties, heeft toegebracht door een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, in het onderlichaam van die [slachtoffer] te steken;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 juli 2022 te Nijmegen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, in het onderlichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde poging tot doodslag, gelet op de aangifte, de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 22 mei 2023 en het forensisch geneeskundig onderzoek door het NFI van 18 november 2022.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks19 juli 2022 te Nijmegen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, een mes
, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp,in het onderlichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
poging tot doodslag.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het jeugdstrafrecht moet worden toegepast en dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht. Zij heeft vervolgens gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie gelijk aan de duur van het voorarrest. De tijd die verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, dient daarop in mindering te worden gebracht. Verder heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een voorwaardelijke maatregel tot Plaatsing in een Inrichting voor Jeugdigen (PIJ) wordt opgelegd, met een proeftijd van 2 jaren. Daaraan dienen de voorwaarden te worden verbonden zoals geadviseerd door de reclassering, met dien verstande dat de voorwaarde ten aanzien van het drugsverbod zal worden gewijzigd in een controle op het gebruik van drugs, waarbij het aan de reclassering wordt gelaten om nadere voorwaarden te stellen omtrent de afbouw van het gebruik.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft eveneens verzocht om aan verdachte een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen. Verder heeft de raadsvrouw zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie ten aanzien van de toepassing van het jeugdstrafrecht, de verminderde toerekeningsvatbaarheid en de aanpassing van de voorwaarde omtrent het drugsgebruik.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag, door het slachtoffer met een mes in zijn buik te steken. Dit deed verdachte in een kroeg vol met jongeren tijdens de Vierdaagsefeesten in Nijmegen. Het slachtoffer werd na het incident door vrienden naar buiten gebracht en raakte daar buiten bewustzijn. Hij werd direct naar het ziekenhuis overgebracht waar hij een operatie moest ondergaan. Het is aan deze spoedingreep te danken dat de gevolgen van het handelen van verdachte niet nog veel groter zijn geworden.
De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij die avond met een mes op zak liep en het slachtoffer in het openbaar, in het bijzijn van al feestvierende jongeren, heeft gestoken. De reden dat hij (naar eigen zeggen) in paniek raakte en het slachtoffer stak, is voor de rechtbank bovendien onduidelijk gebleven. Verdachte heeft geen openheid van zaken gegeven. Met zijn handelen heeft verdachte het gevoel van veiligheid in het algemeen en dat van het slachtoffer in het bijzonder, aangetast. Het slachtoffer verkeerde in levensgevaar en heeft aan het incident een groot litteken overgehouden, dat niet alleen ontsierend is, maar dat hem voor de rest van zijn leven zal blijven herinneren aan het steekincident. Dit soort ernstige feiten vragen om de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De persoon van verdachte
Uit het strafblad van verdachte volgt dat hij meermaals is veroordeeld voor geweldsfeiten.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het psychiatrisch rapport van 16 januari 2023, opgemaakt door dr. [psychiater 1] . Hierin wordt beschreven dat bij verdachte sprake is van complexe problematiek, bestaande uit een combinatie van een licht verstandelijke ontwikkelingsstoornis, een normoverschrijdende en oppositioneel opstandige gedragsstoornis, een stoornis in gebruik van cannabis, een stoornis in gebruik van alcohol en kenmerken van een posttraumatische stress-stoornis (PTSS). Er is volgens de psychiater bij verdachte sprake van zelfoverschatting, een gebrek aan probleembesef en inzicht en een disbalans in drijvende en remmende krachten. Hij is van anderen afhankelijk, maar vanuit wantrouwen gaat hij gemakkelijk in verzet tegen de personen van wie hij afhankelijk is. Dit maakt het bieden van de - ter vermindering van de risico’s - noodzakelijke hulp tot een weg vol met voetangels, met grote kans op mislukken van hulpverlening. Daarnaast zijn er weinig beschermende factoren. Dit alles leidt ertoe dat de psychiater het risico op gewelddadig gedrag in de toekomst als hoog inschat.
De psychiater beschrijft verder dat verdachte - gezien de disbalans in drijvende en remmende krachten - onvoldoende in staat was om zijn wil in vrijheid te bepalen. Het sturingsvermogen van verdachte was te beperkt. Daarom komt de psychiater tot het advies om het tenlastegelegde feit in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Verdachte functioneert op verstandelijk beperkt niveau, zijn beoordelingsvermogen is beperkt en hij kan eventuele gevolgen van zijn handelen niet goed overzien. Hij heeft volgens de psychiater pedagogische aansturing nodig vanuit zijn beperkte verstandelijke vermogens en het gezinssysteem speelt hierbij een rol. De psychiater is op basis van de Wegingslijst adolescentenstrafrecht en zijn eigen klinische inschatting van mening dat het jeugdstrafrecht moet worden toegepast. De complexe problematiek van verdachte, de justitiële voorgeschiedenis in combinatie met een hoog risico op recidive, vereisen een meer stevige maatregel met een langere duur en intensievere klinische behandelmogelijkheden, startend in een gesloten forensische jeugdinstelling. De psychiater adviseert daarom om aan verdachte een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen met een klinische start, toewerkend naar een adequate woonplek voor verdachte met voldoende begeleiding, ambulante behandeling en een adequate dagbesteding. De psycholoog, drs. [psychiater 2] , komt in het rapport van 6 januari 2023 tot dezelfde adviezen als de psychiater.
De reclassering beschrijft in haar rapport van 9 mei 2023 dat zowel de algemene kans op recidive als het risico op geweld als hoog worden ingeschat, gelet op de persoon van verdachte in combinatie met zijn middelenproblematiek. Verdachte heeft problemen op alle leefgebieden en er zijn geen beschermende factoren aan te wijzen. De reclassering onderschrijft de adviezen van de PJ-rapporteurs om het jeugdstrafrecht toe te passen en zij zien mogelijkheden voor een klinische behandeling bij Trajectum in het kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel. Daarbij adviseert de reclassering de oplegging van de voorwaarden: meewerken aan reclasseringstoezicht, niet naar het buitenland gaan, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling (voor zijn middelenproblematiek), begeleid wonen/maatschappelijke opvang, een drugs- en alcoholverbod, dagbesteding, een contactverbod met het slachtoffer, een locatieverbod voor de gemeente Wijchen (met elektronische monitoring) en een locatiegebod (met elektronische monitoring) tot aan de klinische opname, waarbij verdachte bij de zus van zijn oma verblijft. Tot slot adviseert de reclassering om deze voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren, vanwege de grote kans dat verdachte opnieuw een misdrijf zal plegen met schade voor personen.
De op te leggen straf
Door de PJ-rapporteurs is beschreven dat sprake was van doorwerking van de stoornissen van verdachte bij het bewezenverklaarde feit. De rechtbank neemt het advies van de rapporteurs over en zal bij het bepalen van de straf uitgaan van de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte. Ook zal de rechtbank het advies overnemen om het jeugdstrafrecht toe te passen.
Het voorgaande, afgezet tegen de ernst van het feit, maakt dat de rechtbank aan verdachte een jeugddetentie zal opleggen voor de duur van 99 dagen, met aftrek van de tijd die hij al in voorarrest heeft doorgebracht. Dat betekent dat verdachte niet terug gaat naar de gevangenis. De rechtbank acht het van belang dat verdachte zo snel mogelijk kan beginnen aan zijn behandeltraject, zoals hierna zal worden toegelicht.
PIJ-maatregel
De inhoud van de rapportages en het strafblad van verdachte scheppen voor de rechtbank een zorgelijk beeld. Er is sprake van een jonge verdachte met complexe problematiek, die gemakkelijk overgaat tot geweld en waarbij het ontbreekt aan structuur en stabiliteit. Het is de rechtbank bovendien gebleken dat verdachte vooralsnog geen enkel inzicht heeft in zijn verslavingsproblematiek. De rechtbank ziet daarom – naast de oplegging van de voornoemde jeugddetentie - de noodzaak tot de oplegging van een strikt kader met begeleiding en behandeling.
Door de deskundigen wordt geadviseerd om een dergelijk kader aan verdachte op te leggen in de vorm van een voorwaardelijke PIJ-maatregel voor de duur van 2 jaren. Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van een PIJ-maatregel, zoals vermeld in artikel 77s van het Wetboek van Strafrecht, is voldaan. Poging tot doodslag is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Op basis van de inhoud van de rapportages stelt de rechtbank vast dat bij verdachte ten tijde van het begaan van het misdrijf een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en dat daarnaast de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van een PIJ-maatregel vereisen. De rechtbank zal daarom overgaan tot de oplegging van een voorwaardelijke PIJ-maatregel. Aan deze maatregel worden de voorwaarden verbonden zoals door de reclassering geadviseerd, met dien verstande dat de voorwaarde omtrent het drugsverbod wordt aangepast op de wijze zoals voorgesteld door de officier van justitie. De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat een algeheel drugsverbod op dit moment niet haalbaar is, omdat het verdachte ontbreekt aan inzicht in zijn middelenproblematiek. Aangezien de kans op herhaling van een misdrijf met schade voor personen groot is, ziet de rechtbank aanleiding te bevelen dat de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn. Verdachte kan op die manier zo snel mogelijk beginnen aan zijn behandeltraject.
Als verdachte niet meewerkt aan (één van) de voorwaarden, bestaat de mogelijkheid dat het Openbaar Ministerie alsnog de tenuitvoerlegging van de PIJ-maatregel vordert. Nu sprake is van misdrijven gericht tegen of gevaar veroorzakend voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, kan die maatregel - gelet op het bepaalde in artikel 6:6:31 van het Wetboek van Strafvordering - telkens voor de duur van twee jaren worden verlengd.
De rechtbank stelt bij de aan de PIJ-maatregel verbonden voorwaarden een proeftijd vast van drie jaren.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft de volgende bedragen aan schadevergoeding gevorderd:
€ 12.305,00 aan materiële schade (eigen risico ziektekostenverzekering, kleding en inkomstenderving);
€ 10.000,00 aan smartengeld,
allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij in het geheel kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard als het gaat om de gevorderde kosten wegens inkomstenderving. Als het gaat om de kosten voor de kleding heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht om, rekening houdend met het afschrijvingspercentage, een redelijk bedrag te bepalen. Verder heeft zij verzocht het gevorderde bedrag aan smartengeld vast te stellen op € 5.000,00, gelet op wat er in vergelijkbare gevallen aan smartengeld wordt opgelegd. Het gevorderde bedrag aan eigen risico is niet betwist.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
Het gevorderde bedrag ter hoogte van het eigen risico van de zorgverzekering, is door de verdediging niet betwist. De rechtbank acht de gevorderde kosten voldoende onderbouwd en zal het bedrag van € 385,00 in het geheel toewijzen.
De rechtbank acht het verder aannemelijk dat het T-shirt en de broek van de benadeelde ten gevolge van het incident onherstelbaar zijn beschadigd. De kosten van het T-shirt zijn onderbouwd met een kassabon en de gevorderde kosten voor de broek komen de rechtbank redelijk voor. Zij zal de gevorderde bedragen ter hoogte van € 69,99 en € 70,00 daarom in het geheel toewijzen.
De benadeelde partij heeft de vordering die ziet op de inkomensderving toegelicht en aangegeven dat hij zijn opa verzorgt voor enkele uren per week en daar - vanuit een Persoons Gebonden Budget (PGB) - inkomen uit genereert. Na het steekincident heeft hij enige weken niet kunnen werken en heeft zijn zus de verzorging van de opa op zich genomen. De rechtbank acht het aannemelijk dat de benadeelde partij in de periode na het steekincident niet voor zijn opa heeft kunnen zorgen. Zij acht echter onvoldoende onderbouwd hoe de betaling van het PGB vervolgens is verwerkt in de herstelperiode van de benadeelde partij en welke afspraken er zijn gemaakt (onder andere met de instantie die het PGB verstrekt) ten aanzien van de bedragen die aan de zus van de benadeelde zijn overgemaakt. Dat betekent dat deze vordering nader onderzoek zou vergen, wat een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard voor dit deel van de vordering. Hij kan zich hiermee nog wel tot de burgerlijke rechter wenden.
In totaal wordt een bedrag van € 524,99 aan materiële schade toegewezen.
Smartengeld
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen meerdere van de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt. Door de poging tot doodslag heeft de benadeelde immers lichamelijk letsel opgelopen en is zijn lichamelijke integriteit geschonden. Dit is aan verdachte toe te rekenen en is door hem ook niet betwist.
De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid acht de rechtbank een bedrag van € 7.500,00 in dit geval passend.
Conclusie
In totaal wordt een bedrag van € 8.024,99 aan materiële schade/smartengeld toegewezen.
De proceskosten worden op nihil begroot.
Verdachte is over het toegewezen bedrag wettelijke rente verschuldigd vanaf 19 juli 2022.
De rechtbank ziet tot slot aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Hij wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummers 05/103962-20 en

05/109965-21 )

Parketnummer 05/103962-20
De Kinderrechter heeft verdachte op 13 november 2020 veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 60 uren, met een proeftijd van 2 jaren.
De officier van justitie heeft voorafgaand aan de zitting de tenuitvoerlegging van die straf gevorderd. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie verzocht deze vordering af te wijzen, zodat verdachte zich kan richten op zijn behandeling. Op het moment dat verdachte in een gesloten inrichting zit, zal de tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijke straf bovendien lastig zijn uit te voeren.
De raadsvrouw heeft zich aangesloten bij dit standpunt van de officier van justitie.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. Zij is echter met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling niet opportuun is, nu verdachte in het kader van de voorwaardelijke PIJ-maatregel gaat starten met behandeling en zich moet houden aan een fors aantal voorwaarden. De rechtbank acht het van belang dat verdachte zich op dit traject richt en wil voorkomen dat hij, gelet op de door de deskundigen beschreven persoonlijkheidsproblematiek, overvraagd wordt door ook de tenuitvoerlegging van de taakstraf te gelasten.
De rechtbank wijst daarom de vordering tot tenuitvoerlegging af.
Parketnummer 05/109965-21
De Kinderrechter heeft verdachte op 7 juli 2021 veroordeeld tot 20 dagen jeugddetentie.
De officier van justitie heeft voorafgaand aan de zitting tenuitvoerlegging van die straf gevorderd. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie aangegeven dat die vordering kan komen te vervallen, nu de straf reeds ten uitvoer is gelegd.
Gelet op het vorenstaande wijst de rechtbank de vordering af.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 45, 77c, 77i, 77s, 77x, 77y, 77z, 77aa en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’ heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
jeugddetentie voor de duur van 99 dagen;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie
in mindering zal worden gebracht;
  • legt op de
  • bepaalt dat deze maatregel
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- meewerkt aan reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in dat verdachte:
o zich meldt op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
o één of meer vingerafdrukken laat nemen en een geldig identiteitsbewijs laat zien. Dit is nodig om verdachtes identiteit vast te stellen;
o zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
o de reclassering helpt aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
o meewerkt aan huisbezoeken;
o de reclassering inzicht geeft in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
o zich niet op een ander adres vestigt zonder toestemming van de reclassering;
o meewerkt aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met verdachte, als dat van belang is voor het toezicht;
- niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden gaat zonder toestemming van de reclassering;
- zich in het kader van een klinische behandeling laat opnemen bij Trajectum of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. Verdachte staat al op de wachtlijst. De opname start zo snel als mogelijk. De opname duurt de gehele proeftijd of zoveel korter dan de rechtbank nodig acht. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering aansluitend aan de klinische behandeling een overgang naar ambulante zorg, begeleid/beschermd wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, dan werkt verdachte mee aan deze plaatsing. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- zich voor zijn middelenproblematiek laat behandelen door Polikliniek IrisZorg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start indien en wanneer de reclassering dit nodig vindt. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
- meewerkt aan een plaatsing in een instelling voor begeleid/beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf volgt aansluitend op de klinische behandeling indien de reclassering dit nodig acht. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
- meewerkt aan controle op het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek gebruiken voor de controle en bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd. De reclassering kan verder nadere voorwaarden stellen als het gaat om de afbouwperiode van het drugsgebruik;
- geen alcohol gebruikt en meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholgebruik te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- op geen enkele wijze – direct of indirect – contact opneemt met het slachtoffer, [slachtoffer] , geboren op 5 mei 2003, zo lang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
- zich niet bevindt in de gemeente Wijchen, zo lang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. Verdachte werkt mee aan elektronische monitoring van dit locatieverbod. Deze is inmiddels gestart;
- zich gedurende de periode van toezicht in het kader van de voorwaardelijke PIJ-maatregel tot aan de klinische opname in Trajectum zal bevinden op het adres van de zus van zijn oma, [naam] , [adres 2] , [postcode 2] in Nijmegen. Daarbij heeft hij een aaneengesloten blok van 12 respectievelijk 15 uren ter invulling van zijn activiteiten (sport, hobby’s, school, werk en behandeling), zoals met de reclassering wordt afgesproken. Als de reclassering het noodzakelijk acht om voor een doelmatige uitvoering van het toezicht op de naleving van de bijzondere voorwaarden de periode, tijd of locatie aan te passen, dan zal zij hierover overleggen met de opdrachtgever. Het locatiegebod zal worden gecontroleerd door middel van een elektronisch monitoringmiddel en is reeds gestart;
- zich inspant voor het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding in de vorm van het volgen van een opleiding en/of (vrijwilligers)werk en/of een andere zinvolle dagbesteding voor een aantal uren per week. Het aantal uren en/of dagen dagbesteding per weeg wordt in overleg met verdachte en de reclassering bepaald op basis van de draagkracht van verdachte. Dagbesteding draagt bij aan een vaste structuur en het voorkomen van delictgedrag.
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan Jeugdbescherming Gelderland, afdeling Jeugdreclassering William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht
dadelijk uitvoerbaarzijn;
De beslissingen op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
  • veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 524,99 aan materiële schade en € 7.500,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 juli 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade/smartengeld;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 8.024,99 aan materiële schade/smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 juli 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
De beslissing op de vorderingen na voorwaardelijke veroordeling (parketnummers 05/103962-20 en 05/109965-21)
 wijst de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de bij Kinderrechter van 13 november 2020 voorwaardelijk opgelegde taakstraf af (parketnummer 05/103962-20);
 wijst de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de bij Kinderrechter van 7 juli 2021 voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie af (
parketnummer 05/109965-21).
Dit verkort vonnis is gewezen door mr. Ö. Sari (voorzitter), mr. Y. van Wezel en
mr. C.E.W. van de Sande, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 juni 2023.
mr. Ö. Sari is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.