ECLI:NL:RBGEL:2023:3140

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 mei 2023
Publicatiedatum
1 juni 2023
Zaaknummer
C/05/415634 / FA RK 23-577
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vaststelling zorgregeling na geweldsincident tussen ouders

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 25 mei 2023 een beschikking gegeven in een familiekwestie tussen de vader en de moeder van een minderjarige. De vader verzoekt om een zorg- en contactregeling met zijn kind, terwijl de moeder vreest voor het welzijn van de minderjarige na een geweldsincident waarbij de vader betrokken was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige, die bij de moeder woont, minimaal één keer per week begeleid contact met de vader zal hebben. Dit besluit is genomen in het belang van de minderjarige, die mogelijk PTSS-gerelateerde klachten heeft na het geweldsincident. De rechtbank benadrukt dat het belangrijk is dat de minderjarige zo snel mogelijk weer contact heeft met de vader, terwijl tegelijkertijd de nodige hulpverlening voor de minderjarige wordt opgestart. De moeder heeft aangegeven dat zij wil meewerken aan een begeleide zorgregeling, maar dat er eerst duidelijkheid moet komen over de hulpbehoefte van de minderjarige. De rechtbank heeft het verzoek van de vader voorlopig toegewezen en het verzoek van de moeder tot wijziging van de kinderalimentatie afgewezen, omdat de ouders overeenstemming hebben bereikt over de alimentatie. De vader is verplicht om € 252,- per maand te betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige, met ingang van 1 februari 2023. De rechtbank heeft de verdere beslissing over de zorgregeling aangehouden tot een nader te bepalen datum in oktober 2023, waarbij de ouders worden verzocht om de rechtbank en de Raad te informeren over de voortgang van de zorgregeling.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Arnhem
Zaakgegevens: C/05/415634 / FA RK 23-577
Datum uitspraak: 25 mei 2023
beschikking zorgregeling en kinderalimentatie
in de zaak van
[naam vader](hierna: de vader),
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. J.L. Vermeer te Rhenen
tegen
[naam moeder](hierna: de moeder),
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. S. Meeuwsen te Gorinchem.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank heeft ontvangen:
- het verzoekschrift, ingekomen bij de griffie op 20 februari 2023;
- het verweerschrift met zelfstandig verzoek, ingekomen bij de griffie op 6 april 2023;
- het F9-formulier van mr. Vermeer van 25 april 2023;
- het F9-formulier van mr. S. Meeuwsen van 26 april 2023.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling van 20 april 2023 zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door mr. Vermeer;
- de moeder, bijgestaan door mr. Meeuwsen;
- een vertegenwoordigster van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).

2.De feiten

2.1.
Uit de relatie tussen de ouders is geboren, het minderjarige kind:
-
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [de minderjarige]
2.2.
De ouders zijn sinds 18 juni 2014 gezamenlijk belast met het gezag over [de minderjarige]
2.3.
[de minderjarige] woont bij de moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De vader verzoekt de rechtbank, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. Een zorg- en contactregeling tussen de vader en [de minderjarige] vast te stellen, inhoudende dat:
  • de vader iedere week gedurende vier uur begeleide omgang met [de minderjarige] kan hebben, waarbij er tevens zal worden toegewerkt naar een dag onbegeleide omgang binnen een termijn van drie maanden en waarbij er uiteindelijk zal worden toegewerkt naar de situatie waarbij [de minderjarige] de ene week bij zijn moeder verblijft en de andere week bij zijn vader, waarbij het wisselmoment op woensdagavond 18:00 uur zal plaatsvinden;
  • [de minderjarige] de helft van de schoolvakanties en de feestdagen bij de vader doorbrengt;
II. althans wordt verzocht een omgangsregeling (de rechtbank begrijpt: een zorgregeling) vast te stellen met een zodanige frequentie als door de rechtbank in goede justitie te bepalen.
3.2.
De vader stelt dat de relatie van partijen is verbroken nadat er in november 2022 een incident plaatsvond bij de woning van de moeder. De vader is toen aangehouden en veroordeeld door de politierechter. Bij deze veroordeling is onder andere een contact- en locatieverbod opgelegd. De vader wordt begeleid door de Regionale Instelling voor Beschermd Wonen (RIBW). Het contactverbod is van kracht zo lang de reclassering het nodig vindt. Vanaf de relatiebreuk heeft de vader [de minderjarige] slechts één keer gezien. De laatste keer was eind december 2022. Het belmoment dat in samenspraak met hulpverlening is overeengekomen komt niet van de grond. Om die reden wenst hij dat er een zorg- en contactregeling wordt vastgesteld, zodat er duidelijkheid is voor iedereen.
3.3.
De vader stelt dat de moeder niet meewerkt aan contactherstel met [de minderjarige] en dat er nu geen stip op de horizon is. Hij mag alleen kaarten sturen. De vader stelt te begrijpen dat contactherstel met [de minderjarige] opgebouwd moet worden en hij is bereid om mee te werken aan begeleid contact. Hij vindt dat dit zo snel mogelijk ingezet moet worden, in het belang van [de minderjarige] Het begeleide contact kan wat de vader betreft parallel lopen aan in te zetten hulpverlening voor [de minderjarige] De vader stelt dat de instanties vinden dat hij zich netjes gedraagt en dat zij hem vertellen dat [de minderjarige] hem ook graag wil zien. De vader is bang dat eventuele angst bij [de minderjarige] naar hem wordt gevoed en de loyaliteit richting de moeder wordt versterkt naarmate hij langer uit beeld blijft.

4.Het verweer met zelfstandig verzoek

4.1.
De moeder verzoekt de rechtbank, voor zover de wet dit toelaat uitvoerbaar bij voorraad:
  • de verzoeken van de vader af te wijzen;
  • te bepalen dat de vader met ingang van 1 november 2022 gehouden is om met een bedrag van € 270,- per maand bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige] , voor toekomstige termijnen bij vooruitbetaling aan de moeder te voldoen, althans dat de vader dient bij te dragen in de kosten van [de minderjarige] met een bedrag en met ingang van een datum door de rechtbank in goede justitie te bepalen;
  • kosten rechtens.
4.2.
Over het incident tussen de ouders stelt de moeder dat dit geweld tegen haar oudste zoon [naam] betrof. Zij stelt dat de vader [naam] heeft mishandeld en vreest daarom voor het welzijn van [de minderjarige] als hij alleen met de vader is. [naam] en [de minderjarige] zijn door de huisarts verwezen naar traumabegeleiding.
4.3.
De moeder stelt verder dat het contact tussen de vader en [de minderjarige] in beginsel niet kan plaatsvinden, omdat er nu nog een contactverbod is en contact alleen onder regie van de reclassering mogelijk is. Ook wil de moeder dat eerst duidelijk wordt wat er precies bij [de minderjarige] speelt en wat hij nodig heeft aan hulpverlening, voordat er sprake kan zijn van contactherstel tussen de vader en [de minderjarige] Volgens de moeder is [de minderjarige] de ene keer boos op de vader en mist hij hem ook soms. Zij vindt het belangrijk dat de gebeurtenissen eerst een plekje krijgen voordat [de minderjarige] de vader weer ziet. Daarnaast is er een verwijzing voor [de minderjarige] voor speltherapie, maar hiervoor moet [de minderjarige] eerst traumabehandeling krijgen. Wanneer er toch wordt bepaald dat er nu al sprake moet zijn van contactherstel, dan wil de moeder dat dit onder begeleiding gebeurt waarna het onbegeleide contact vervolgens wordt opgebouwd. Daarnaast merkt de moeder op dat de vader geen zelfstandige woonruimte heeft, of in ieder geval geen eigen kamer voor [de minderjarige] Ook is de moeder bang dat de vader terugvalt in zijn oude drankgebruik.

5.Het standpunt van de Raad

5.1.
De Raad erkent dat wat [de minderjarige] heeft meegemaakt ernstig is en dat het goed is dat hij traumabegeleiding krijgt, als blijkt dat er een trauma is waarvoor behandeling nodig is. Daarvoor moet eerst een diagnose worden gesteld. De Raad benadrukt dat een eventuele traumadiagnose en -begeleiding niet in de weg staat aan (begeleid) contact met de vader. De Raad vindt juist dat [de minderjarige] de vader weer zo snel als mogelijk moet zien, zodat [de minderjarige] nieuwe herinneringen over de vader kan maken. Zijn beeld van de vader moet kunnen veranderen en dat kan alleen als er weer contact is. Volgens de Raad is het in [de minderjarige] ’s belang dat zijn diagnose en eventueel daaropvolgende behandeling parallel loopt aan contactherstel. Wat de Raad betreft wordt [de minderjarige] ’s veiligheid voldoende gewaarborgd door het contact met de vader onder begeleiding op te starten. Het advies is dan ook om een zorgregeling te bepalen waarbij er eens per week sprake is van begeleid contact.

6.De beoordeling

Zorgregeling
6.1.
De rechtbank kan een regeling vaststellen met een toedeling aan ieder van de gezaghebbende ouders van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: een zorgregeling) [1] . In dit geval stelt de rechtbank een voorlopige zorgregeling vast, waarbij [de minderjarige] minimaal eens per week een uur begeleid contact heeft met de vader onder begeleiding van het Omgangshuis of een soortgelijke instantie. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot deze beslissing komt en welke aanvullende voorwaarden er aan de ouders worden gesteld.
6.2.
Het is de rechtbank duidelijk dat de ouders verschillend tegen de huidige situatie aankijken. De ouders zijn het erover eens dat het incident dat plaatsvond veel impact heeft gehad op [de minderjarige] Zij denken alleen anders over hoe zij nu verder moeten. De vader wil zo snel mogelijk weer contact met [de minderjarige] , terwijl de moeder het juist belangrijk vindt dat er eerst een diagnose wordt gesteld bij [de minderjarige] en hij in verband hiermee behandeld wordt.
6.3.
De rechtbank stelt vast dat er op dit moment al een aantal maanden geen sprake is van contact tussen de vader en [de minderjarige] De rechtbank acht het in belang van [de minderjarige] dat hij zo snel mogelijk weer contact heeft met de vader en sluit zich daarmee aan bij het advies van de Raad. [de minderjarige] zou, als gevolg van het geweldsincident tegen [naam] , kampen met PTSS-gerelateerde klachten. Hiervoor is [de minderjarige] door de huisarts verwezen naar GGZ voor traumabegeleiding. De rechtbank acht dit in het belang van [de minderjarige] , omdat duidelijk moet worden welke diagnose gesteld wordt en wat passende vervolghulp voor [de minderjarige] is. Dit neemt echter niet weg dat het niet goed is voor [de minderjarige] dat hij op dit moment helemaal geen contact heeft met de vader. De rechtbank is namelijk met de Raad van oordeel dat [de minderjarige] de kans moet krijgen om nieuwe herinneringen over de vader te maken. De rechtbank kan zich voorstellen dat de moeder zorgen heeft om [de minderjarige] , maar die zorgen verdwijnen niet door hem weg te houden van de vader. Daarom zal de rechtbank als voorlopige zorgregeling vaststellen dat [de minderjarige] minimaal eens per week een uur begeleid contact heeft met de vader onder begeleiding van het Omgangshuis of een soortgelijke instantie. Op die manier wordt de veiligheid van [de minderjarige] voldoende gewaarborgd en is er zicht op de invloed van het contact met de vader op [de minderjarige] Het is positief dat de moeder tijdens de mondelinge behandeling heeft aangegeven dat zij mee wil werken aan een begeleide zorgregeling, als die wordt vastgesteld door de rechtbank. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat de moeder hieraan haar medewerking zal verlenen. De rechtbank verwacht daarnaast van beide ouders dat zij zich
binnen twee wekenna de datum van deze beschikking melden bij het wijkteam van de gemeente waar [de minderjarige] staat ingeschreven. Met het wijkteam moeten de ouders een Omgangshuis of een soortgelijke instantie zoeken die het contact tussen de vader en [de minderjarige] kan begeleiden.
6.4.
De rechtbank benadrukt dat het van belang is dat [de minderjarige] , naast het begeleide contact, zo snel mogelijk gediagnosticeerd wordt en passende behandeling krijgt, zodat hulp voor [de minderjarige] parallel kan lopen aan het begeleide contact met de vader.
Aanhouden verzoek
6.5.
De rechtbank is van oordeel dat het te vroeg is om een definitieve zorgregeling te bepalen. Het is van belang dat [de minderjarige] eerst behandeling krijgt als hij dat nodig heeft en dat het begeleide contact met de vader wordt opgestart. In afwachting van het verloop van het begeleide contact, de nog te stellen diagnose bij [de minderjarige] en de hierop volgende behandeling, zal de rechtbank het verzoek van de vader aanhouden tot een nog te plannen zitting in oktober 2023. De advocaten van de ouders worden verzocht om de rechtbank én de Raad
uiterlijk twee weken voor de nader te bepalen datum waarop de mondelinge behandeling wordt hervatte informeren over het verloop van de voorlopige zorgregeling en de verdere stand van zaken met betrekking tot [de minderjarige]
Kinderalimentatie
6.6.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben de ouders overeenstemming bereikt over de kinderalimentatie. Zij zijn overeen gekomen dat de vader maandelijks aan de moeder een bijdrage van € 252,- voldoet voor de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige] De ouders zijn daarbij overeengekomen dat de vader zijn bijdrage aan de moeder voldoet met ingang van 1 februari 2023. Hiermee vervalt het belang van de moeder bij een beslissing van de rechtbank op haar verzoek. Om die reden wijst de rechtbank het verzoek van de moeder af en stelt zij het hiervoor genoemde bedrag en de ingangsdatum vast.
Proceskosten
6.7.
Gelet op de (familie)relatie tussen partijen bepaalt de rechtbank dat iedere partij de eigen proceskosten betaalt.

7.De beslissing

De rechtbank:
7.1.
stelt vast als
voorlopigeregeling voor de verdeling van zorg- en opvoedingstaken
tussen de ouders dat het kind:
-
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ;
minimaal één keer per week een uur contact heeft met de vader onder begeleiding van het Omgangshuis of een soortgelijke instantie;
7.2.
houdt iedere verdere beslissing ten aanzien van de zorgregeling aan tot een nader te bepalen datum waarop de mondelinge behandeling wordt hervat, en verzoekt de advocaten van de ouders om de rechtbank én de Raad
uiterlijk twee weken voor de nader te bepalen datum waarop de mondelinge behandeling wordt hervatte informeren over het verloop van de voorlopige zorgregeling (onderbouwd met omgangsverslagen) en de verdere stand van zaken met betrekking tot [de minderjarige] , zoals overwogen in rechtsoverweging 6.5;
7.3.
bepaalt dat de vader met ingang van 1 februari 2023 als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige] aan de moeder zal betalen € 252,- per maand, vanaf heden telkens bij vooruitbetaling te voldoen.
7.4.
verklaart de onder 7.1 en 7.3 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad;
7.5.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten van deze procedure draagt;
7.6.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. L.R. Zonneveld, rechter, in tegenwoordigheid van S.C. Dijksterhuis als griffier en in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2023.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Voetnoten

1.Artikel 1:253a Burgerlijk Wetboek (hierna: BW)