ECLI:NL:RBGEL:2023:3134

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 mei 2023
Publicatiedatum
1 juni 2023
Zaaknummer
05-034831-23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een vrouw voor brandstichting en rijden onder invloed met een brommobiel

Op 30 mei 2023 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen een 51-jarige vrouw uit Eibergen, die werd beschuldigd van brandstichting en het rijden onder invloed. De rechtbank heeft de vrouw veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Tijdens de proeftijd moet de vrouw zich laten behandelen voor haar psychische problemen en middelengebruik. De vrouw had op 2 februari 2023 opzettelijk brand gesticht in haar woning, wat leidde tot gemeen gevaar voor de naastgelegen woningen en hun bewoners. Daarnaast had zij onder invloed van alcohol een brommobiel bestuurd, met een alcoholgehalte van 420 microgram per liter uitgeademde lucht, wat aanzienlijk boven de toegestane limiet ligt. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de psychische toestand van de verdachte en het advies van de reclassering. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder een meldplicht en opname in een zorginstelling. De benadeelde partij heeft een schadevergoeding gevorderd, maar de rechtbank heeft deze vordering afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.034831.23
Datum uitspraak : 30 mei 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
ingeschreven op het adres [adres 1] ( [postcode] ) in [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de [verblijfplaats] .
Raadsvrouw: mr. L.V.S. Cassese, advocaat in Almelo.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
zij op of omstreeks 2 februari 2023 te Eibergen, gemeente Berkelland opzettelijk
brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een gordijn, althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan het interieur en/of exterieur van een woning (op/aan de
[adres 2] ) geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
en daarvan gemeen gevaar voor die woning en/of naast gelegen woning en/of zich in de nabijheid bevindende roerende zaken, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
levensgevaar voor in de naast gelegen woning zich bevindende personen, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor in de naast gelegen woning zich bevindende personen, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
2
zij op of omstreeks 2 februari 2023 te Eibergen, gemeente Berkelland, als bestuurder
van een motorrijtuig, (brommobiel), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in haar adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 420 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Feit 1
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever] , p. 6-8;
- het proces-verbaal van forensisch onderzoek woning ( [adres 2] ) p. 74-76;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 130.
Feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen p. 36;
- het proces-verbaal van rijden onder invloed, p. 139-140;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 mei 2023.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
zij op
of omstreeks2 februari 2023 te Eibergen, gemeente Berkelland opzettelijk
brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een gordijn
, althans met een brandbare stoften gevolge waarvan het interieur
en/of exterieurvan een woning
(op/aan de
[adres 2]
) geheel ofgedeeltelijk is
/zijnverbrand
, in elk geval brand is ontstaan,
en daarvan gemeen gevaar voor die woning en
/ofnaast gelegen woning en
/ofzich in de nabijheid bevindende roerende zaken
, in elk geval gemeen gevaar voor goederenen
/of
levensgevaar voor in de naast gelegen woning zich bevindende personen
, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderenen
/ofgevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor in de naast gelegen woning zich bevindende personen
, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderente duchten was;
2.
zij op
of omstreeks2 februari 2023 te Eibergen, gemeente Berkelland, als bestuurder
van een motorrijtuig, (brommobiel), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in haar adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 420 microgram
, in elk geval hoger dan 220 microgram,alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
en
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is
feit 2:
overtreding van artikel 8, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (420 µg/l)

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van het voorarrest. Aan het voorwaardelijk strafdeel moeten de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld zoals door de reclassering geadviseerd. De officier van justitie heeft gevorderd om deze bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van drie maanden met een proeftijd van twee jaar wordt opgelegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest wordt opgelegd, met daarnaast een voorwaardelijke straf met de bijzondere voorwaarden die de reclassering heeft geadviseerd.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft in de woning die zij huurde brand gesticht. Ze had een conflict met de verhuurder van de woning. In berichten aan haar ex-man kondigde ze de brandstichting aan en deed er verslag van. De woning is onderdeel van een twee-onder-een-kapwoning. De directe buren, beiden 80-ers, waren tijdens de brandstichting in hun woning aanwezig. Door haar handelen heeft verdachte een zeer gevaarlijke en beangstigende situatie in het leven geroepen, waarbij zij zichzelf en haar buren in gevaar heeft gebracht en waardoor veel schade is veroorzaakt. De ontstane rookgassen waren zo heet dat diverse goederen in de woning zijn gesmolten. Verdachte heeft zichzelf en haar hond in veiligheid gebracht, maar is gevlucht zonder haar buren te waarschuwen. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk. Het is in deze zaak aan het adequate handelen van de ex-partner van verdachte te danken dat de brand op tijd werd ontdekt, waardoor de gevolgen relatief beperkt zijn gebleven. De gevolgen van dit strafbare feit hadden vele malen groter kunnen zijn als de brand meer zuurstof zou hebben gehad. Dan waren de schade en de kans op overslaan van de brand naar het huis van de buren groter geweest. Daarnaast heeft verdachte onder invloed van alcohol een brommobiel bestuurd, waardoor zij de verkeersveiligheid in gevaar heeft gebracht.
Uit de justitiële documentatie van 5 april 2023 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Uit het advies indicatieoverleg van het NIFP van 28 februari 2023 blijkt het volgende. Verdachte is 25 jaar geleden gediagnosticeerd met een borderline persoonlijkheidsstoornis. Ten aanzien van het delict is ze externaliserend en bagatelliserend. Daarnaast is sprake van middelenproblematiek; voorafgaand aan het ten laste gelegde dronk verdachte dagelijks een fles wijn. De adaptieve vaardigheden van verdachte zijn beperkt. Op basis van de stukken worden aanwijzingen gezien voor de aanwezigheid van psychopathologie die zou kunnen samenhangen met het strafbare gedrag. Het NIFP adviseert om verdiepingsonderzoek te laten uitvoeren via de reclassering en hen verdachte te laten begeleiden naar passende hulpverlening.
Uit het reclasseringsadvies van Tactus verslavingszorg van 24 april 2023 blijkt dat verdachte door haar borderline problematiek onvoldoende in staat is om haar emoties op een adequate manier te reguleren. De reclassering merkt problemen in het geheugen van verdachte, waardoor zij mogelijk een andere perceptie heeft van de realiteit. De reclassering vindt het noodzakelijk dat hier diagnostisch onderzoek naar gedaan wordt, zodat er zicht komt op de (on)mogelijkheden van verdachte en eventuele onderliggende problematiek. Zonder passende behandeling is het risico op delictgedrag van verdachte bij oplopende spanning hoog. Er kan een verband tussen de diagnose, middelengebruik en de delicten gezien worden. Verdachte kan door haar stoornis gevoelens moeilijk dragen en heeft daarbij hulp nodig van anderen. Gelet op de ernst van het delict, de huidige psychische toestand van verdachte en het ontbreken van passende hulpverlening, adviseert de reclassering om te starten met diagnostisch onderzoek in een klinische setting in het kader van een voorwaardelijk strafdeel. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, opname in een zorginstelling, een ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een alcoholverbod, dagbesteding en meewerken aan middelencontrole.
Op de terechtzitting heeft verdachte verklaard dat zij alle hulp zal aanvaarden en zal meewerken aan de bijzondere voorwaarden die de reclassering heeft geadviseerd.
Gelet op met name de ernst van feit 1 acht de rechtbank een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en gerechtvaardigd. De rechtbank acht het daarnaast ook van groot belang dat verdachte na detentie wordt behandeld voor haar psychische problematiek en het middelengebruik. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren passend en geboden. Op deze straf wordt het voorarrest in mindering gebracht. Aan het voorwaardelijk strafdeel verbindt de rechtbank de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, inclusief de mogelijkheid tot opname in een zorginstelling voor de duur van maximaal 1 jaar.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank is van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte weer een dergelijk misdrijf zal begaan, indien verdachte niet wordt behandeld voor haar psychische problematiek en het middelengebruik. Daarom zal zij bevelen dat de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Naast de opgelegde gevangenisstraf acht de rechtbank het passend om aan verdachte ter zake van feit 2 een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van twee jaren op te leggen. Verdachte heeft een alcoholprobleem en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen kan als stok achter de deur dienen om niet opnieuw onder invloed van alcohol een motorvoertuig te besturen.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [aangever] heeft in verband met feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 4.112,50 aan materiële schade vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen dan wel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard. Bij de vordering bevindt zich geen factuur waaruit blijkt dat de schade zo hoog is als gesteld. Daarnaast heeft de benadeelde partij niet aangetoond dat het gevorderde gedeelte van de schade niet door de verzekering wordt gedekt. De vordering is daarom onvoldoende onderbouwd.
Overweging van de rechtbank
De behandeling van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafproces op. De verdediging heeft de vordering van de benadeelde partij gemotiveerd betwist. De benadeelde partij heeft onvoldoende onderbouwd wat het daadwerkelijke schadebedrag is. Daarnaast bevat de vordering geen stukken van de verzekeraar waaruit blijkt dat de verzekeraar het gevorderde bedrag niet heeft vergoed. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De benadeelde partij kan de vordering nog aan de burgerlijke rechter voorleggen. De proceskosten zullen worden gecompenseerd.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 57, 157 van het Wetboek van Strafrecht;
- 8, 176, 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
12 (twaalf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
 stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat:
  • verdachte zich binnen een aantal dagen na het ingaan van de proeftijd zal melden bij de verslavingsreclassering. Verdachte zal zich blijven melden op afspraken met de verslavingsreclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte zal zich houden aan de aanwijzingen van de verslavingsreclassering en zal meewerken aan huisbezoeken;
  • verdachte zich zal laten opnemen in een instelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt maximaal één jaar. Onderdeel van de opname is diagnostisch onderzoek. Verdachte zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, zal verdachte meewerken aan de indicatiestelling en plaatsing;
  • verdachte zich zal laten behandelen door een (forensische) polikliniek of een soortgelijke instelling, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt. Verdachte zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
  • verdachte zal verblijven in een instelling voor beschermd of begeleid wonen, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt. Verdachte zal zich houden aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor haar heeft opgesteld;
  • verdachte zich zal inspannen voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
  • verdachte zal meewerken aan controle van het gebruik van alcohol om het middelengebruik te beheersen dan wel aan een alcoholverbod als de reclassering dat nodig acht. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd.
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte haar medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte haar medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

ontzegtverdachte ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 maanden;
 bepaalt dat deze ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
 stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [aangever]
 verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
 compenseert de proceskosten in die zin dat ieder de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H.M. Pastoors (voorzitter), mr. E.H.T. Rademaker en mr. E.S.M. van Bergen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.L. Goedheer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 mei 2023.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023051929, gesloten op 5 februari 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.