ECLI:NL:RBGEL:2023:3086

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 mei 2023
Publicatiedatum
30 mei 2023
Zaaknummer
C/05/360977 / HA ZA 19-108
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding van zorgkosten door VGZ aan Thuiszorg Anahid na cessie van vorderingen

In deze zaak vorderde Thuiszorg Anahid, een zorgaanbieder, betaling van zorgkosten van VGZ, een zorgverzekeraar. Thuiszorg Anahid had zorg geleverd aan cliënten die verzekerd waren bij VGZ, maar had geen directe overeenkomst met VGZ. De cliënten hadden hun vorderingen op VGZ middels aktes van cessie overgedragen aan Thuiszorg Anahid. De rechtbank oordeelde dat VGZ gehouden was om de zorgkosten te vergoeden, ondanks het ontbreken van een directe overeenkomst tussen Thuiszorg Anahid en VGZ. De rechtbank verklaarde Thuiszorg Anahid niet-ontvankelijk in haar vorderingen tegen Coöperatie VGZ, aangezien deze geen zorgverzekeraar is. De rechtbank wees de vorderingen van Thuiszorg Anahid toe voor de zorgkosten van de cliënten, inclusief entreegelden, en bepaalde dat VGZ wettelijke rente verschuldigd was vanaf veertien dagen na de uitspraak. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij elke partij haar eigen kosten droeg.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/360977 / HA ZA 19-108 / 167/871
Vonnis van 24 mei 2023
in de zaak van
THUISZORG ANAHID B.V.,
statutair gevestigd te Hellendoorn, kantoorhoudende te Almelo,
eisende partij,
hierna te noemen: Thuiszorg Anahid,
advocaat: mr. F. Kolkman te Almelo,
tegen

1.de COÖPERATIE VGZ U.A.,

2.
VGZ ZORGVERZEKERAAR N.V.,
beide statutair gevestigd en kantoorhoudende te Arnhem,
gedaagde partijen,
hierna te noemen: Coöperatie VGZ en VGZ, gezamenlijk VGZ c.s.
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 11 maart 2020
- de akte overlegging producties 21 tot en met 36 van Thuiszorg Anahid
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling, gehouden op 9 juli 2020
- de ambtshalve doorhaling van de procedure op de rol van 7 oktober 2020
- de hervatting van de procedure op de rol van 23 februari 2022
- de brief van de rechtbank van 19 april 2022 waarin een mondelinge behandeling is bepaald
- de akte overlegging productie 2 van VGZ c.s.
- de brief van 31 augustus 2022 van Thuiszorg Anahid met producties 37 tot en met 41
- de akte (voorwaardelijke) vermeerdering van eis van 15 september 2022
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling, gehouden op 15 september 2022
- de akte wijziging van eis en overlegging producties 42 tot en met 49 van Thuiszorg Anahid
- de akte uitlating en overlegging producties 3 tot en met 5 van VGZ c.s.
- de brief van 30 januari 2023 van Thuiszorg Anahid met productie 50.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Inleiding

Thuiszorg Anahid heeft zorg geleverd aan vier cliënten. Deze cliënten hebben een zorgverzekeringsovereenkomst afgesloten met VGZ. De vraag is of Thuiszorg Anahid voor de aan haar cliënten geleverde zorg een vergoeding kan vorderen van VGZ c.s.

3.De feiten

3.1.
Thuiszorg Anahid is een zorgaanbieder. Zij heeft in 2018 onder andere zorg geleverd aan haar cliënten [cliënt 1] , [cliënt 2] , [cliënt 3] en [cliënt 4] . Deze cliënten hebben allen een zorgverzekeringsovereenkomst gesloten met VGZ.
3.2.
VGZ is een zorgverzekeraar die aan haar verzekerden onder andere wijkverpleging vergoedt. VGZ sluit contracten met zorgaanbieders maar verzekerden kunnen ook zorg ontvangen van niet gecontracteerde zorgaanbieders.
VGZ maakt onderdeel uit van Coöperatie VGZ. Coöperatie VGZ is geen zorgverzekeraar.
3.3.
Thuiszorg Anahid heeft geen (betaal)overeenkomst gesloten met VGZ c.s. Ook als niet-gecontracteerde zorgaanbieder kan Thuiszorg Anahid haar declaraties voor geleverde zorg aan VGZ-verzekerden rechtstreeks bij VGZ indienen via het digitale declaratiesysteem van VGZ. Thuiszorg Anahid heeft dit in 2018 gedaan voor de in dat jaar aan de hiervoor genoemde cliënten geleverde zorg.
3.4.
Omstreeks 16 augustus 2018 heeft VGZ bij Thuiszorg Anahid om een nadere toelichting verzocht. Zo heeft zij Thuiszorg Anahid gevraagd om van voormelde cliënten een indicatiebesluit en een zorgplan toe te sturen. Daarop heeft Thuiszorg Anahid informatie toegestuurd.
3.5.
Omstreeks 22 november 2018 heeft VGZ (deel)betalingen verricht maar een door Thuiszorg Anahid gedeclareerd totaalbedrag van € 99.589,70 is onbetaald gebleven.
3.6.
Bij brief van 2 juli 2019 heeft Thuiszorg Anahid VGZ gesommeerd om voormeld bedrag te betalen. VGZ heeft dat niet gedaan waarop Thuiszorg Anahid deze procedure aanhangig heeft gemaakt.
3.7.
Hangende deze procedure heeft [cliënt 1] omstreeks 21 en 29 februari 2020 zijn zorgkosten voor 2018 rechtstreeks bij VGZ gedeclareerd. VGZ heeft voor de zorg in de maanden januari 2018 tot en met augustus 2018 en oktober 2018 tot en met december 2018 bedragen uitgekeerd. [cliënt 1] heeft deze bedragen omstreeks 28 februari 2020 en 6 maart 2020 aan Thuiszorg Anahid overgemaakt. Omstreeks januari 2022 is VGZ de door haar aan [cliënt 1] betaalde bedragen bij [cliënt 1] gaan terugvorderen.
3.8.
Verder hebben [cliënt 2] , [cliënt 3] en [cliënt 4] hangende deze procedure een klacht ingediend bij de Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekeringen (SKGZ).
Op 18 november 2022 heeft de Geschillencommissie Zorgverzekeringen van SKGZ bindend advies uitgebracht voor [cliënt 2] en [cliënt 3] en op 23 november 2022 voor [cliënt 4] . Kort gezegd komen de bindend adviezen daarop neer dat VGZ de zorgkosten 2018 aan de verzekerden moet betalen, alsmede het entreegeld voor de Geschillencommissie Zorgverzekeringen van € 37,00 aan de verzekerden moet vergoeden.
3.9.
Bij brief van 8 december 2022 schrijft VGZ aan [cliënt 1] en Thuiszorg Anahid dat de voormelde bindend adviezen aanleiding zijn om de invorderingsmaatregelen ter hoogte van € 14.326,44 (inclusief € 40,00 incassokosten) jegens [cliënt 1] te staken. [1]
3.10.
Met aktes van cessie van 26 januari 2023 hebben [cliënt 1] , [cliënt 2] , [cliënt 3] en [cliënt 4] hun vorderingen op VGZ overgedragen aan Thuiszorg Anahid.

4.Het geschil

4.1.
Thuiszorg Anahid vorderde bij dagvaarding:
I voor recht te verklaren dat Thuiszorg Anahid zorg heeft geboden die te kwalificeren is als verzorging en verpleging in de zin van artikel 10 van de Zorgverzekeringswet (Zvw)
II voor recht te verklaren dat VGZ c.s. tekort is geschoten jegens Thuiszorg Anahid, althans in strijd heeft gehandeld met artikel 11 Zvw en gehouden is schade die Thuiszorg Anahid en haar cliënten lijden te vergoeden
III VGZ c.s. op straffe van verbeurte van een dwangsom te veroordelen om zich te onthouden van opschorting, inhouding of verrekening ten aanzien van de door Thuiszorg Anahid aan VGZ c.s. verzonden declaraties
IV VGZ c.s. hoofdelijk te veroordelen om € 103.661,60 te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 juli 2019
V VGZ c.s. hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten en de nakosten.
Het bedrag van € 103.661,60 bestaat uit € 99.589,70 aan schadevergoeding, € 2.251,00 aan wettelijke rente berekend tot en met 9 oktober 2019 en € 1.770,90 aan de buitengerechtelijke kosten, welke optelling sluit op € 103.611,60.
4.2.
Tijdens de mondelinge behandeling van 9 juli 2020 heeft Thuiszorg Anahid haar vordering onder I ingetrokken en haar vordering onder IV met € 17.037,57 verminderd. Laatstgenoemd bedrag ziet op € 14.286,51 voor de door [cliënt 1] (door)betaalde facturen en op € 2.751,06 voor [cliënt 3] . VGZ heeft tijdens die mondelinge behandeling toegezegd op de resterende vordering een bedrag van € 65.896,72 te betalen zodat op de vordering onder IV een bedrag van € 16.655,41 resteert. Dit bedrag ziet op facturen voor geleverde zorg aan [cliënt 2] , [cliënt 3] en [cliënt 4] .
4.3.
Nadat VGZ de door haar aan [cliënt 1] betaalde bedragen omstreeks januari 2022 is gaan terugvorderen voor een bedrag van € 14.286,44, heeft Thuiszorg Anahid haar vordering bij akte voorwaardelijk met datzelfde bedrag vermeerderd.
4.4.
Na de mondelinge behandeling van 15 september 2022 heeft Thuiszorg Anahid haar eis wederom gewijzigd. Zij vordert thans primair VGZ te veroordelen om aan haar te voldoen € 28.996,93 (in geval van wettelijke handelsrente) dan wel subsidiair € 22.379,62 (in geval van wettelijke rente). Het bedrag van € 28.996,93 bestaat uit een hoofdsom van € 19.244,26 (€ 12.266,90 voor [cliënt 2] , € 4.138,80 voor [cliënt 4] , € 1.487,84 voor [cliënt 3] en € 1.350,72 voor [cliënt 1] ), € 111,00 aan entreegelden voor [cliënt 2] , [cliënt 4] en [cliënt 3] , € 5.922,48 aan wettelijke handelsrente over voormelde hoofdsom, € 2.751,75 aan wettelijke handelsrente over het door VGZ betaalde bedrag van € 65.898,10 (lees: € 65.896,72) en € 967,44 aan buitengerechtelijke kosten.
4.5.
Thuiszorg Anahid baseert haar vorderingen op onrechtmatig handelen van VGZ c.s. (artikel 11 tot en met 13 van de Zvw juncto artikel 6:74 BW). Thuiszorg Anahid stelt dat zij zorg heeft verleend aan cliënten die bij VGZ zijn verzekerd. Op grond van hun zorgverzekering hebben de verzekerden recht op (vergoeding van) zorg. VGZ c.s. schiet tekort jegens haar verzekerden, de cliënten van Thuiszorg Anahid (artikel 11 lid 1 Zvw), waarop ook Thuiszorg Anahid zich kan beroepen. De handelwijze van VGZ c.s. is onzorgvuldig en daarmee onrechtmatig omdat zij geen gebruik heeft gemaakt van een wettelijke bevoegdheid om een formele dan wel een materiële zorgcontrole door te voeren. De belangen van Thuiszorg Anahid en de vier verzekerden vallen in zoverre samen dat de normschending jegens de verzekerden tegelijkertijd een onrechtmatig handelen jegens Thuiszorg Anahid inhoudt. Omdat VGZ c.s. heeft nagelaten correct te handelen is iedere opschorting, inhouding of verrekening van de door Thuiszorg Anahid ingediende declaraties onrechtmatig. Ondanks sommatie daartoe, laatstelijk bij brief van 2 juli 2019, is VGZ niet tot betaling overgegaan zodat Thuiszorg Anahid ook aanspraak maakt op rente en buitengerechtelijke kosten.
4.6.
VGZ c.s. voert verweer. Thuiszorg Anahid is bij Coöperatie VGZ aan het verkeerde adres omdat zij geen zorgverzekeraar is. Verder heeft Thuiszorg Anahid geen (betaal)overeenkomst gesloten met VGZ. Evenmin heeft Thuiszorg Anahid aangetoond dat eventuele vorderingen van de cliënten aan haar zijn overgedragen. Ook uit hoofde van de verzekeringsovereenkomst tussen de cliënten en VGZ kan zij dus geen vordering hebben. Bovendien kan de door Thuiszorg Anahid geleverde zorg niet worden aangemerkt als verzekerde zorg, dan wel is niet voldaan aan andere voorwaarden uit de verzekeringsvoorwaarden zodat de zorg niet voor vergoeding in aanmerking komt.
VGZ c.s. concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Thuiszorg Anahid, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Thuiszorg Anahid, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Thuiszorg Anahid in de kosten van deze procedure.
4.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Ontvankelijkheid
5.1.
Vast staat dat de Coöperatie VGZ geen zorgverzekeraar is. De cliënten van Thuiszorg Anahid hebben geen overeenkomst met Coöperatie VGZ en hebben geen vordering op Coöperatie VGZ overgedragen aan Thuiszorg Anahid. Dat Coöperatie VGZ contact heeft gehad met Thuiszorg Anahid, declaraties heeft afgewezen en de enkele stelling van Thuiszorg Anahid dat Coöperatie VGZ enig aandeelhouder en bestuurder van VGZ is, maken dit niet anders. Thuiszorg Anahid zal daarom niet-ontvankelijk in haar vorderingen jegens Coöperatie VGZ worden verklaard. Het navolgende heeft dan ook alleen te gelden ten aanzien van VGZ.
Hoofdsom
5.2.
Hangende deze procedure is het geschil beperkt tot vergoeding van de zorgkosten over 2018 voor [cliënt 2] (€ 12.266,90), [cliënt 3] (€ 1.487,84), [cliënt 4] (€ 4.138,80) en [cliënt 1] (€ 1.350,72). De rechtbank begrijpt de laatste eiswijziging van Thuiszorg Anahid zo dat zij haar vorderingen in de dagvaarding niet (langer) handhaaft en alleen nog betaling vordert van de voormelde zorgkosten te vermeerderen met entreegelden (3 x € 37,00), wettelijke (handels)rente, buitengerechtelijke kosten en (proces)kosten.
[cliënt 2] , [cliënt 3] en [cliënt 4]
5.3.
Inmiddels staat vast dat verzekerden [cliënt 2] , [cliënt 3] en [cliënt 4] uit hoofde van hun zorgverzekeringsovereenkomst op VGZ een vordering hebben. VGZ erkent in haar laatste akte uitlating en overlegging producties immers dat zij de bindend adviezen ten aanzien van [cliënt 2] , [cliënt 3] en [cliënt 4] zal nakomen en dat zij op grond van die bindend adviezen gehouden is aan elk van de verzekerden de kosten van de genoten zorg in natura te voldoen plus het door de verzekerden betaalde entreegeld. Hoewel tussen Thuiszorg Anahid en VGZ geen overeenkomst bestaat, kan Thuiszorg Anahid de zorgkosten van haar bij VGZ verzekerde cliënten rechtstreeks declareren bij VGZ mits de verzekerden hun vorderingen op VGZ door middel van cessie aan de zorgaanbieder hebben overgedragen. VGZ controleert kennelijk steekproefsgewijs of aktes van cessie in de administratie van de zorgaanbieder aanwezig zijn. [2] Nadat VGZ in haar laatste akte opmerkte dat een rechtsgeldige titel van overdracht van de vorderingen ontbreekt en het haar niet vrij staat om aan Thuiszorg Anahid te betalen, heeft Thuiszorg Anahid alsnog aktes van cessie in het geding gebracht waarmee de verzekerden hun vorderingen op VGZ overdragen aan Thuiszorg Anahid. VGZ is in de gelegenheid gesteld om op deze aktes van cessie te reageren. Dit heeft zij niet gedaan. Omdat VGZ eerder in de procedure het standpunt heeft ingenomen dat zij in geval van cessie rechtstreeks zal betalen aan Thuiszorg Anahid en VGZ in haar laatste akte verklaart dat zij de bindend adviezen ten aanzien van [cliënt 2] , [cliënt 3] en [cliënt 4] zal nakomen en gehouden is aan elk van deze verzekerden de kosten van de genoten zorg van natura te voldoen plus voor elke verzekerde een bedrag van € 37,00 aan entreegeld, worden de vorderingen ten aanzien van [cliënt 2] (€ 12.266,90 + € 37,00), [cliënt 3] (€ 1.487,84 + € 37,00) en [cliënt 4] (€ 4.138,80 + € 37,00) toegewezen, voor zover VGZ deze betalingen niet reeds rechtstreeks aan de verzekerden heeft verricht dan wel reeds aan Thuiszorg Anahid heeft voldaan.
[cliënt 1]
5.4.
VGZ voert aan dat voormelde bindend adviezen voor haar aanleiding zijn geweest om af te zien van de terugvordering van de door haar aan [cliënt 1] betaalde zorgkosten ter hoogte van € 14.326,44. Thuiszorg Anahid stelt echter dat VGZ de zorgkosten voor de maand september 2018 ten bedrage van € 1.350,72 nog niet heeft voldaan, welke vordering [cliënt 1] door middel van cessie aan Thuiszorg Anahid heeft overgedragen, zo begrijpt de rechtbank.
5.5.
VGZ beroept zich ten aanzien van voormeld bedrag op verjaring en verwijst naar de korte verjaringstermijn van drie jaar zoals opgenomen in de verzekeringsvoorwaarden. De rechtbank begrijpt dat hiermee aansluiting is gezocht bij de verjaringsregel van artikel 7:942 lid 1 BW. Voor zover VGZ met haar verwijzing naar de polisvoorwaarden stelt dat de verjaringstermijn is gaan lopen in september 2018 zodat de vordering van [cliënt 1] in september 2021 is verjaard, overweegt de rechtbank als volgt. Thuiszorg Anahid baseert haar vordering op haar factuur van 15 februari 2020. [3] Deze factuur is een stuitingshandeling als bedoeld in artikel 7:942 lid 2 BW. Bovendien staat vast dat VGZ de zorgkosten voor januari 2018 tot en met augustus 2018 en voor oktober 2018 tot en met december 2018 wel heeft voldaan. Gelet hierop komt niet vast te staan dat de vordering is verjaard. Omdat [cliënt 1] zijn vordering op VGZ aan Thuiszorg Anahid heeft overgedragen en VGZ overigens de hoogte van de factuur niet betwist, wordt het gevorderde bedrag van € 1.350,72 toegewezen.
5.6.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is VGZ gehouden tot betaling aan Thuiszorg Anahid van een hoofdsom van € 19.244,26 (€ 12.266,90 voor [cliënt 2] , € 4.138,80 voor [cliënt 4] , € 1.487,84 voor [cliënt 3] en € 1.350,72 voor [cliënt 1] ), plus de entreegelden van 3 x € 37,00, in totaal een bedrag van € 19.355,26.
5.7.
Vervolgens is nog in geschil of VGZ daarnaast gehouden is tot betaling van de door Thuiszorg Anahid gevorderde wettelijke (handels)rente over voormelde hoofdsom, alsmede over het reeds eerder door VGZ betaalde bedrag van € 65.898,10 [4] . Ook is in geschil of VGZ gehouden is tot vergoeding van door Thuiszorg Anahid gemaakte buitengerechtelijke kosten.
5.8.
VGZ betoogt immers dat partijen tijdens de mondelinge behandeling van 9 juli 2020 afspraken hebben gemaakt over de beslechting van het geschil. Naast de afspraak dat VGZ € 65.896,72 zou betalen na indiening van nieuwe declaraties en de afspraak dat de verzekerden voor het resterende bedrag van € 16.655,41 het geschil zouden voorleggen voor bindend advies, is uitdrukkelijk geen vergoeding van rente, geliquideerde kosten, griffierecht en deurwaarderskosten afgesproken zodat Thuiszorg Anahid deze nu niet alsnog kan vorderen, aldus VGZ.
5.9.
De rechtbank volgt VGZ hierin niet. Uit het proces-verbaal van voormelde mondelinge behandeling blijkt niet dat partijen met de gemaakte afspraken een finale regeling hebben willen treffen. Weliswaar is een deel van de vordering onder IV van de dagvaarding door VGZ erkend en is afgesproken het resterende deel aan het SKGZ voor te leggen maar de vorderingen, behoudens de vordering onder I, zijn niet ingetrokken. Daar komt bij dat uit het voormelde proces-verbaal niet blijkt dat uitdrukkelijk kwijting is afgesproken voor rente en (buitengerechtelijke) kosten, zodat niet komt vast te staan dat Thuiszorg Anahid uitdrukkelijk van die vorderingen heeft afgezien. Deze liggen dan ook ter beoordeling voor.
Rente
5.10.
Thuiszorg Anahid vordert na wijziging van eis de wettelijke handelsrente over het door VGZ betaalde bedrag van € 65.898,10 en over de resterende hoofdsom van € 19.244,26.
5.11.
De rechtbank volgt VGZ in haar betoog dat voor toewijzing van de door Thuiszorg Anahid gevorderde wettelijke handelsrente geen plaats is. Zoals Thuiszorg Anahid zelf stelt [5] is tussen haar en VGZ geen sprake van een (betaal)overeenkomst. Dat Thuiszorg Anahid haar declaraties rechtstreeks bij VGZ kan indienen, zoals zij opmerkt [6] , maakt dit niet anders. Deze werkwijze is immers gebaseerd op het uitgangspunt dat de verzekerden hun vorderingen op VGZ hebben overgedragen aan Thuiszorg Anahid. De overgedragen vorderingen van de verzekerden vloeien voort uit zorgverzekeringsovereenkomsten. Dit zijn geen handelsovereenkomsten.
5.12.
Vervolgens is de vraag of wettelijke rente kan worden toegewezen. Anders dan VGZ aanvoert, is het niet relevant of in de bindend adviezen wettelijke rente is toegekend. Het is niet gesteld of gebleken dat de wettelijke rente in die geschillen voorlag. Rente is een schadevergoeding op grond van de wet (artikel 6:119 BW) die verschuldigd is wegens vertraging in betaling van een geldsom. De cliënten van Thuiszorg Anahid hebben op enig moment een rentevordering op VGZ verkregen maar het is de rechtbank niet duidelijk of deze rentevordering aan Thuiszorg Anahid is overgedragen. Eerst omstreeks 26 januari 2023 (aktes van cessie) ontstaat een vorderingsrecht van Thuiszorg Anahid op VGZ maar het is niet gesteld of gebleken wanneer VGZ in verzuim is met betaling aan Thuiszorg Anahid. Daarom wordt de gevorderde wettelijke rente toegewezen vanaf twee weken na heden.
5.13.
De gevorderde wettelijke rente over het na de mondelinge behandeling van 9 juli 2020 betaalde bedrag van € 65.898,10 wordt afgewezen. De rechtbank kan Thuiszorg Anahid niet volgen in haar standpunt dat VGZ vanaf voormelde datum van de mondelinge behandeling in verzuim is met betaling. Uit het proces-verbaal blijkt immers dat Thuiszorg Anahid voor voormeld bedrag nieuwe declaraties bij VGZ zou indienen welke declaraties dan na goedkeuring binnen twee weken aan Thuiszorg Anahid zouden worden betaald. Thuiszorg Anahid heeft niet gesteld wanneer zij de nieuwe declaraties heeft ingediend en evenmin vanaf welke datum VGZ in verzuim is met betaling daarvan. Omdat niet komt vast te staan dat, en zo ja vanaf welke datum, VGZ in verzuim zou zijn met betaling, wordt de wettelijke rente over voormeld bedrag afgewezen.
Buitengerechtelijke kosten
5.14.
Verder vordert Thuiszorg Anahid vergoeding van buitengerechtelijke kosten. Waar zij oorspronkelijk bij dagvaarding € 1.770,90 aan buitengerechtelijke kosten vorderde over een hoofdsom van € 99.589,70, heeft Thuiszorg Anahid deze vordering bij eiswijziging berekend over de hoofdsom van € 19.244,26 en aangepast naar € 967,44.
VGZ betwist deze kosten verschuldigd te zijn.
5.15.
Zoals hiervoor is overwogen had Thuiszorg Anahid tot de cessie geen vordering op VGZ. De kosten die Thuiszorg Anahid voor de cessie heeft gemaakt tot verhaal van een vordering die zij op dat moment niet had, komen dan ook niet voor vergoeding in aanmerking.
Slotsom
5.16.
Slotsom is dat VGZ gehouden is aan Thuiszorg Anahid te betalen een bedrag van € 19.355,26 (zie rov. 5.6.).
Proceskosten
5.17.
Gelet op de omstandigheid dat Thuiszorg Anahid en VGZ over en weer op sommige punten in het ongelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de wijze zoals hierna in het dictum te vermelden. Dat Thuiszorg Anahid in haar vorderingen jegens Coöperatie VGZ niet-ontvankelijk wordt verklaard maakt dat niet anders, aangezien dat niet tot extra proceskosten aan de zijde van VGZ c.s. heeft geleid.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
verklaart Thuiszorg Anahid niet-ontvankelijk in haar vorderingen jegens Coöperatie VGZ,
6.2.
veroordeelt VGZ om aan Thuiszorg Anahid te betalen een bedrag van € 19.355,26, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van veertien dagen na heden tot de dag van volledige betaling, een en ander voor zover VGZ voormeld bedrag nog niet aan Thuiszorg Anahid of de respectievelijke verzekerden heeft voldaan,
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.4.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt,
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. van Vlimmeren-van Ommen en in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2023.

Voetnoten

1.Productie 5 bij de akte uitlating en overlegging producties 3 tot en met 5 van VGZ
2.Randnummer 3.5 spreekaantekeningen VGZ bij de mondelinge behandeling van 9 juli 2020
3.Randnummer 3, akte wijziging van eis en overlegging producties 42 tot en met 49 van Thuiszorg Anahid
4.Na de toezegging op de mondelinge behandeling van 9 juli 2020 om € 65.896,72 te betalen (zie het proces-verbaal van mondelinge behandeling, gehouden op 9 juli 2020) heeft VGZ na indiening van nieuwe declaraties door Thuiszorg Anahid feitelijk een bedrag van € 65.898,10 betaald.
5.Randnummer 3 dagvaarding
6.Randnummer 4 akte wijziging van eis en overlegging producties 42 tot en met 49