ECLI:NL:RBGEL:2023:3030

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 mei 2023
Publicatiedatum
26 mei 2023
Zaaknummer
9890937
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afkoop bestuurdersaansprakelijkheid en huurgeschil tussen De Leigraaf Holding B.V. en DL Agro Logistics B.V.

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, gaat het om een geschil tussen De Leigraaf Holding B.V. en DL Agro Logistics B.V. over bestuurdersaansprakelijkheid en huur. De eisende partijen, waaronder De Leigraaf Holding, hebben vorderingen ingesteld tegen DL Agro Logistics en haar bestuurder, [gedaagde sub 2]. De kern van het geschil betreft de aansprakelijkheid van [gedaagde sub 2] voor het faillissement van DL Agro Transport, een dochteronderneming van De Leigraaf Holding, en de huurverplichtingen die voortvloeien uit een huurovereenkomst tussen De Leigraaf Holding en DL Agro Logistics.

De rechtbank heeft vastgesteld dat [gedaagde sub 2] niet kan worden gehouden aan de verwijten van onbehoorlijk bestuur, omdat onvoldoende bewijs is geleverd dat hij zijn verplichtingen niet is nagekomen. De vorderingen van De Leigraaf Holding tot schadevergoeding zijn afgewezen, evenals de vorderingen tot ontbinding van de huurovereenkomst. De rechtbank heeft geoordeeld dat de huurverhoging die in 2017 is overeengekomen, rechtsgeldig is en dat De Leigraaf Holding de huurachterstand moet betalen. De vorderingen in reconventie van DL Agro Logistics zijn grotendeels toegewezen, inclusief de huurachterstand en de contractuele boete.

De uitspraak van de rechtbank benadrukt het belang van bewijsvoering in zaken van bestuurdersaansprakelijkheid en de noodzaak om huurverplichtingen na te komen. De rechtbank heeft de proceskosten aan de zijde van DL Agro Logistics toegewezen, aangezien De Leigraaf Holding in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Nijmegen
Zaaknummer: 9890937 \ CV EXPL 22-1445
Vonnis van 19 mei 2023
in de zaak van

1.DE LEIGRAAF HOLDING B.V.,

te Oeffelt,
2.
LEIGRAAF TRANSPORT B.V.,
te Oeffelt,
3.
[eiser sub 3],
te [woonplaats] ,
4.
[eiser sub 4],
te [woonplaats] ,
5.
[eiser sub 5],
te [woonplaats] ,
eisende partijen in conventie,
verwerende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [eiser c.s.] ,
gemachtigde: mr. W.B. Brusse,
tegen

1.DL AGRO LOGISTICS B.V.,

te Nijmegen,
2.
[gedaagde sub 2], handelend onder de naam
MB-ADVIES,
te Beuningen Gld,
gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [gedaagde c.s.] ,
gemachtigde: mr. G.J.G. Olijslager.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 5 augustus 2022 en de daarin genoemde processtukken;
- de akte uitlating tevens overlegging aanvullende producties van [gedaagde c.s.] ;
- de akte in conventie en reconventie inhoudende overlegging van aanvullende producties tevens conclusie van antwoord in reconventie, tevens wijziging van eis van [eiser c.s.] ;
- de akte uitlating + overlegging aanvullende producties II van [gedaagde c.s.] ;
- de mondelinge behandeling van 4 november 2022 waar de gemachtigde van [gedaagde c.s.] het woord heeft gevoerd aan de hand van spreekaantekeningen. De griffier heeft bijgehouden wat verder besproken is;
- het verkort proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 4 november 2022;
- de akte uitlating omtrent door [eiser c.s.] overgelegde producties 31-40 van [gedaagde c.s.] ;
- de akte na mondelinge behandeling van [eiser c.s.] ;
- de antwoordakte na mondelinge behandeling, tevens overlegging producties van [gedaagde c.s.]
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser sub 3] en [eiser sub 4] hebben op 3 februari 2012 onroerend goed (hierna: het onroerend goed) aan [adres] gekocht voor een bedrag van € 550.000,00.
2.2.
In 2013 heeft [gedaagde sub 2] DL Agro Logistics B.V. (hierna: DL Agro Logistics) opgericht.
2.3.
[eiser sub 3] en DL Agro Logistics hebben op 16 juli 2014 een overeenkomst gesloten. In artikel 7 van die overeenkomst staat: “
, dan wel zijn rechtsopvolger(s) het recht krijgt de helft van alle aandelen van alle BV’s van [gedaagde sub 2] , (enig aandeelhouder van DL Agro Logistics BV) te verwerven voor een bedrag van € 0,00 (zegge: nul Euro) over te nemen op 31 december 2018.
2.4.
Op 19 maart 2015 heeft DL Agro Logistics het onroerend goed geleverd gekregen van [eiser sub 3] en een deel van het onroerend goed doorverkocht aan [X] . Voor financiering van de aankoop heeft [X] aan DL Agro Logistics een bedrag van € 80.000,00 en een bedrag van € 18.000,00 ter beschikking gesteld. [moeder eiser sub 3] , heeft aan DL Agro Logistics een bedrag van € 49.459,45 ter beschikking gesteld. De koopprijs van het onroerend goed bedroeg € 310.000,00. Daarvan betaalde DL Agro Logistics € 230.000,00 en [X] € 80.000,00. Het ging om een gedeeltelijke A-B-C levering.
2.5.
Op 7 november 2016 hebben DL Agro Logistics, [eiser sub 5] en [eiser sub 3] een overeenkomst overdracht van aandelen gesloten. [eiser sub 5] is de zoon van [eiser sub 3] en [eiser sub 4] . [eiser sub 5] , die eerder dat jaar 18 jaar oud was geworden, verkreeg door middel van deze overeenkomst alle aandelen in De Leigraaf Holding B.V. (hierna: De Leigraaf Holding). De Leigraaf Holding was 100% aandeelhouder en bestuurder van De Leigraaf Transport B.V. (hierna: De Leigraaf Transport) en DL Agro Transport B.V. (hierna: DL Agro Transport). In de overeenkomst staat: “
(…)
In aanmerking nemende:

Partijen door ondertekening uitdrukkelijk bepalen dat alle eerdere afspraken tussen [eiser sub 3] en Logistics komen te vervallen, waarbij uitdrukkelijk doch niet uitsluitend wordt vermeld de verkrijging van [eiser sub 3] van de aandelen van Logistics dan wel andere B.V.’s;

Partijen door ondertekening uitdrukkelijk bepalen dat alle eerdere afspraken tussen [eiser sub 3] en [gedaagde sub 2] komen te vervallen, waarbij uitdrukkelijk doch niet uitsluitend wordt vermeld de verkrijging van [eiser sub 3] van de aandelen van Logistics dan wel andere B.V.’s;
(…)
Artikel 13
(…)
7. Als adviseur van “Logistics” heeft opgetreden haar directeur [gedaagde sub 2] , als adviseur van [eiser sub 5] heeft [eiser sub 3] opgetreden.
2.6.
De levering van de aandelen in De Leigraaf Holding vond plaats op 21 november 2016.
2.7.
Met ingang van 21 november 2016 zijn DL Agro Logistics, als verhuurder en De Leigraaf Holding, als huurder, een huurovereenkomst kantoorruimte en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:230a BW aangegaan (hierna: huurovereenkomst). Op grond van deze huurovereenkomst huurde De Leigraaf Holding kantoorruimte, de bedrijfswoning en de bedrijfsruimte aan [adres] . In de huurovereenkomst staat, voor zover hier van belang:

(…)
Voorwaarden
2.1
Van deze overeenkomst maken deel uit de ‘ALGEMENE BEPALINGEN HUUROVEREENKOMST WINKELRUIMTE en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 BW (…). De inhoud van deze algemene bepalingen is partijen bekend. Huurder en verhuurder hebben een exemplaar van de algemene bepalingen ontvangen.
(…)
Duur, verlenging en opzegging
3.1
Deze huurovereenkomst is aangegaan voor de duur van vijf jaar, ingaande op de datum notariële overdracht van de aandelen van De Leigraaf Holding B.V.
(…)
Huurprijs, omzetbelasting, servicekosten, huurprijsaanpassing(…)
4.1
De aanvangshuurprijs van het gehuurde bedraagt per week € 386,50 (…)
(…)
4.8
Per betaalperiode van een kalenderweek bedraagt bij aanvang van de huurovereenkomst:

De huurprijs € 386,50

(….)
Bijzondere bepalingen
12.1
Huurder verwerft eerste recht van koop op het onroerend goed gelegen aan [adres] . De verkoopprijs wordt bepaald door een door beide partijen aan te stellen beëdigd makelaar.
12.2
Verhuurder is niet bevoegd het onroerend goed gelegen aan [adres] te verkopen tijdens de in artikel 3.1 genoemde periode.
12.3
In afwijking van hetgeen vermeld in artikel 12.2 is Verhuurder bevoegd het onroerend goed te verkopen indien Huurder niet voldoet aan de betalingsverplichtingen aan Verhuurder.
12.4
In geval van faillissement van Huurder en alle daaraan gelieerde bedrijven, is (…) huurder niet bevoegd de huur te beëindigen van de bedrijfswoning, en zal overeenkomstig de bepalingen in deze overeenkomst worden voortgezet. Dit indien de huur van de bedrijfswoning is en zal worden voldaan.
12.5
In afwijking op artikel 11 van de algemene bepalingen huurovereenkomst winkelruimte komt al het onderhoud en verbeteringen van het gehuurde voor rekening en risico van huurder. Eveneens zal huurder nog de gerapporteerde gebreken in het elektra verhelpen.
(…)”
2.8.
In de Algemene Bepalingen Huurovereenkomst Winkelruimte (hierna: algemene bepalingen) staat, voor zover hier van belang, het volgende:
“(…)
Betalingen
23.1
De betaling van de huurprijs en van al hetgeen verder krachtens deze huurovereenkomst is verschuldigd, zal uiterlijk op de vervaldag in wettig Nederlands betaalmiddel - zonder opschorting, aftrek of verrekening met een vordering welke Huurder op Verhuurder heeft - geschieden door storting dan wel overschrijving op een door Verhuurder op te geven rekening (…).
23.2
Telkens indien een uit hoofde van de huurovereenkomst door Huurder verschuldigd bedrag niet prompt op de vervaldag is voldaan, verbeurt Huurder aan Verhuurder van rechtswege per kalendermaand vanaf de vervaldag van dat bedrag een direct opeisbare boete van 1% van het verschuldigde per kalendermaand, waarbij elke ingetreden maand als een volle maand geldt, met een minimum van € 300 per maand. De hiervoor bedoelde boete(rente) is niet verschuldigd indien Huurder voor de in artikel 23.1 genoemde vervaldatum per aangetekende brief een gemotiveerde vordering bij Verhuurder heeft ingediend en Verhuurder binnen 4 weken na ontvangst van deze brief inhoudelijk daarop niet heeft gereageerd.
(…)
2.9.
Op 8 juni 2017 heeft [gedaagde sub 2] aan [eiser sub 5] en [eiser sub 3] per e-mail het volgende bericht: “
Wij hebben afgelopen keer gesproken over de nieuwe voorwaarden voor de huur van het pand (…)
Daarnaast hebben jullie aangegeven dat jullie zo snel mogelijk met de productie van witlof willen beginnen, waardoor jullie meer ruimte nodig hebben voor de productie en opslag.
Daarom stel ik - in uitbreiding op de eerdere huurovereenkomst - de volgende afspraken voor:

De huurovereenkomst wordt uitgebreid met alle gebouwen aan [adres] (…)

(…)

De nieuwe huur bedraagt € 650,00 per week;

(…)
Op die e-mail is een handgeschreven bericht te lezen dat luidt:

Oké
[eiser sub 5]
2.10.
Vanaf oktober 2019 hebben [eiser c.s.] een ander dan [gedaagde sub 2] ingeschakeld voor hun administratie/boekhouding. Daarvoor deed [gedaagde sub 2] dat op basis van een opdrachtbevestiging (hierna: boekhoudovereenkomst). Op 22 januari 2020 heeft de nieuwe boekhouder bij [gedaagde sub 2] diverse stukken opgevraagd met betrekking tot onder meer De Leigraaf Holding, De Leigraaf Transport en DL Agro Transport.
2.11.
Op 21 april 2020 is DL Agro Transport failliet verklaard. De curator heeft de bestuurders van DL Agro Transport aansprakelijk gesteld (De Leigraaf Holding en [eiser sub 5] ) wegens onbehoorlijk bestuur en de voormalig bestuurder ( [gedaagde sub 2] ). In zijn zesde faillissementsverslag schrijft de curator: “
De met de bestuurders getroffen regeling is volledig nagekomen. Ik acht maatregelen jegens eventueel andere partijen die betrokken zijn geweest bij de overheveling niet opportuun.
2.12.
Op 10 september 2020 heeft DL Agro Logistics de huurovereenkomst met De Leigraaf Holding opgezegd. De Leigraaf Holding is daarna een verzoekschriftprocedure ex art. 7:230a BW bij de rechtbank Oost-Brabant gestart tegen DL Agro Logistics. Zij verzocht primair om niet ontvankelijk verklaring en subsidiair om verlenging van de ontruimingstermijn tot en met 20 november 2022.
2.13.
Bij beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 25 maart 2022 heeft de kantonrechter De Leigraaf Holding niet ontvankelijk verklaard in haar verzoek om de ontruimingstermijn m.b.t. het onroerend goed te verlengen tot 20 november 2022. De kantonrechter heeft overwogen dat op het gehuurde, inclusief de bedrijfswoning, het huurregime van art. 7:230a BW van toepassing is en dat de huurovereenkomst tussen partijen is beëindigd op 20 november 2021. Omdat de ontruiming echter niet rechtsgeldig was aangezegd sorteerde de aanzegging geen effect. Daarom heeft de kantonrechter De Leigraaf Holding niet ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot verlenging van de ontruimingstermijn.
2.14.
Tegen de beschikking is geen hoger beroep ingesteld.
2.15.
Op 29 juni 2022 heeft DL Agro Logistics aan De Leigraaf Holding de ontruiming aangezegd tegen 1 juli 2022.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiser c.s.] vorderen bij vonnis - na wijziging van eis - voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde c.s.] hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan [eiser sub 5] van een bedrag van € 12.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 januari 2020 (subsidiair de datum van de dagvaarding) tot aan de dag van betaling;
II. [gedaagde c.s.] hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan De Leigraaf Transport van een bedrag van € 9.191,16, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 januari 2020 (subsidiair de datum van de dagvaarding) tot aan de dag van betaling;
III. [gedaagde c.s.] hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan De Leigraaf Transport van een bedrag van € 2.639,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 januari 2020 (subsidiair de datum van de dagvaarding) tot aan de dag van betaling;
IV. [gedaagde c.s.] hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan De Leigraaf Holding van een bedrag van € 55.071,50, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 januari 2020 (subsidiair de datum van de dagvaarding) tot aan de dag van betaling;
V. te verklaren voor recht dat artikel 12.1 van de op 7 en 8 november 2016 tussen De Leigraaf Holding en DL Agro Logistics gesloten huurovereenkomst partieel is ontbonden c.q. wordt vernietigd voor zover daarin is bepaald dat [gedaagde c.s.] het moment kunnen bepalen van de verkoop van het verhuurde onroerend goed en de prijs van het verhuurde onroerend goed wordt bepaald door een door beide partijen aan te stellen makelaar;
VI.
voorwaardelijk, indien de kantonrechter van oordeel mocht zijn dat een verhoging van de huurprijs tot stand is gekomen, te verklaren voor recht dat de overeenkomst tot verhoging van de huurprijs zoals opgenomen in de e-mail van 8 juni 2017 van [gedaagde sub 2] aan [eiser sub 5] en [eiser sub 3] is ontbonden c.q. wordt vernietigd;
VII. DL Agro Logistics te veroordelen om aan [eiser sub 3] en [eiser sub 4] dan wel [eiser sub 5] of een nader door hen te noemen persoon, te verkopen en te leveren de verhuurde onroerende zaak, meer specifiek: de bedrijfswoning met kantoor, bedrijfsruimtes, schuur, ondergrond en erf, staande en gelegen te [adres] , ter grootte van ongeveer een hectare, vijf en twintig are en vijf en zeventig centiare (01.25.75 ha), kadastraal bekend [gemeente] sectie [1] nummer [Y] (ontstaan uit [Z] ) aan welk perceel door de Dienst voor het kadaster en de openbare registers een voorlopige kadastrale grens en een voorlopige kadastrale oppervlakte is toegekend, tegen een koopprijs van € 230.000,00, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen koopprijs, onder dezelfde voorwaarden en condities waaronder DL Agro Logistics destijds de eigendom heeft verkregen, uiterlijk één maand na betekening van het te wijzen vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,00 per dag voor iedere dag dat de termijn van één maand wordt overschreden;
VIII. [gedaagde sub 2] te veroordelen om zijn volledige medewerking te verlenen aan het gevorderde onder VII, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,00 per dag voor iedere dag dat de vereiste medewerking niet wordt verleend;
IX. [gedaagde c.s.] hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten en de nakosten, inclusief betekeningskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
Aan hun vorderingen I, II en III leggen [eiser c.s.] bestuurdersaansprakelijkheid bij faillissement ten grondslag (art. 2:248 BW). Volgens [eiser c.s.] was [gedaagde sub 2] feitelijk bestuurder van De Leigraaf Holding en (daarmee) ook (indirect) van een 100% dochter van De Leigraaf Holding, te weten DL Agro Transport. DL Agro Transport is op 21 april 2020 failliet gegaan. [gedaagde c.s.] hebben hun taak kennelijk onbehoorlijk vervuld en aannemelijk is dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement. De jaarrekening was namelijk niet gedeponeerd en [gedaagde sub 2] had de transportonderneming van DL Agro Transport overgeheveld naar De Leigraaf Transport zonder daarvoor een vergoeding te betalen. Daarom moeten [gedaagde c.s.] de schade die hierdoor bij [eiser sub 5] , De Leigraaf Transport en/of De Leigraaf Holding is ontstaan vergoeden. Hiernaast geldt dat sprake is van een onrechtmatige daad en/of onbehoorlijke taakuitoefening/onzorgvuldige advisering/belangenverstrengeling dan wel toerekenbaar tekortschieten. De schade bestaat uit:
I. € 12.000,00; dit is het bedrag dat [eiser sub 5] als formeel bestuurder van DL Agro Transport aan de curator van DL Agro Transport heeft moeten betalen om bestuurdersaansprakelijkheid af te kopen;
II. € 9.191,16; dit is het bedrag dat aan extra kosten door [eiser c.s.] gemaakt moest worden om de administratie over 2019 te kunnen bijwerken en de jaarstukken over 2019 te kunnen opmaken, omdat [gedaagde sub 2] de administratie niet wilde afgeven aan de nieuwe boekhouder;
III. € 2.639,00; dit betreft een boete van de belastingdienst die aan De Leigraaf Transport in 2020 is opgelegd vanwege het niet tijdig doen van belastingaangifte over 2018;
De wettelijke rente over deze bedragen loopt vanaf 22 januari 2020, de datum waarop [gedaagde c.s.] aansprakelijk zijn gesteld door de nieuwe boekhouder van [eiser c.s.] , aldus [eiser c.s.]
3.3.
Aan hun vordering onder V leggen [eiser c.s.] ten grondslag dat DL Agro Logistics het onroerend goed in 2015 heeft gekocht met als doel dat (1) [eiser sub 3] en [eiser sub 4] het onroerend goed op enig moment terug zouden kunnen kopen tegen kostprijs en (2) een eerdere vennootschap van [eiser c.s.] die failliet is gegaan, [naam eerdere vof] , een doorstart zou krijgen. De afspraak over het onroerend goed is door [gedaagde c.s.] weg-gecontracteerd door middel van de overeenkomst overdracht aandelen. Daarom moet de huurovereenkomst (partieel) worden ontbonden/vernietigd op grond van bedrog, misbruik van omstandigheden, dwaling of de eisen van redelijkheid en billijkheid aldus [eiser c.s.] De koopoptie die in de huurovereenkomst staat (art. 12.1) is niet juist tot stand gekomen.
3.4.
Aan hun vordering onder IV en hun voorwaardelijke vordering onder VI leggen [eiser c.s.] ten grondslag dat niet [eiser sub 5] , maar [eiser sub 4] de e-mail van 8 juni 2017 heeft getekend en daartoe niet bevoegd was. Ook hier moet (partiële) vernietiging/ontbinding plaatsvinden of aanpassing van de overeenkomst op grond van bedrog, misbruik van omstandigheden, dwaling of de redelijkheid en billijkheid, aldus [eiser c.s.] Er is een te hoge huurprijs door DL Agro Logistics in rekening gebracht. De huurverhoging is niet juist tot stand gekomen. Het gevorderde bedrag van € 55.071,50 is als volgt opgebouwd: DL Agro Logistics mocht aan huur aan De Leigraaf Holding een bedrag van € 386,50 per week in rekening brengen. Op een gegeven moment is DL Agro Logistics € 650,00 per week in rekening gaan brengen. Dat is (650-386,50=) € 263,50 per week teveel. Omdat zij dat gedurende 209 weken in rekening heeft gebracht bedraagt de schade (209x263,50=) € 55.071,50. Ook hierover is wettelijke rente verschuldigd, aldus [eiser c.s.]
3.5.
Aan hun vordering onder VII leggen [eiser c.s.] ten grondslag dat de eerder genoemde afspraak tot terugkoop (zie hierboven 3.3.) van het onroerend goed moet worden nagekomen.
3.6.
[gedaagde c.s.] voeren verweer. [gedaagde c.s.] concluderen tot afwijzing van de vorderingen van [eiser c.s.] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren hoofdelijke veroordeling van [eiser c.s.] in de kosten van deze procedure en de nakosten.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.8.
[gedaagde c.s.] vorderen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. [eiser c.s.] te bevelen en hoofdelijk te veroordelen, des dat de één betalende de ander zal zijn bevrijd, om aan DL Agro Logistics € 77.717,30 te betalen, te vermeerderen met een bedrag van € 786,50 per week voor elke week (of gedeelte daarvan) dat De Leigraaf Holding na 3 augustus 2022 nog in het (voorheen) gehuurde aan [adres] verblijft;
2. [eiser c.s.] te bevelen en hoofdelijk te veroordelen, des dat de één betalende de ander zal zijn bevrijd, om aan DL Agro Logistics de contractuele boete van € 300,00 per maand te betalen voor elke maand of gedeelte daarvan na augustus 2022 tot en met de maand waarin De Leigraaf Holding volledig heeft voldaan aan de veroordeling onder 1;
3. [eiser c.s.] te bevelen en te veroordelen om binnen 14 dagen na betekening van het te wijzen vonnis de onroerende goederen aan [adres] , bestaande uit kantoorruimte, bedrijfswoning en bedrijfsruimte (stalling en opslag) met alle zich daarin van harentwege bevindende personen en roerende zaken, althans met al het hare en al de haren te (doen) verlaten en te ontruimen, het in goede staat aan DL Agro Logistics op te leveren en door afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van DL Agro Logistics te stellen en dit na de ontruiming ontruimd en verlaten te houden;
met hoofdelijke veroordeling van [eiser c.s.] , des dat de één betalende de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten.
3.9.
Aan hun eerste en tweede vordering leggen [gedaagde c.s.] ten grondslag dat De Leigraaf Holding sinds oktober 2019 haar verplichting tot betaling van de (verhoogde) huurprijs/gebruiksvergoeding die voortvloeit uit de huurovereenkomst niet nakomt. De achterstand tot en met 3 augustus 2022 bedraagt € 66.037,50. Op grond van art. 23.2 van de algemene bepalingen is daarom ook een contractuele boete verschuldigd. Deze boete bedraagt tot en met augustus 2022 € 10.500,00. Hiernaast zijn ook buitengerechtelijke kosten van € 1.179,80 verschuldigd, omdat [gedaagde c.s.] [eiser c.s.] hebben moeten aanmanen. Naast De Leigraaf Holding zijn ook [eiser sub 3] , [eiser sub 4] , [eiser sub 5] en De Leigraaf Transport hoofdelijk gehouden tot betaling van de huur, de boete en de buitengerechtelijke kosten, uit hoofde van onrechtmatige daad. Aan hun derde vordering leggen [gedaagde c.s.] primair ten grondslag dat de huurovereenkomst tussen DL Agro Logistics en De Leigraaf Holding door opzegging is geëindigd op 20 november 2021. Op 29 juni 2022 heeft DL Agro Logistics de ontruiming aangezegd tegen 1 juli 2022 en de ontruimingstermijn is verstreken. Subsidiair wordt aan de derde vordering ten grondslag gelegd dat [eiser c.s.] structureel niet voldoen aan de verplichting de huur/gebruiksvergoeding tijdig en volledig te betalen.
3.10.
[eiser c.s.] voeren verweer. [eiser c.s.] concluderen tot niet-ontvankelijkheid van [gedaagde c.s.] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [gedaagde c.s.] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren hoofdelijke veroordeling van [gedaagde c.s.] in de kosten van deze procedure.
3.11.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Afkoop bestuurdersaansprakelijkheid
4.1.
De kantonrechter begrijpt de stellingen van [eiser c.s.] omtrent de vordering onder I. zo dat zij [gedaagde c.s.] verwijten onrechtmatig jegens hen gehandeld te hebben, dan wel [gedaagde c.s.] verwijten dat [gedaagde sub 2] de boekhoudovereenkomst die [eiser sub 5] met hem gesloten had onjuist heeft uitgevoerd.
4.2.
Het verweer van [gedaagde c.s.] tegen deze vordering slaagt. Naar het oordeel van de kantonrechter is onvoldoende gebleken dat [gedaagde sub 2] tekort is geschoten in de nakoming van een van zijn verbintenissen uit hoofde van de boekhoudovereenkomst en/of dat sprake is van een onrechtmatige daad.
4.3.
[gedaagde sub 2] was, zoals door [eiser c.s.] ook is gesteld, op grond van de boekhoudovereenkomst verantwoordelijk voor het samenstellen van de jaarrekening, maar niet voor het deponeren ervan. Daarvoor was [eiser sub 5] als bestuurder verantwoordelijk. Mocht [gedaagde sub 2] de concept-jaarrekening (waarvan onvoldoende is onderbouwd dat zij niet door [gedaagde sub 2] zou zijn opgesteld) niet (tijdig) aan [eiser sub 5] hebben voorgelegd, dan geldt dat [eiser sub 5] [gedaagde sub 2] in gebreke had moeten stellen. Dan had [gedaagde sub 2] zijn verplichting (alsnog) kunnen nakomen of, als hij dat niet had gedaan, was sprake geweest van verzuim en had sprake kunnen zijn van wanprestatie door [gedaagde sub 2] . Verder geldt dat onvoldoende onderbouwd is dat [gedaagde sub 2] feitelijk leidinggever dan wel financieel adviseur van [eiser c.s.] is geweest en in die hoedanigheid onrechtmatig heeft gehandeld. [gedaagde sub 2] deed, via zijn eenmanszaak MB-Advies, boekhoudwerkzaamheden, administratieve werkzaamheden en gaf belastingadvies. Hij betaalde facturen/leveranciers enkel na opdracht daaromtrent van [eiser sub 5] . [gedaagde sub 2] was weliswaar eigenaar en bestuurder van De Leigraaf Holding totdat [eiser sub 5] op 7 november 2016 bestuurder werd, maar dat hij zich ook na 7 november 2016 actief met het beleid binnen De Leigraaf Holding bemoeide is niet gebleken. In artikel 13 lid 7 van de overeenkomst overdracht van aandelen staat ook expliciet dat [eiser sub 3] [eiser sub 5] adviseerde en niet dat [gedaagde sub 2] dat deed. Ook de curator van DL Agro Transport heeft kennelijk onvoldoende aanleiding gezien om [gedaagde sub 2] op grond van onbehoorlijk bestuur (verder) aan te spreken na aanvankelijke aansprakelijkstelling. Dit alles betekent dat [gedaagde sub 2] niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor het niet deponeren van de jaarrekening of het overhevelen van DL Agro Transport naar De Leigraaf Transport zonder daarvoor een vergoeding te betalen. De door [eiser c.s.] overgelegde verklaringen maken het voorgaande niet anders.
Boete belastingdienst vanwege niet tijdige belastingaangifte over 2018
4.4.
De vordering van [eiser c.s.] tot betaling van € 2.639,00 aan schadevergoeding wordt afgewezen. Ook hier geldt, net als bij de jaarrekening, dat [gedaagde sub 2] weliswaar de aangifte voor de vennootschapsbelasting in concept gereed maakte, maar dat [eiser sub 5] zorg moest dragen voor goedkeuring en indiening daarvan. [eiser sub 5] was zich daar ook van bewust. Dit blijkt uit een brief van hem van 12 januari 2017 aan [gedaagde sub 2] waarin hij om inloggegevens verzocht om, zo schrijft hij, boetes van de Belastingdienst te vermijden. Dat de aangifte vennootschapsbelasting door [gedaagde sub 2] was klaargemaakt, maar niet door [eiser sub 5] naar de belastingdienst is verzonden, staat vast. Voor zover [eiser sub 5] van mening was dat [gedaagde sub 2] de aangifte (te) laat klaar had gezet, geldt opnieuw dat hij [gedaagde sub 2] daarvoor in gebreke had moeten stellen. Nu daarvan niet gebleken is, hoeft [gedaagde sub 2] de boete niet aan [eiser sub 5] (terug) te betalen.
Extra kosten 2019 vanwege overdracht administratie naar andere boekhouder
4.5.
Vanaf oktober 2019 hebben [eiser c.s.] niet langer gebruik gemaakt van de diensten van [gedaagde sub 2] met betrekking tot hun administratie/boekhouding. De nieuwe boekhouder heeft de werkzaamheden die hij “dubbel/extra” heeft moeten verrichten, bij De Leigraaf Transport in rekening gebracht. [gedaagde sub 2] had die werkzaamheden al verricht, maar hij weigerde de stukken die daarover gingen af te geven, zodat de nieuwe boekhouder het werk opnieuw moest verrichten, aldus [eiser c.s.]
4.6.
De kantonrechter deelt de opvatting van [gedaagde c.s.] dat een overdracht van werkzaamheden altijd met extra kosten gepaard gaat. [eiser c.s.] heeft onvoldoende onderbouwd dat het bedrag van € 9.191,16 ziet op schade vanwege het niet overleggen van gegevens door [gedaagde sub 2] . Immers: de facturen die dienen ter onderbouwing van het schadebedrag van € 9.191,16 dateren van november en december 2019. Dit terwijl niet blijkt dat [gedaagde sub 2] rond die periode (herhaaldelijk) om het aanleveren van stukken is gevraagd. [eiser c.s.] hebben enkel de mail van 22 januari 2020 overgelegd met een opvraag van informatie en geen correspondentie van vóór die tijd. Daarmee is onduidelijk gebleven of de werkzaamheden waar de facturen op zien, extra werkzaamheden betreffen. Deze vordering wordt dus afgewezen.
Huurovereenkomst
4.7.
De in conventie onder V gevorderde verklaring voor recht zal worden afgewezen. De beslissingen die de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant in haar beschikking van 25 maart 2022 heeft genomen omtrent de rechtsbetrekking tussen De Leigraaf Holding en DL Agro Logistics zijn tussen hen bindend (hebben gezag van gewijsde). Immers: beslissingen die de rechtsbetrekking in geschil betreffen en zijn vervat in een in kracht van gewijsde gegaan vonnis, hebben in een ander geding tussen dezelfde partijen bindende kracht (art. 236 Rv). De Leigraaf Holding en DL Agro Logistics hebben tegen die beschikking geen hoger beroep ingesteld. Die beschikking is dus in kracht van gewijsde gegaan.
4.8.
Dit betekent dat De Leigraaf Holding niet (opnieuw) kan betogen dat (artikel 12.1 van) de huurovereenkomst ontbonden is, dan wel vernietiging van die huurovereenkomst kan vorderen. De kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant heeft in haar beschikking in overweging 4.7 immers geoordeeld dat de huurovereenkomst op 20 november 2021 is geëindigd door opzegging, zodat die huurovereenkomst niet meer bestaat. Wat niet bestaat, kan niet worden ontbonden of vernietigd.
4.9.
Daarbij komt dat de kantonrechter, evenals de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, van oordeel is dat [eiser c.s.] te weinig hebben gesteld om een onrechtmatige daad, belangenverstrengeling/wanprestatie, bedrog, misbruik van omstandigheden en/of dwaling aan te nemen. Zo is bijvoorbeeld niet gesteld of gebleken dat DL Agro Logistics, in de persoon van [gedaagde sub 2] , oneigenlijke druk op De Leigraaf Holding, in de persoon van [eiser sub 5] of [eiser sub 3] , heeft uitgeoefend om akkoord te gaan met art. 12.1 van de huurovereenkomst. Dat de eisen van redelijkheid en billijkheid tot vernietiging en/of aanpassing van de overeenkomst moeten leiden is ook onvoldoende door [eiser c.s.] onderbouwd.
Huurbedragen
4.10.
[gedaagde c.s.] hebben betaling van een bedrag van € 66.037,50 van [eiser c.s.] gevorderd aan huurachterstand tot en met 3 augustus 2022, te vermeerderen met een bedrag van € 786,50 per week. Op 19 oktober 2022 bedroeg de huurachterstand € 71.688,50. [eiser c.s.] betalen een bedrag van € 1.500,00 per maand aan huur, terwijl een bedrag van € 768,50 per week is overeengekomen, aldus [gedaagde c.s.]
4.11.
[eiser c.s.] vorderen een bedrag van € 55.071,50 van [gedaagde c.s.] Zij stellen dat [gedaagde c.s.] slechts een bedrag van € 386,50 per week in rekening mogen brengen (ongeveer € 1.500,00 per maand), maar een veel hoger bedrag in rekening hebben gebracht. Het bedrag van € 386,50 zijn partijen overeengekomen in art. 4.8 van de huurovereenkomst, aldus [eiser c.s.]
4.12.
Ook over dit geschilpunt heeft de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant al geoordeeld. Volgens haar (zie overweging 4.6 van die beschikking) geldt een huurprijs van € 650,00 per week, exclusief btw. Dat komt overeen met een huurprijs van € 786,50 inclusief btw per week. Deze huurprijs is De Leigraaf Holding, naar het oordeel van de kantonrechter, verschuldigd. Het e-mailbericht van 8 juni 2017 waarin de huurverhoging is vastgelegd is door of namens [eiser sub 5] geaccordeerd. De hogere huurprijs is overeengekomen omdat De Leigraaf Holding meer ging huren (uitbreiding in verband met het kweken van witlof) en De Leigraaf Holding voortaan, anders dan voorheen, de huur die betaald werd door onderhuurders ging innen in plaats van DL Agro Logistics.
4.13.
Voor de vorderingen over en weer betekent dit het volgende. De vordering in reconventie van [gedaagde c.s.] tot betaling van achterstallige huurpenningen van € 71.688,50 (een deel van de vordering in reconventie onder 1), vermeerderd met een bedrag van € 786,50 per week vanaf 26 oktober 2022 wordt toegewezen. Dit is op grond van de huurovereenkomst tot en met 20 november 2021 en ten titel van schadevergoeding vanaf die datum, omdat de huurovereenkomst op die datum geëindigd is. Enkel De Leigraaf Holding is gehouden deze bedragen te betalen. [gedaagde c.s.] hebben hoofdelijke veroordeling van De Leigraaf Transport, [eiser sub 3] , [eiser sub 4] en [eiser sub 5] gevorderd, maar de kantonrechter gaat niet mee in het betoog dat sprake is van onrechtmatig handelen van hen. De huurachterstand is vanaf 2 oktober 2019 ontstaan; de maand waarin [eiser c.s.] overgestapt zijn naar een ander bedrijf dat hun administratie/boekhouding ging doen. Dat, na het inwinnen van advies bij een ander dan [gedaagde sub 2] , een huurachterstand is ontstaan, maakt nog niet dat sprake is van een onrechtmatige daad van De Leigraaf Transport, [eiser sub 3] , [eiser sub 4] en [eiser sub 5] . [eiser c.s.] heeft ook gesteld dat ze de huur niet op konden brengen en dat dat ook de reden van niet betalen is.
4.14.
De vordering van [eiser c.s.] tot terugbetaling van teveel betaalde huur (hun vordering onder IV) wordt afgewezen. De huur is niet onverschuldigd betaald.
4.15.
Omdat de kantonrechter van oordeel is dat de verhoging van de huurprijs tot stand is gekomen, is voldaan aan de voorwaarde waaronder de vordering onder VI is ingesteld. Daarom wordt die ook beoordeeld. Deze vordering wordt ook afgewezen. De afspraak over verhoging van de huur wordt niet ontbonden en ook niet vernietigd, omdat (opnieuw) onvoldoende is onderbouwd dat deze afspraak onder invloed van een wilsgebrek tot stand is gekomen. Dat [eiser c.s.] het gevorderde huurbedrag niet kunnen betalen kan zo zijn, maar maakt niet dat de huurverhoging naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
Boete en buitengerechtelijke incassokosten
4.16.
De door [gedaagde c.s.] gevorderde boete wegens te late betaling van de huurprijs is grotendeels toewijsbaar. [eiser c.s.] hebben betoogd dat de boete gematigd moet worden tot nihil, nu het transportbedrijf van [eiser sub 3] nooit in redelijkheid in staat is geweest om het gevorderde bedrag aan (verhoogde) huur te voldoen. Nog daargelaten dat [gedaagde c.s.] gemotiveerd hebben betwist dat de huur niet opgebracht kon worden, kan de kantonrechter de boete enkel matigen indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist (art. 6:94 BW) en daarvan is in dit geval geen sprake. Wel geldt dat de boete na het einde van de huurovereenkomst niet meer verschuldigd is en dus voor slechts 26 in plaats van 35 maanden wordt toegewezen. Een bedrag van (26x300=) € 7.800,- is De Leigraaf Holding dus aan contractuele boete verschuldigd. Wederom vindt geen hoofdelijke veroordeling plaats.
4.17.
Voor de buitengerechtelijke incassokosten geldt dat de kantonrechter van oordeel is dat [gedaagde c.s.] voldoende hebben onderbouwd dat zij buitengerechtelijke werkzaamheden hebben verricht dan wel hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. Het gevorderde bedrag van € 1.179,80, inclusief btw, is lager dan de gebruikelijke en redelijke tarieven en wordt daarom toegewezen. Ook hier vindt geen hoofdelijke veroordeling plaats.
Ontruiming
4.18.
De in reconventie gevorderde ontruiming kan niet worden toegewezen. [eiser c.s.] hebben aangegeven dat zij na de nieuwe aanzegging van de ontruiming op 29 juni 2022 een beroep hebben gedaan op ontruimingsbescherming. Daarover loopt/liep bij de rechtbank Oost-Brabant een (nieuwe) procedure. Die uitspraak dient te worden afgewacht of, als de uitspraak al is gedaan, dient die uitspraak te worden gevolgd.
Verkoop onroerend goed
4.19.
De vorderingen om DL Agro Logistics te veroordelen de onroerende zaak aan [eiser sub 3] , [eiser sub 4] , [eiser sub 5] of een nader te noemen persoon te verkopen en [gedaagde sub 2] te veroordelen om zijn medewerking daaraan te verlenen (de vordering onder VII en VIII in conventie) zullen worden afgewezen. Hier heeft de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant eveneens een overweging aan gewijd (zie overweging 4.5. van die beschikking) en ook hier geldt daarom het gezag van gewijsde.
4.20.
Los van het gezag van gewijsde geldt dat kantonrechter, net als de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, van oordeel is dat [eiser c.s.] onvoldoende heeft onderbouwd dat iets anders is afgesproken dan in art. 12.1 van de huurovereenkomst is vastgelegd. De Leigraaf Holding had/heeft een eerste recht van koop, maar niet gebleken is van een recht om het gehuurde/het onroerend goed tegen kostprijs over te kopen. Uit de stellingen in de dagvaarding lijkt te volgen dat [eiser sub 3] na verkoop in 2015 dan wel vanaf een ander moment gedacht heeft het onroerend goed tegen kostprijs te kunnen terugkopen, maar dat die gedachte ook door partijen is vastgelegd en/of dat ook [gedaagde sub 2] het eens was met die gedachte en er dus overeenstemming over was is niet gebleken. Dit is ook niet in artikel 7 van de overeenkomst van 16 juli 2014 vastgelegd. Daarin is enkel iets over aandelen geregeld. In die zin is er ook niets “weg-gecontracteerd”. Ook de door [eiser c.s.] overgelegde verklaringen zijn hiervoor onvoldoende onderbouwing. Nog los van het feit dat [gedaagde c.s.] onbetwist hebben gesteld dat een afspraak over terugkoop tegen kostprijs in strijd is met de fiscale regels. Tot slot sluiten de stellingen in de dagvaarding niet uit dat partijen eerst een afspraak over terugkoop tegen marktprijs hebben gemaakt, maar daar later op zijn teruggekomen en die (latere) afspraak hebben vastgelegd door middel van de huurovereenkomst (en/of andere overeenkomsten).
Proceskosten
4.21.
[eiser c.s.] zijn de partijen die ongelijk krijgen in conventie en in reconventie en zij zullen daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten in conventie aan de zijde van [gedaagde c.s.] vastgesteld op een bedrag van (3,00 punten × € 794,00 =) € 2.382,00 aan salaris gemachtigde. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten in reconventie aan de zijde van [gedaagde c.s.] vastgesteld op een bedrag van (2,00 punten × € 794,00 =) € 1.588,00 aan salaris gemachtigde.
4.22.
De gevorderde veroordeling in de nakosten in conventie is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
4.23.
De veroordeling in conventie wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser c.s.] af,
5.2.
veroordeelt [eiser c.s.] hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde c.s.] tot dit vonnis vastgesteld op € 2.382,00,
5.3.
veroordeelt [eiser c.s.] hoofdelijk in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 132,00 aan salaris gemachtigde,
5.4.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.5.
veroordeelt De Leigraaf Holding om aan DL Agro Logistics te betalen een bedrag van € 71.688,50 vanwege achterstallige huurpenningen, vermeerderd met een bedrag van € 786,50 per week vanaf 26 oktober 2022 voor elke week (of gedeelte daarvan) dat De Leigraaf Holding na 26 oktober 2022 nog in het (voorheen) gehuurde aan [adres] verblijft,
5.6.
veroordeelt De Leigraaf Holding om aan DL Agro Logistics te betalen een bedrag van € 7.800,00 aan contractuele boete,
5.7.
veroordeelt De Leigraaf Holding om aan DL Agro Logistics te betalen een bedrag van € 1.179,80, inclusief btw, aan buitengerechtelijke incassokosten,
5.8.
veroordeelt De Leigraaf Holding in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde c.s.] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.588,00,
5.9.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.10.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.J. van Acht en in het openbaar uitgesproken op 19 mei 2023.
398 \ 40141