Uitspraak
RECHTBANK Gelderland
1.[gedaagde sub 1] ,2. [gedaagde sub 2] ,
1.De procedure
- de door [gedaagde c.s.] overgelegde productie 16
2.De feiten
“artikel 6 Staat van de onroerende zaak/Gebruik6.1. De onroerende zaak zal aan koper in eigendom worden overgedragen in de staat waarin deze zich bij het tot stand komen van deze koopovereenkomst bevindt, derhalve met alle daarbij behorende rechten en aanspraken, (…) zichtbare en onzichtbare gebreken (…). Koper aanvaardt deze staat.(…)6.3. De onroerende zaak zal bij de eigendomsoverdracht de feitelijke eigenschappen bezitten die nodig zijn voor een normaal gebruik als:woonhuis.(…)Verkoper staat niet in voor andere eigenschappen dan die voor een normaal gebruik nodig zijn. Gebreken die het normale gebruik belemmeren en die aan koper bekend of kenbaar zijn op het moment van het tot stand komen van deze koopovereenkomst komen voor rekening en risico van koper.Voor gebreken die het normale gebruik belemmeren en die niet aan koper bekend of kenbaar waren op het moment van het tot stand komen van deze koopovereenkomst is verkoper uitsluitend aansprakelijk voor de herstelkosten. Bij het vaststellen van de herstelkosten wordt rekening gehouden met de aftrek ‘nieuw voor oud’.”
3.Het geschil
subsidiair:1b. voor recht verklaart dat [gedaagde c.s.] is tekortgeschoten in de nakoming van de koopovereenkomst, dat [gedaagde c.s.] aansprakelijk is voor de door [eiser] geleden schade en [gedaagde c.s.] veroordeelt tot betaling aan [eiser] van een schadevergoeding van € 662.812,97, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 juni 2021,
zowel primair als subsidiair:2. [gedaagde c.s.] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van de buitengerechtelijke kosten ad € 6.775,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 oktober 2022,
Ter opheffing van het nadeel dat [eiser] lijdt wordt gevorderd de gevolgen van de overeenkomst te wijzigen door de koopprijs te verminderen met het bedrag dat gelijk staat aan de schade c.q. het nadeel dat [eiser] lijdt.
maakt tevens aanspraak op vergoeding van de door hem gemaakte buitengerechtelijke kosten ad € 6.775,00.
4.De beoordeling
a. indien de dwaling is te wijten aan een inlichting van de wederpartij, tenzij deze mocht aannemen dat de overeenkomst ook zonder deze inlichting zou worden gesloten,
b. indien de wederpartij in verband met hetgeen zij omtrent de dwaling wist of behoorde te weten, de dwalende had behoren in te lichten.
De vernietiging kan niet worden gebaseerd op een dwaling die een uitsluitend toekomstige omstandigheid betreft of die in verband met de aard van de overeenkomst, de in het verkeer geldende opvattingen of de omstandigheden van het geval voor rekening van de dwalende behoort te blijven (artikel 6:228 lid 2 BW). De in het verkeer geldende opvattingen kunnen meebrengen dat de dwaling voor rekening van de dwalende behoort te blijven indien hij onvoldoende onderzoek heeft gedaan om een onjuiste voorstelling van zaken te voorkomen. Het is echter vaste jurisprudentie dat de redelijkheid en billijkheid zich er in beginsel tegen verzetten dat een partij op wie een mededelingsplicht rust ter afwering van een beroep op dwaling aanvoert dat de dwalende het ontstaan van de onjuiste voorstelling (mede) aan zichzelf heeft te wijten.
Als het beroep op dwaling succesvol is, kan de rechter op verlangen van een van de partijen de gevolgen van de overeenkomst wijzigen ter opheffing van het nadeel dat de tot vernietiging bevoegde bij instandhouding van de overeenkomst lijdt (6:230 lid 2 BW).
4.5. Partijen zijn van deze wettelijke regeling (van regelend recht) afgeweken in artikel 6.1 en 6.3 van de volgens het NVM-model opgestelde koopovereenkomst. De bepalingen van de koopovereenkomst wijken in die zin af van de wettelijke regeling dat afgesproken is dat het verkochte de feitelijke eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik van het verkochte als woonhuis nodig zijn, behoudens voor zover deze aan [eiser] bekend of kenbaar waren op het moment van het tot stand komen van de overeenkomst, en dat [gedaagde c.s.] niet instaat voor andere eigenschappen dan die voor een normaal gebruik nodig zijn.
4.7. Indien de aanwezigheid van het gebrek niet in de weg staat aan normaal gebruik van de zaak, kan toch sprake zijn van non-conformiteit als de koper op grond van uitdrukkelijke mededelingen van de verkoper meer mocht verwachten dan hetgeen naar objectieve maatstaven voor normaal gebruik van de gekochte woning nodig is.
Ook bij non-conformiteit geldt dat een verkoper die een op hem rustende mededelingsplicht heeft geschonden, in beginsel niet aan de koper kan tegenwerpen dat hij te weinig onderzoek heeft gedaan.
De door [eiser] gestelde gebreken
[eiser] heeft gesteld dat [gedaagde c.s.] een onjuiste mededeling heeft gedaan door in de vragenlijst in te vullen dat geen gebreken zijn geconstateerd aan de dakconstructie en dat geen sprake is (geweest) van vochtdoorslag of optrekkend vocht. Op grond hiervan mocht hij ervan uitgaan dat van genoemde gebreken geen sprake was, aldus [eiser] . De gebreken verhinderen volgens hem het normale gebruik van de woning. [X] schat de herstelkosten op € 1.476,00 (productie 12 [eiser] ).
De schade bedraagt volgens [eiser] € 5.320,58.
4.16. Ook voor het aannemen van dit gebrek op het moment van de koop of de levering heeft [eiser] , mede gelet op het door [gedaagde c.s.] gevoerde verweer, onvoldoende gesteld. De verklaringen van [Z] van Drie ‘d’ Rekreatiebouw B.V en [Y] van Robair Groep Luchttechniek (productie 13 [eiser] ) zijn hiervoor onvoldoende. [Z] heeft verklaard dat hij op 6 mei 2021 heeft geconstateerd dat de luchtontvochtigingsinstallatie van het zwembad nauwelijks werkte, maar deze verklaring lijkt in tegenspraak met het feit dat hij blijkens de factuur voor zijn werkzaamheden op die dag (productie 14 [eiser] ) een instructie met betrekking tot de zwembadinstallatie heeft gegeven, hetgeen erop wijst dat de installatie toen nog functioneerde. Aan de door [Y] afgelegde verklaring kan geen (doorslaggevende) betekenis worden gehecht, nu zijn bedrijf [eiser] heeft geadviseerd een nieuwe installatie te kopen en het deze nieuwe installatie ook daadwerkelijk aan [eiser] heeft verkocht en geleverd.
Bovendien heeft [eiser] de stelling van [gedaagde c.s.] dat hij tijdens de keuring en de vijf andere bezoeken heeft kunnen zien dat het apparaat in werking was, niet weersproken. Hij heeft zijn vermoeden dat dit mogelijk was doordat [gedaagde c.s.] de temperatuur van het zwembad laag had gezet, niet nader onderbouwd. Van belang is dat [eiser] niet gemotiveerd heeft betwist dat, zoals [gedaagde c.s.] heeft gesteld, de deskundige van VEH - die als een onafhankelijk deskundige moet worden aangemerkt - het systeem daadwerkelijk op werking heeft gecontroleerd. In het rapport van de bouwtechnische keuring van VEH (productie 11 [eiser] ) is niet vermeld dat de installatie gebreken vertoont en/of dat er (herstel)werkzaamheden nodig zijn. Wel is geadviseerd de filters van de installatie minimaal maandelijks te reinigen en jaarlijks te vervangen, de aan- en afvoerpunten van de ventilatie regelmatig te reinigen en de gehele installatie jaarlijks door een installateur te laten inspecteren en schoonmaken.
Dat het apparaat ten tijde van de verkoop in werking was wordt bevestigd door de makelaar van [gedaagde c.s.] , die heeft verklaard dat hem tijdens bezichtigingen nooit is opgevallen dat er condensvorming en/of schimmel in de zwembadruimte aanwezig was en dat het ventilatiesysteem zijns inziens prima heeft gefunctioneerd (productie 2 [gedaagde c.s.] ).
In een door hem overgelegd e-mailbericht van een hovenier (productie 15) is vermeld dat het weghalen van de varens ongeveer 20 uur à € 40,00 exclusief btw per jaar kost. [eiser] meent dat het redelijk is een vergoeding te ontvangen voor een periode van twintig jaar, in de hoop dat de groei van de varens na die tijd redelijk onder controle is.
Niet is komen vast te staan dat er meer varens aanwezig zijn dan [eiser] in de gegeven omstandigheden mocht verwachten. [eiser] heeft niet heeft betwist dat de varens zich alleen bevinden in het achterste, meer bosachtige deel van de tuin. In deze omstandigheden mocht [gedaagde c.s.] ervan uitgaan dat de situatie voor [eiser] duidelijk was en hoefde hij niet te begrijpen dat de aanwezigheid van de varens in de tuin en het daarmee gepaard gaande onderhoud voor [eiser] van belang was voor het aangaan van de overeenkomst. Het beroep op dwaling faalt dus.
Het feit dat de poort met een app kan worden bediend maakt ook dat het ontkennende antwoord in de vragenlijst niet als grondslag voor dwaling kan dienen, omdat [gedaagde c.s.] vanwege de aanwezigheid van die app mocht aannemen dat de overeenkomst ook zonder inlichting over het minder functioneren van de afstandsbedieningen zou worden gesloten.
hoefde evenmin te begrijpen dat het voor [eiser] wezenlijk was dat de poort, behalve met een app, ook met de afstandsbediening (optimaal) zou functioneren. Op hem rustte dus geen mededelingsplicht. [eiser] kan zich dus niet met succes op dwaling beroepen vanwege het gestelde gebrek aan de afstandsbediening.
Gebrek aan de leidingen in de kruipruimte4.26. [eiser] voert ook aan dat veel (delen van de) waterleidingen in de kruipruimte niet meer worden gebruikt, maar desondanks niet zijn afgesloten. Dit brengt volgens hem gezondheidsrisico’s in de vorm van vervuild water met zich en staat in de weg aan het normaal gebruik van de woning. Hij heeft verwezen naar verklaringen van [X] en [naam installateur] (producties 12 en 16 [eiser] ), die in zijn opdracht werkzaamheden in de woning hebben verricht. [eiser] heeft gesteld te hebben gedwaald door de ontkennende beantwoording van de vraag over de bekendheid met gebreken of bezwaren over de (technische) installaties. [gedaagde c.s.] wist volgens hem dat de juiste informatie voor [eiser] van belang was wat betreft de overeengekomen voorwaarden. De overeenkomst is ook onder invloed van dwaling gesloten omdat [gedaagde c.s.] hem hierover ten onrechte niet heeft geïnformeerd, meent [eiser] . De herstelkosten worden begroot op € 3.500,00 (productie 19).
4.28. [eiser] heeft dus onvoldoende gesteld om aan te nemen dat het door hem gestelde gebrek zich ten tijde van de koop of levering heeft voorgedaan, zodat het beroep op dwaling en non-conformiteit wordt verworpen.
Gebrek aan de bron van de beregeningspomp4.32. [eiser] stelt voorts dat de beregeningsinstallatie in de tuin reeds voor de levering van de woning niet werkte en dat de oorzaak daarvan lag in de bron. Volgens hem moet [gedaagde c.s.] dit hebben geweten omdat dit gebrek in de loop der jaren ontstaat. Ofschoon hij wist dat de juiste informatie voor [eiser] van belang was voor het sluiten van de overeenkomst, heeft [gedaagde c.s.] een onjuiste mededeling gedaan door in de vragenlijst in te vullen dat hem geen gebreken over de (technische) installaties bekend zijn, waardoor [eiser] heeft gedwaald, aldus [eiser] . Het gebrek aan de bron belemmert volgens [eiser] het normale gebruik van de woning met tuin. Hij heeft facturen overgelegd met een totaalbedrag van € 4.938,57 (productie 21 [eiser] ).
4.33. [gedaagde c.s.] heeft betwist dat (de bron van) de beregeningspomp niet goed functioneerde. Ter toelichting heeft hij aangevoerd dat beregening door middel van de beregeningsinstallatie (met meer dan een kilometer druppelslang en pop-up sproeiers) noodzakelijk is om de tuin van 5.200 m² met veel groen op deels zandgrond in goede conditie te houden. Hij heeft verwezen naar de verkoopbrochure (productie 1 [gedaagde c.s.] ), waarin foto’s van de tuin zijn opgenomen. Op die foto’s oogt de beplanting fris en ziet het gazon groen uit. Verder heeft hij een verklaring van hovenier De Lange overgelegd (productie 3). Deze onderschrijft dat een goed werkend beregeningssysteem absoluut noodzakelijk is en stelt dat een groot deel van de beplanting en het gras het zonder extra water niet zou overleven op de zandgrond. De Lange heeft tevens gemeld dat hij op 21 oktober 2020 de laatste keer tuinonderhoud voor [gedaagde c.s.] heeft verricht en dat hij beslist zou hebben opgemerkt als het beregeningssysteem niet goed zou hebben gewerkt, zeker tijdens de droge zomer van 2020.
De beantwoording in de vragenlijst kan niet worden aangemerkt als een mededeling van [gedaagde c.s.] waaraan de dwaling van [eiser] zou zijn te wijten, omdat [eiser] daarbij geen onjuiste informatie heeft verstrekt.
Op [gedaagde c.s.] rustte geen mededelingsplicht. De kachel was immers ten tijde van het sluiten van de overeenkomst nog niet in gebruik. Voor het aannemen van een mededelingsplicht zou in dit geval nodig zijn dat [gedaagde c.s.] ten tijde van het sluiten van de overeenkomst had moeten begrijpen dat de uitvoering van de plannen van de buren in de nabije toekomst zodanig ernstige overlast zou veroorzaken dat [eiser] , als hij hiervan zou hebben geweten, de koopovereenkomst niet (niet onder dezelfde voorwaarden) zou hebben gesloten. Dat hiervan sprake is geweest, is gesteld noch gebleken.
Het beroep op dwaling wordt dus afgewezen.
Gevaarlijke situatie door verzwakte bomen
Overgelegd zijn facturen die betrekking hebben op snoei- en kapwerkzaamheden en het herstellen van stormschade met een totaalbedrag van € 14.626,82 (productie 24 [eiser] ).
“Deze grove dennen zijn door verschillende oorzaken verzwakt. Dit heeft te maken met een afnemende vitaliteit en ongunstige weersomstandigheden in het verleden. Hierdoor is de verschijningsvorm niet meer optimaal en hebben de bomen in verband hiermee onvoldoende toekomstperspectief.”Geconcludeerd is dat het kappen van de dennen dient te prevaleren boven het behoud van natuur-, milieu en landschappelijke waarden omdat
“de bomen niet meer optimaal vitaal zijn en ook de verschijningsvorm door takbreuk is aangetast”.Deze bewoordingen duiden er niet op dat de bomen vanwege hun conditie een bovenmatig risico voor hun omgeving in zich bergen of hebben geborgen. Dat blijkt evenmin uit de facturen. De meeste facturen hebben betrekking op herstelwerkzaamheden in verband met stormschade in de periode van februari tot en met juni 2022. [gedaagde c.s.] heeft onbetwist gesteld dat de storm Eunice op 18 februari 2022 in Nederland woedde en tot veel schade heeft geleid, waarbij ook gezonde bomen zijn omgewaaid. Uit de facturen blijkt niet dat ten tijde van de koop of levering, dan wel kort daarna bomen zijn gekapt. In een nota van 5 juli 2022 is het kappen van twee dennen gefactureerd. Dat is dus ruim een jaar na de levering. Ook hieruit blijkt dus niet dat de bomen ten tijde van de koop of de levering in een dermate slechte conditie waren, dat sprake was van een gevaarzettende situatie.
Ook indien ervan uitgegaan zou worden dat [gedaagde c.s.] bij het sluiten van de overeenkomst bekend was met het feit dat de bomen, zoals vermeld in de vergunning, niet meer een optimale vitaliteit hadden en waren aangetast door takbreuk, dan rustte op hem geen verplichting om hiervan melding te maken. [eiser] kocht immers een huis dat gelegen is op een bosrijk perceel en het moet hem duidelijk zijn geweest dat de aanwezige bomen van tijd tot tijd onderhoud nodig hebben in de vorm van snoei- en kapwerkzaamheden. Daarom hoefde [gedaagde c.s.] er geen rekening mee te houden dat de informatie over de gesteldheid van de bomen voor [eiser] van doorslaggevend belang was.
Het voorgaande betekent dat het beroep op dwaling wordt verworpen
- overeenkomstig de overgelegde offerte - te vervangen (door een designradiator).
Hier komt bij dat [gedaagde c.s.] onbetwist heeft gesteld dat de radiator in het zicht hangt en de gestelde roestvorming dus voor [eiser] tijdens de bezichtigingen van de woning zichtbaar moet zijn geweest, zodat [gedaagde c.s.] er geen rekening mee hoefde te houden dat [eiser] dwaalde. Op grond hiervan rustte op [gedaagde c.s.] geen verplichting om [eiser] van de roestvorming op de hoogte te stellen.
[gedaagde c.s.] heeft dus geen onjuiste informatie verstrekt bij het opgeven van de voorschotbedragen. Het beroep op dwaling vanwege een onjuiste opgave van het voorschot voor energiekosten wordt dus verworpen.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft [eiser] tevens aangevoerd dat in de verkoopbrochure van de woning is vermeld dat de woning geheel geïsoleerd is en dat hij mocht vertrouwen op deze serieuze mededeling van [gedaagde c.s.]
4.52. [gedaagde c.s.] heeft gemotiveerd betwist dat dakisolatie ontbreekt. Hij stelt dat Engie waarschijnlijk zelf geen onderzoek heeft gedaan en is afgegaan op informatie van [eiser] zelf. Volgens hem hebben de vorige bewoners nieuwe dakbedekking en dakisolatie laten aanbrengen en heeft hij de offerte uit 2000 voor deze werkzaamheden, samen met andere stukken, in een blauwe map aan [eiser] gegeven. Deze stukken waren bestemd voor de deskundige van VEH in verband met het opstellen van een energiecheck. Van die blauwe map heeft hij een foto gemaakt tijdens de overhandiging ervan (productie 11 [gedaagde c.s.] ). Dat deze werkzaamheden daadwerkelijk zijn uitgevoerd blijkt volgens [gedaagde c.s.] uit de verkoopbrochure uit 2004 (productie 8 [gedaagde c.s.] ). In die brochure is vermeld dat er sprake is van dakisolatie. Verder heeft [gedaagde c.s.] een verklaring van [naam installateur 2] van [naam installateur 2] Installatietechniek van 5 april 2022 (productie 9 [gedaagde c.s.] ) overgelegd, waarin deze heeft verklaard dat hij bij het uitvoeren van werkzaamheden in 2014 en 2020 heeft geconstateerd dat er isolatie op het dak van de woning ligt.
Tevens geldt dat [eiser] onvoldoende heeft onderbouwd dat hij ten tijde van het sluiten van de overeenkomst in de veronderstelling verkeerde dat het gehele dak geïsoleerd was, nu in de in zijn opdracht en voor het sluiten van de overeenkomst uitgebrachte energiecheck van de VEH (productie 36 [eiser] ) bij dakisolatie is vermeld: “Matig/na-isolatie”.
Het beroep op dwaling en non-conformiteit wordt daarom verworpen.
Nu de mededeling juist was, kan ook niet worden aangenomen dat de woning wat energielabel betreft niet voldoet aan de verwachtingen die [eiser] op grond van de koopovereenkomst mocht hebben. Ook het beroep op non-conformiteit wordt dus verworpen.
Volgens [gedaagde c.s.] mocht [eiser] uit de verklaring over de isolatie in elk geval niet opmaken dat alle muren (na-)geïsoleerd zijn, gelet op de leeftijd van de woning. Over de verklaring en de factuur van Isolatiedeal B.V. merkt [gedaagde c.s.] op dat hieruit niet blijkt welke muren zijn onderzocht en welke werkzaamheden zijn uitgevoerd. Op basis van een prijs van € 20,00 per m² is er volgens hem maximaal 180 m² na-geïsoleerd, terwijl het woonhuis 500 m² muuroppervlakte heeft. Hij heeft verder gesteld dat de na-isolatie die vijftien jaar geleden is aangebracht mogelijk is gaan zakken en dat het ook mogelijk is dat Rouwenhorst de werkzaamheden destijds niet (volledig) deugdelijk heeft uitgevoerd. Van een onjuiste mededeling is evenwel sprake, aldus [gedaagde c.s.]
Dit leidt er toe dat ook ten aanzien van dit gestelde gebrek het beroep op dwaling en wanprestatie wordt afgewezen.
Voor de subsidiaire, op wanprestatie gebaseerde vordering geldt bovendien dat geen verzuim is ingetreden omdat [gedaagde c.s.] voor dit gebrek niet in gebreke is gesteld. Ook daarom bestaat voor dit gestelde gebrek geen recht op schadevergoeding.
5.De beslissing
17 mei 2023