ECLI:NL:RBGEL:2023:2936

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 mei 2023
Publicatiedatum
24 mei 2023
Zaaknummer
C/05 418182 / ZJ RK 23-323
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de machtiging voor gesloten jeugdhulp voor een jongere met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Gelderland op 2 mei 2023 een mondelinge uitspraak gedaan over een verzoek tot machtiging voor gesloten jeugdhulp voor een jongere van ruim zeventien jaar. De kinderrechter heeft het verzoek afgewezen, omdat er onvoldoende aanknopingspunten waren om de jongere in een gesloten accommodatie te plaatsen. De jongere, die op het punt staat zijn stage met goed gevolg af te ronden, heeft groot belang bij het kunnen voortzetten van zijn opleiding. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de GI (gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Gelderland) geen concreet plan heeft gepresenteerd voor de gesloten plaatsing en dat de zorgen over de jongere niet voldoende zijn om een ingrijpende maatregel te rechtvaardigen.

Tijdens de mondelinge behandeling waren de jongere, zijn ouders en de GI aanwezig. De ouders voerden verweer tegen het verzoek van de GI, waarbij de moeder aangaf dat de jongere slechter af is sinds zijn plaatsing in de gesloten accommodatie. De vader benadrukte dat hij openstaat voor een alternatieve woonvorm voor de jongere, maar niet in een gesloten setting. De jongere zelf gaf aan dat hij geen gevaar vormt voor zichzelf of anderen en dat hij zijn ambities wil waarmaken.

De kinderrechter heeft in haar beoordeling rekening gehouden met de belangen van de jongere, zijn opleiding en de zorgen van de GI. Uiteindelijk heeft de kinderrechter besloten de machtiging voor gesloten jeugdhulp te beëindigen en de overige verzoeken van de GI af te wijzen. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Zutphen
Zaaknummer: C/05/418182 / ZJ RK 23-323
Datum uitspraak: 2 mei 2023

Beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Gelderland, regio Noord,

locatie Apeldoorn, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [de minderjarige] ,
advocaat: mr. M. Bakhuis, te Apeldoorn.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

[naam vader] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] .

Het verdere procesverloop

Dit blijkt uit:
- de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 21 april 2023;
- het verzoekschrift van de GI van 20 april 2023, ingekomen bij de griffie op 21 april 2023;
- de instemmende verklaring van 20 april 2023 van de gekwalificeerde gedragswetenschapper;
- de aanvulling op de instemmingsverklaring naar aanleiding van het gesprek met [de minderjarige] van 24 april 2023 van de gekwalificeerde gedragswetenschapper, binnengekomen bij de griffie op 26 april 2023;
- het verweer van de ouders, ingekomen bij e-mailbericht van 30 april 2023.
Bij beschikking van de kinderrechter van 21 april 2023 is een spoedmachtiging verleend om [de minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en verblijven van
21 april 2023 tot 19 mei 2023 en is bepaald dat de GI, de ouders en [de minderjarige] en zijn advocaat hierover zullen worden gehoord tijdens de mondelinge behandeling van 2 mei 2023.
Op 2 mei 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
  • [de minderjarige] , bijgestaan door mr. M. Bakhuis;
  • de moeder;
  • de vader;
  • twee vertegenwoordigsters van de GI.

Het standpunt van de verzoeker

De GI heeft aansluitend op de spoedmachtiging verzocht een machtiging voor gesloten jeugdhulp te verlenen voor de duur van zes maanden.
Tijdens de zitting heeft de GI haar verzoek gehandhaafd. De GI acht een (spoed)machtiging voor opname en verblijf in een gesloten setting noodzakelijk voor [de minderjarige] omdat [de minderjarige] , op het moment van aanvragen, een ernstig gevaar vormde voor zowel zichzelf als voor anderen. Hierbij spelen het gedrag van [de minderjarige] en het incident met de moeder op weg naar Karakter voor de GI een belangrijke rol. Het voornaamste doel van de spoedmachtiging was om een situatie van veiligheid te creëren, zodat van daaruit gekeken kan worden naar het toekomstperspectief van [de minderjarige] . Een open accommodatie was daarbij geen optie, omdat [de minderjarige] bij een eerdere opname in een open setting meermaals is weggelopen, wat zorgde voor een situatie van onveiligheid. Daarnaast maakt de GI zich zorgen wat er gebeurt als [de minderjarige] zich een keer niet in de hand heeft. Het is ook voor de vader niet mogelijk om de hele dag toezicht te houden op [de minderjarige] . In een accommodatie voor gesloten jeugdhulp is er meer zicht op [de minderjarige] en meer expertise om [de minderjarige] te begeleiden.

Het standpunt van de ouders

De ouders voeren verweer tegen het verzoek van de GI.
De moeder is van mening dat er veel verdraaid is door de GI. Het klopt dat de moeder met een vertegenwoordiger van de GI gesproken heeft, maar daarmee heeft zij niet ingestemd met een machtiging van deze strekking. Dat was nooit haar bedoeling. De moeder geeft aan dat het slechter met [de minderjarige] gaat sinds hij in de gesloten accommodatie zit. Door de plaatsing kan hij niet meer naar zijn stage toe, waardoor hij, als hij op 4 mei niet verschijnt, de gehele stage opnieuw zal moeten doorlopen en de ontvangen stagevergoeding zal moeten terugbetalen. Dit vindt de moeder niet wenselijk voor [de minderjarige] . De moeder geeft aan dat [de minderjarige] en de ouders al veel onrecht meegemaakt hebben door alles wat er hiervoor gebeurd is. [de minderjarige] ziet inmiddels in dat er een grens is en waar deze ligt. Hij wil graag naar een andere plek dan de gesloten accommodatie waar hij nu zit. Dat hoeft niet bij de moeder te zijn, het mag ook een open accommodatie of bij de vader zijn. De moeder geeft zelf aan niet in staat te zijn de goede hulp te bieden.
De vader geeft aan dat dit alles veel impact heeft op [de minderjarige] en de vader. De vader vindt het stuitend dat ouders niet gekend worden door de GI in alles wat er gebeurt rondom [de minderjarige] . De vader is teleurgesteld dat er in het verleden door de rechter niet besloten is dat [de minderjarige] bij hem kon gaan wonen. De vader staat hier nu nog steeds voor open. De vader geeft aan dat [de minderjarige] vorig jaar een tijdje bij hem heeft gewoond en dat dat goed ging. [de minderjarige] heeft ook een goede band met grootouders vaderszijde, die een rustgevende uitwerking op hem hebben. De vader en [de minderjarige] zien in dat [de minderjarige] nu echt hulp nodig heeft, maar de vader is van mening dat een machtiging gesloten jeugdhulp niet de juiste manier daarvoor is. [de minderjarige] had zijn leven, school en doelen eindelijk weer opgepakt en dat wordt nu afgesneden. Dit lijkt de vader niet helpend. De vader wil [de minderjarige] heel graag helpen, maar dan wel in een andere setting dan de gesloten accommodatie.

Het standpunt van [de minderjarige] en zijn advocaat

[de minderjarige] voert verweer tegen het verzoek van de GI. Hij geeft aan dat het slecht met hem gaat sinds hij in de gesloten accommodatie zit, zonder zijn vertrouwde, sociale netwerk. Hij ziet er geen toekomst. [de minderjarige] geeft aan dat hij en de ouders een plan hebben hoe het nu verder moet met hem, waarbij toegewerkt wordt naar zelfstandigheid. Ook zet hij daarbij de behandeling bij Karakter, die een jaar geleden gestart is, voort en kan hij binnenkort met agressie-regulatietraining starten in Ede. Dit is op verzoek van [de minderjarige] zelf, omdat hij zijn agressie graag nog verder onder controle wil krijgen. [de minderjarige] geeft ook aan dat een deel van de zorgen van de GI klopt, maar ook dat er dingen beweerd worden die niet kloppen, zoals de bewering dat [de minderjarige] en [naam] geen relatie meer hebben en de omschrijving van het incident tussen de moeder en [de minderjarige] onderweg naar Karakter. [de minderjarige] zelf denkt niet dat hij een gevaar vormt voor zichzelf of iemand in zijn omgeving. Hij heeft veel spijt van de eerdere strafzitting en is vastberaden zijn ambities en plannen na te leven op het rechte pad. Hierbij is het belangrijk voor hem om zijn school en stage te kunnen afronden.
De advocaat heeft namens [de minderjarige] bepleit dat er geen acute noodzaak bestaat en ook niet voldaan is aan de gronden voor een machtiging gesloten jeugdhulp. Hoewel er zorgen zijn, zijn deze niet voldoende om een dermate ingrijpende maatregel te rechtvaardigen. De gevolgen daarentegen zijn groot, met name voor de school en stage van [de minderjarige] . Op zijn vroegst kan [de minderjarige] , als de machtiging wordt toegewezen, hier pas in september (weer opnieuw) beginnen. Primair verzoekt de advocaat namens [de minderjarige] dan ook om herroeping van de spoedmachtiging en afwijzing van de rest van het verzoek. Subsidiair verzoekt de advocaat aanhouding van de zaak, om de GZ-psycholoog (de individueel behandelaar van [de minderjarige] ) op te roepen en zo zijn standpunt te kunnen vernemen. Tot slot geeft de advocaat nog aan dat het misschien mogelijk is om een voorwaardelijke machtiging af te geven, onder de voorwaarde dat [de minderjarige] onder behandeling blijft en zich meldt en zich aan de afspraken houdt.

De verdere beoordeling

Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet kan een machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en het verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
De kinderrechter ziet op dit moment onvoldoende noodzaak om de gevraagde machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te verlenen. Voorop staat dat de kinderrechter de machtiging slechts kan toewijzen voor een periode van vier weken, omdat dat de resterende termijn is van de ondertoezichtstelling. De GI heeft (tijdens de mondelinge behandeling) geen verzoek ingediend tot verlenging hiervan. Tijdens de mondelinge behandeling kon de GI niet concreet zeggen wat het plan met de gesloten plaatsing van [de minderjarige] was. De GI sprak in algemene termen en voor een jongen van ruim zeventien jaar, die op het punt staat zijn stage met (redelijk) goed gevolg af te sluiten, vindt de kinderrechter dat te weinig aanknopingspunten bieden. Voor de kinderrechter blijft dan de afweging over wat op het moment van de mondelinge behandeling en alles afwegend het meest in het belang lijkt van [de minderjarige] .
Dat er reële zorgen over [de minderjarige] zijn, staat vast. Hoewel hij zelf een andere lezing heeft van de gebeurtenissen en de ouders geschrokken zijn van de maatregelen, zijn er eerder zorgwekkende dingen gebeurd. Het is dan ook niet onbegrijpelijk dat de instanties wilden ingrijpen om een veilige situatie te creëren. De GI heeft echter een algemeen geformuleerd, weinig concreet plan over hoe het nu verder moet. De betrokken jeugdbeschermer was niet ter zitting aanwezig en de vertegenwoordigsters konden niet met zekerheid aangeven wanneer deze de zaak weer kon oppakken. Hierbij wordt gehoopt, maar staat niet vast, dat de betrokken jeugdbeschermer snel aan de slag kan gaan. Daartegenover staat, zo oordeelt de kinderrechter, dat de komende vier weken van groot belang zijn voor [de minderjarige] , op het gebied van school en stage. Het is belangrijk dat [de minderjarige] dit kan afmaken. Het zou bijzonder goed zijn als het [de minderjarige] lukt om zijn opleiding voor de zomervakantie af te ronden. De kinderrechter maakt zich zorgen over wat het met [de minderjarige] gaat doen als hij nu nog langer in de gesloten accommodatie moet blijven en daardoor zijn stage niet langer kan vervolgen. Het risico bestaat dat [de minderjarige] dan de moed laat zakken, vastloopt in zijn ontwikkeling en slachtoffer kan worden van andere mensen, die misbruik van hem willen maken. De kinderrechter wil [de minderjarige] de kans geven om zijn ambities waar te maken en gaat ervan uit dat hij zijn voornemen om op het rechte pad te blijven, gestand zal doen.
Om die redenen wijst de kinderrechter het verzoek af. De spoedmachtiging zoals deze is afgegeven wordt beëindigd met ingang van de dag na de zitting. Op deze manier heeft [de minderjarige] de tijd om zijn spullen te pakken. De vader zal hem uit de accommodatie ophalen.
De kinderrechter overweegt nog dat zij deze beslissing vindt passen bij de beslissing die de kinderrechter in de strafzaak heeft genomen. Deze strafzaak is afgedaan met een geheel voorwaardelijke straf. Van [de minderjarige] en de advocaat heeft de kinderrechter begrepen dat dit ook te maken had met het afronden van de stage en de opleiding van [de minderjarige] .

De beslissing

De kinderrechter:
- beëindigt de machtiging om de minderjarige,
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van de dag na de zitting, op 3 mei 2023;
- wijst de overige verzoeken af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2023 door mr.drs. J.M. Klep, kinderrechter, in aanwezigheid van J.J. van den Boogaard als griffier, en op schrift gesteld op 17 mei 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.