ECLI:NL:RBGEL:2023:2913

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 mei 2023
Publicatiedatum
24 mei 2023
Zaaknummer
AWB - 22 _ 3095
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van een ex-werknemer en de toekenning van een WIA-uitkering door het UWV

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland op 24 mei 2023, wordt het beroep van [A] B.V. tegen de beslissing van het UWV behandeld. Het UWV had aan ex-werknemer [C] een WIA-uitkering toegekend, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid op 62,64% was vastgesteld. Eiser, [A] B.V., was het niet eens met deze beslissing en voerde aan dat de medische grondslag niet juist was vastgesteld en dat er onvoldoende onderbouwing was voor de aangenomen beperkingen. De rechtbank oordeelt dat het UWV zorgvuldig onderzoek heeft verricht en dat de medische situatie van ex-werknemer op 2 september 2021 correct is beoordeeld. De rechtbank concludeert dat de verzekeringsarts B&B alle relevante informatie heeft meegewogen en dat er geen reden is om aan de juistheid van de vastgestelde beperkingen te twijfelen. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat de beslissing van het UWV om de WIA-uitkering toe te kennen, wordt bevestigd. Eiser krijgt geen proceskosten vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: ARN 22/3095

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[A] B.V., gevestigd in [plaats B] , eiser

(gemachtigde: mr. F.T.E. Stam),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. M.A. Bakker).

Inleiding

Het UWV heeft [C] (ex-werknemer) een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 62,64%.
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 13 mei 2022.
Ex-werknemer heeft verklaard niet als derde-partij aan het geding te willen deelnemen. Hij heeft geen toestemming gegeven om medische gegevens te delen met zijn ex-werkgever (eiser). De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) beslist dat alleen de gemachtigde van eiser van de medische stukken kennis mag nemen. De rechtbank zal in de uitspraak geen medische informatie opnemen, om te voorkomen dat eiser alsnog kennisneemt van de medische situatie van ex-werknemer.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Ex-werknemer heeft voor het laatst gewerkt als Manager Inkoop bij eiser voor gemiddeld 40 uur per week. Op 5 september 2019 heeft hij zich ziekgemeld voor dit werk vanwege gezondheidsklachten. Het UWV heeft ex-werknemer vervolgens ziekengeld op grond van de Ziektewet toegekend.
2. Ex-werknemer heeft een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet WIA gedaan. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat ex-werknemer op 2 september 2021 voor 62,64% arbeidsongeschikt is en heeft daarom besloten hem per die datum een WIA-uitkering toe te kennen.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 5 mei 2022. De medische belastbaarheid van ex-werknemer is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 24 september 2021.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van 10 mei 2022
.

Wat vindt eiser

6. Eiser is het niet eens met het UWV. Hij voert aan dat de medische grondslag deels niet juist is vastgesteld en dat een adequate onderbouwing voor een deel van de aangenomen beperkingen ontbreekt. Eiser is van mening dat bepaalde klachten onvoldoende zijn onderzocht. Eiser is van mening dat de belastbaarheid en prognose opnieuw moeten worden vastgesteld aan de hand van een adequaat verzekeringsgeneeskundig onderzoek en het opvragen van diverse stukken. Eiser heeft twee rapporten van zijn medisch adviseur (verzekeringsarts J.T. Lek) overgelegd. De medisch adviseur stelt dat vanuit de vastgestelde medische objectieve afwijkingen en aan de hand van de bevindingen bij uitgebreid lichamelijk onderzoek en aanvullend onderzoek, de beperkingen moeten worden geduid waarbij uitgebreid stil gestaan moet worden bij de beschreven inconsistenties en aggravaties in dit dossier. Er is volgens de medisch adviseur onvoldoende onderbouwing voor de gevoerde beperkingen. Verder stelt eiser dat de door hem ingeschakelde medisch adviseur in de bezwaarfase geen kennis heeft kunnen nemen van alle relevante medische informatie. Het betreft de stukken die onder punt 5 genoemd zijn in het rapport van de verzekeringsarts B&B van 5 mei 2022. Ook de bezwaren van ex-werknemer ontbreken. Het standpunt van de verzekeringsarts is hierdoor onvoldoende onderbouwd en niet inzichtelijk gemotiveerd.

Wat vindt de rechtbank

7. De vraag is of het UWV terecht stelt dat ex-werknemer voor 62,64% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van ex-werknemer op 2 september 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
8. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat ex-werknemer op 2 september 2021 voor 62,64% arbeidsongeschikt is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
9. Anders dan eiser is de rechtbank van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts B&B heeft kennis genomen van het dossier en het bezwaar van eiser. Hij heeft de door ex-werknemer ingebrachte medische informatie meegewogen in zijn beoordeling. De rechtbank vindt ook dat de verzekeringsarts B&B op een zorgvuldige en duidelijke manier alle naar voren gebrachte klachten heeft betrokken bij de medische beoordeling. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat verzekeringsarts B&B aspecten van de medische situatie van ex-werknemer heeft gemist.
10. Eiser voert aan dat bepaalde klachten van ex-werknemer onvoldoende zijn onderzocht. De rechtbank volgt eiser daarin niet. In het kader van de primaire beoordeling heeft de verzekeringsarts ex-werknemer op het spreekuur lichamelijk en psychisch onderzocht. De verzekeringsarts heeft de bevindingen uit dat onderzoek beschreven in het rapport van 27 september 2021. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan te nemen dat ex-werknemer onvoldoende is onderzocht.
11. De medisch adviseur van eiser stelt dat er bij bepaalde specialisten informatie opgevraagd had moeten worden omdat niet duidelijk is waar de gestelde beperkingen precies op zijn gebaseerd. De verzekeringsarts B&B heeft in reactie hierop gesteld dat de oorzaken van de beperkingen door ziekte niet van absoluut belang zijn volgens de MAOC-richtlijn [1] . De rechtbank kan dit volgen. De rechtbank merkt verder op dat uit punt 5 van het rapport van de verzekeringsarts B&B blijkt dat medische informatie van verschillende behandelaren aanwezig is in het dossier en dat de verzekeringsarts B&B deze informatie ook heeft meegewogen in zijn beoordeling. Welke informatie van welke specifieke behandelaren relevant is voor de vaststelling van de belastbaarheid van ex-werknemer, is ter beoordeling van de verzekeringsarts B&B.
De beoordeling van de belastbaarheid
12. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van ex-werknemer op 2 september 2021 in het rapport op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om, zoals eiser aanvoert, een nieuw medisch onderzoek van toegevoegde waarde te achten. In reactie op het rapport van de medisch adviseur van 12 januari 2023 heeft de verzekeringsarts B&B in zijn rapport van 22 maart 2023 gemotiveerd waarom de aangenomen lichte beperkingen passend zijn bij de klachten van ex-werknemer. De rechtbank ziet geen aanleiding de verzekeringsarts B&B hierin niet te volgen.
13. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat ex-werknemer op 2 september 2021 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die de verzekeringsarts B&B heeft vastgesteld.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
14. Uitgaande van de juistheid van de medische beperkingen die bij ex-werknemer zijn vastgesteld, ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.

Conclusie en gevolgen

15. Het UWV heeft terecht besloten om ex-werknemer per 2 september 2021 een WIA-uitkering toe te kennen naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 62,64%.
16. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 24 mei 2023 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. C.J. Kroon, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op 24 mei 2023
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Richtlijn Medisch AO-criterium