ECLI:NL:RBGEL:2023:2884

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 mei 2023
Publicatiedatum
23 mei 2023
Zaaknummer
05-119904-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van rechtsvervolging wegens ontoerekeningsvatbaarheid na belaging en bedreiging

Op 23 mei 2023 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van belaging en bedreiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 augustus 2016 tot en met 10 augustus 2022 stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van twee slachtoffers door onder andere herhaaldelijk e-mailberichten, kaarten en bloemen te sturen, en door zich op te houden bij hun woningen en werkadressen. Daarnaast heeft de verdachte op 9 augustus 2022 bedreigende uitlatingen gedaan ten opzichte van een van de slachtoffers in aanwezigheid van verbalisanten. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, specifiek een waanstoornis, en dat hij volledig ontoerekeningsvatbaar is. Hierdoor is de verdachte niet strafbaar en is hij ontslagen van alle rechtsvervolging. De rechtbank heeft echter wel tbs met voorwaarden opgelegd, gezien de ernst van de feiten en het recidiverisico. De rechtbank heeft de benadeelde partijen, de slachtoffers, smartengeld toegewezen en de verdachte verplicht om deze bedragen te betalen. De rechtbank heeft ook de teruggave van in beslag genomen goederen aan de verdachte gelast, omdat er geen strafvorderlijk belang is om deze te behouden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/119904-22
Datum uitspraak : 23 mei 2023
Tegenspraak
verkort vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1991 in [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de [verblijfplaats] .
Raadsman: mr. K. Karakaya, advocaat in Apeldoorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging en een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2016 tot en met 10 augustus 2022 te Apeldoorn en/of Teuge en/of Beek, althans in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , door
- veelvuldig e-mailberichten naar die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] te sturen,
- meermalen kaarten en/of brieven en/of bloemen te sturen en/of achter te laten,
- die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of collega's van die [slachtoffer 1] meermalen te bellen,
- zich meermalen op te houden bij het huis van die [slachtoffer 1] en/of het huis van die [slachtoffer 2] en/of werkadres van die [slachtoffer 1] en/of [naam 11] , zijnde het bedrijf van die [slachtoffer 2] ,
- veelvuldig berichten te plaatsen op de Facebook pagina [naam 11] , zijnde het bedrijf van die [slachtoffer 2] ,
- veelvuldig berichten over die [slachtoffer 1] op zijn eigen Facebook pagina te plaatsen,
- meermalen collega's van die [slachtoffer 1] te benaderen via LinkedIn,
- een website te maken en/of (daarop) (beledigende) foto's en/of teksten over die [slachtoffer 1] en/of de partner van [slachtoffer 1] online te plaatsen,
- op Discord, althans op het internet, veelvuldig berichten te plaatsen over die [slachtoffer 1] ,
- veelvuldig online informatie te zoeken over die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of familie en/of bekenden van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ,
- meermalen bij het Kadaster informatie over die [slachtoffer 1] op te vragen,
- zich voor te doen als die [slachtoffer 1] , en vervolgens in die hoedanigheid een bericht te sturen naar een makelaar (met als doel het huis van die [slachtoffer 1] te koop te laten zetten) en/of,
- ten overstaande van verbalisanten bedreigende uitlatingen te doen over die [slachtoffer 1] ,
met het oogmerk die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
2.
hij in of omstreeks de periode 9 augustus 2022 tot en met 11 augustus 2022 te Beek, gemeente Berg en Dal, althans in Nederland, ten overstaan van twee, althans een of meerdere verbalisanten, te weten [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] , [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk ten overstaan van voornoemde [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] dreigend de woorden geuit: "de politie moet niet gek opkijken als er binnenkort een melding op het adres van [slachtoffer 1] zou zijn dat er iemand neergeschoten is en dat de dader zichzelf door het hoofd zou schieten",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, van welke bedreiging(en)/dreigende woorden voornoemde [slachtoffer 1] kennis heeft genomen.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen volgt dat het e-mailadres [e-mailadres] , e-mailadressen bij het domein ‘gmail.com’ met gebruikersnamen [naam 1] tot en met [naam 2] en [naam 3] en accounts bij WIX en Discord met gelijkluidende gebruikersnamen of e-mailadressen, het LinkedInprofiel [naam 4] of [naam 7] en de Facebookaccounts/pagina’s [naam 5] , [naam 8] , [naam 9] en [naam 10] , aan verdachte toebehoorden. Ook is de rechtbank van oordeel dat uit de bewijsmiddelen volgt dat alle berichten die namens ‘ [naam 7] ’ (of soortgelijke bewoordingen/benamingen) zijn verstuurd door verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte een aantal tenlastegelegde gedragingen tezamen en in vereniging met een ander heeft gepleegd, te weten het bellen van collega’s van [slachtoffer 1] , het zich ophouden bij het werkadres van [slachtoffer 1] en het ten overstaan van verbalisanten bedreigende uitlatingen doen over [slachtoffer 1] .
De rechtbank is van oordeel dat het dossier geen bewijsmiddelen bevat waaruit volgt dat verdachte bij een aantal tenlastegelegde gedragingen heeft samengewerkt met een ander of anderen, te weten het veelvuldig e-mailberichten naar [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] sturen, het meermalen kaarten en bloemen sturen of achterlaten, het zich ophouden bij het huis van [slachtoffer 2] en [naam 11] , het veelvuldig berichten plaatsen op de Facebookpagina [naam 11] , het plaatsen van berichten over [slachtoffer 1] op zijn eigen Facebookpagina, het meermalen een collega van [slachtoffer 1] benaderen via LinkedIn, het maken van een website en daarop beledigende foto’s en teksten over [slachtoffer 1] en de partner van [slachtoffer 1] online plaatsen, het veelvuldig online informatie zoeken over [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en familie en bekenden van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , het meermalen bij het Kadaster informatie over [slachtoffer 1] opvragen en het zich voordoen als [slachtoffer 1] en vervolgens in die hoedanigheid een bericht sturen naar een makelaar met als doel het huis van [slachtoffer 1] te koop te laten zetten.
Uit het voorgaande volgt dat verdachte in de periode van 1 augustus 2016 tot en met 10 augustus 2022 in Apeldoorn, Teuge en Beek wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gemaakt. Verdachte heeft daarbij het oogmerk gehad [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en vrees aan te jagen.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde heeft de verdediging primair bepleit dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging, omdat [slachtoffer 1] door toedoen van de politie op de hoogte is geraakt van de tenlastegelegde uitingen. De politie heeft het delict daarmee feitelijk voltooid. Het handelen van de politie is in strijd met de beginselen van een behoorlijke procesorde. Subsidiair is aangevoerd dat verdachte geen opzet heeft gehad op het door [slachtoffer 1] op de hoogte raken van de bedreiging. Daarom moet verdachte worden vrijgesproken van de tenlastegelegde bedreiging, aldus de verdediging.
De rechtbank overweegt het volgende. Het stond de politie vrij om de uitlatingen van verdachte te verbaliseren en [slachtoffer 1] vervolgens op de hoogte te stellen van de uitlatingen van verdachte. De omstandigheid dat de politie het delict feitelijk heeft voltooid door [slachtoffer 1] op de hoogte te stellen van de uitlatingen van verdachte, is onvoldoende voor de gevolgtrekking dat de beginselen van behoorlijke procesorde zijn geschonden. Het primaire verweer wordt daarom verworpen.
Ten aanzien van het opzet overweegt de rechtbank het volgende. Verdachte heeft de tenlastegelegde bewoordingen geuit ten overstaan van verbalisanten die hem een verlenging van een gedragsaanwijzing uitreikten met betrekking tot [slachtoffer 1] . Verdachte heeft hiermee bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat verbalisanten deze uitlatingen zouden verbaliseren en dat de politie [slachtoffer 1] vervolgens op de hoogte zou stellen van deze uitlatingen. Het is immers de taak van de politie om een persoon die wordt bedreigd, daarvan op de hoogte te stellen als de situatie daarom vraagt. Dat was naar het oordeel van de rechtbank hier het geval, zeker gezien de omstandigheid dat [slachtoffer 1] al langdurig door verdachte werd belaagd. Verdachte heeft er aldus voorwaardelijk opzet op gehad dat [slachtoffer 1] op de hoogte zou raken van de bedreiging. Ook het subsidiaire verweer wordt daarom verworpen.
De rechtbank acht aldus ook het onder 2 tenlastegelegde bewezen. Omdat het onder 2 tenlastegelegde eveneens onder het laatste gedachtestreepje van het onder 1 tenlastegelegde ten laste is gelegd, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van eendaadse samenloop.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij in
of omstreeksde periode van 1 augustus 2016 tot en met 10 augustus 2022 te Apeldoorn en
/ofTeuge en
/ofBeek,
althans in Nederland,tezamen en in vereniging,
althans alleen,wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] , door
-
die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/ofcollega's van die [slachtoffer 1] meermalen te bellen,
- zich
meermalenop te houden bij het
huis van die [slachtoffer 1] en/of het huis van die [slachtoffer 2] en/ofwerkadres van die [slachtoffer 1]
en/of [naam 11] , zijnde het bedrijf van die [slachtoffer 2],
- ten overstaan van verbalisanten bedreigende uitlatingen te doen over die [slachtoffer 1] ,
en
tezamen en in vereniging, althansalleen wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] , door
- veelvuldig e-mailberichten naar die [slachtoffer 1] en
/ofdie [slachtoffer 2] te sturen,
- meermalen kaarten
en/of brievenen
/ofbloemen te sturen
en/of achter te laten,
- die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of collega's van die [slachtoffer 1] meermalen te bellen,- zich
meermalenop te houden bij
het huis van die [slachtoffer 1] en/ofhet huis van die [slachtoffer 2]
en/of werkadres van die [slachtoffer 1]en
/of[naam 11] , zijnde het bedrijf van die [slachtoffer 2] ,
- veelvuldig berichten te plaatsen op de Facebookpagina [naam 11] , zijnde het bedrijf van die [slachtoffer 2] ,
-
veelvuldigberichten over die [slachtoffer 1] op zijn eigen Facebookpagina te plaatsen,
- meermalen een collega van die [slachtoffer 1] te benaderen via LinkedIn,
- een website te maken en
/of (daarop
) (beledigende
)foto's en
/ofteksten over die [slachtoffer 1] en
/ofde partner van [slachtoffer 1] online te plaatsen,
- op Discord,
althans op het internet,veelvuldig berichten te plaatsen over die [slachtoffer 1] ,
- veelvuldig online informatie te zoeken over die [slachtoffer 1] en
/ofdie [slachtoffer 2] en
/offamilie en
/ofbekenden van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ,
- meermalen bij het Kadaster informatie over die [slachtoffer 1] op te vragen,
- zich voor te doen als die [slachtoffer 1] , en vervolgens in die hoedanigheid een bericht te sturen naar een makelaar (met als doel het huis van die [slachtoffer 1] te koop te laten zetten)
en/of,
- ten overstaande van verbalisanten bedreigende uitlatingen te doen over die [slachtoffer 1] ,met het oogmerk die [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en
/ofvrees aan te jagen;
2.
hij in
of omstreeksde periode 9 augustus 2022 tot en met 11 augustus 2022 te Beek, gemeente Berg en Dal,
althans in Nederland,ten overstaan van twee
, althans een of meerdereverbalisanten, te weten [verbalisant 1] en
/of[verbalisant 2] , [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk ten overstaan van voornoemde [verbalisant 1] en
/of[verbalisant 2] dreigend de woorden geuit: "de politie moet niet gek opkijken als er binnenkort een melding op het adres van [slachtoffer 1] zou zijn dat er iemand neergeschoten is en dat de dader zichzelf door het hoofd zou schieten",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking,van welke bedreiging
(en)/dreigende woordenvoornoemde [slachtoffer 1] kennis heeft genomen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 en 2:
de eendaadse samenloop van
belaging en medeplegen van belaging
en
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden geacht, waardoor verdachte niet strafbaar is en dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden geacht en dientengevolge moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft kennis genomen van het Pro Justitiarapport van 23 februari 2023 en het aanvullend Pro Justitiarapport van 5 mei 2023, beide opgesteld door [psychiater] en van het Pro Justitiarapport van 3 april 2023 en het aanvullend Pro Justitiarapport van 6 mei 2023, beide opgesteld door [GZ-psycholoog] .
Uit de Pro Justitiarapportages komt naar voren dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een waanstoornis, ongespecificeerde dan wel gemengde type. Geadviseerd is verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar te verklaren. Het handelen van verdachte kwam volledig voort uit de waanstoornis. De overtuiging van verdachte dat hij met aangeefster in contact moest komen was dusdanig groot en voor hem een dusdanige waarheid dat hij alles op alles zette om dat voor elkaar te krijgen. De wilscontrole lijkt tijdens het tenlastegelegde afwezig te zijn geweest.
De rechtbank neemt de conclusies ten aanzien van de stoornis over. Ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid van verdachte is de rechtbank van oordeel dat verdachte tijdens het plegen van de bewezenverklaarde feiten volledig heeft gehandeld onder invloed van zijn stoornis. Het bewezenverklaarde kan daarom niet aan verdachte worden toegerekend. Verdachte is aldus niet strafbaar en wordt ontslagen van alle rechtsvervolging.

7.De overwegingen ten aanzien van een op te leggen maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs-maatregel) met dwangverpleging wordt opgelegd. Aan de criteria voor oplegging van een tbs-maatregel is voldaan. Een tbs-maatregel met voorwaarden is, gelet op de veiligheidsrisico’s, niet passend. Een gedwongen behandeling in een FPC is noodzakelijk. Een tbs-maatregel met voorwaarden zal onvermijdelijk uitlopen op een latere omzetting naar dwangverpleging. De officier van justitie heeft daarnaast een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel gevorderd. Ook heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een zogeheten 38v-maatregel, inhoudende een contact- en locatieverbod, wordt opgelegd. De officier van justitie heeft gevorderd dat de maatregel geldt voor de duur van vijf jaren en dat voor iedere overtreding een week hechtenis kan worden opgelegd. Van deze 38v-maatregel heeft de officier van justitie de dadelijke uitvoerbaarheid gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat aan verdachte niet de tbs-maatregel met dwangverpleging, maar de tbs-maatregel met voorwaarden wordt opgelegd, zoals door de deskundigen is geadviseerd. In het geval de rechtbank aan verdachte de tbs-maatregel met dwangverpleging oplegt, heeft de raadsman verzocht het onderzoek te heropenen teneinde hem de gelegenheid te geven de psychiater en psycholoog te horen. De raadsman heeft verder bepleit dat aan verdachte geen gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel wordt opgelegd. De raadsman heeft tot slot bepleit dat aan verdachte geen 38v-maatregel wordt opgelegd, nu de wet deze mogelijkheid niet biedt in geval van ontslag van alle rechtsvervolging.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan langdurige en hardnekkige belaging van [slachtoffer 1] en haar moeder ( [slachtoffer 2] ), onder andere door [slachtoffer 1] vele mails te sturen en vele berichten op de Facebookpagina van het bedrijf van haar moeder te plaatsen, met daarin vervelende en beledigende teksten die door klanten werden gelezen. Ook heeft verdachte onder andere een collega van [slachtoffer 1] benaderd via LinkedIn, naar het werk van [slachtoffer 1] gebeld, een website gemaakt en daarop beledigende teksten en bewerkte foto’s van de partner van [slachtoffer 1] geplaatst, veelvuldig informatie op internet gezocht over [slachtoffer 1] en haar familie en zelfs bij het Kadaster informatie over [slachtoffer 1] opgevraagd en vervolgens contact opgenomen met een makelaar met het doel de woning van [slachtoffer 1] te koop te zetten. Ook heeft verdachte [slachtoffer 1] met de dood bedreigd.
Verdachte heeft met deze strafbare feiten jarenlang een enorme inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van zowel [slachtoffer 1] als haar moeder. Verdachte lijkt door [slachtoffer 1] geobsedeerd te zijn en alles op alles te zetten om contact tussen hen tot stand te brengen, terwijl [slachtoffer 1] verdachte helemaal niet kent en geen contact met hem wil hebben. Tijdens de zitting is namens [slachtoffer 1] en haar moeder door middel van het spreekrecht op indringende wijze verwoord hoe zij de periode van belaging hebben beleefd. Zowel [slachtoffer 1] als haar moeder werden radeloos van verdachte en voelden zich machteloos, gestrest en angstig. [slachtoffer 1] kan zich ten gevolge van de belaging bijna niet meer herinneren hoe het is om vrij, dus zonder belaging, te leven.
Uit de Pro Justitiarapportages volgt dat het recidiverisico ten aanzien van belaging in eerste instantie als matig tot hoog werd ingeschat, maar het recidiverisico in de periode dat de voorlopige hechtenis geschorst was toch hoog is gebleken. In eerste instantie werd een tbs-maatregel met voorwaarden met een ambulante behandeling geadviseerd. Gelet op het hoge recidiverisico is in tweede instantie, eveneens in het kader van een tbs-maatregel met voorwaarden, een klinische opname in een forensische kliniek geadviseerd. Vanwege een gebrek aan ziektebesef en -inzicht is klinische behandeling in een forensisch specialistisch kader en medicatie noodzakelijk. Een FPA heeft de forensische expertise om de waanstoornis van verdachte in combinatie met het recidiverisico goed te kunnen behandelen en verder diagnostisch onderzoek te verrichten en verdachte op de juiste medicatie in te stellen. Deze behandeling kan het beste vormgegeven worden vanuit een tbs-maatregel met voorwaarden.
De reclassering heeft in haar rapport van 26 april 2023 beschreven wat er is gebeurd tussen de datum van schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte, 15 februari 2023, en de datum waarop verdachte weer in voorlopige hechtenis is komen te zitten, 4 april 2023. Verdachte was tijdens zijn verblijf in het PPC ingesteld op antipsychotica, waarmee hij zonder overleg is gestopt op de dag van vrijlating. Gedurende de reclasseringscontacten werd verdachte stelliger en meer volhardend in zijn waanidee dat hij samen met aangeefster moet zijn. Tijdens ieder meldplichtcontact werden de dreigementen naar aangeefster en haar omgeving feller en serieuzer. De reclassering maakt zich grote zorgen over de veiligheid van zowel derden als verdachte zelf. Het recidiverisico wordt als hoog ingeschat. Gedurende het schorsingstoezicht is gebleken dat de problematiek van verdachte niet ambulant behandeld kan worden. Teneinde het recidiverisico te verlagen en de veiligheid te kunnen waarborgen, wordt geadviseerd aan verdachte een tbs-maatregel met voorwaarden op te leggen. Door middel van intensieve, langdurige behandeling kan worden ingezet op de waanstoornis en de ontwikkeling van beschermende factoren. Gedurende een verblijf van verdachte in een kliniek kunnen de mogelijkheden van begeleid of beschermd wonen worden onderzocht. Volgens de reclassering zijn de volgende voorwaarden van belang (en in het rapport nader uitgewerkt):
  • Geen strafbaar feit plegen;
  • Meewerken aan reclasseringstoezicht;
  • Meewerken aan een time-out;
  • Niet naar het buitenland;
  • Opname in een zorginstelling;
  • Ambulante behandeling (aansluitend op de klinische behandeling);
  • Begeleid wonen of maatschappelijke opvang (aansluitend op de klinische behandeling);
  • Contactverbod;
  • Locatieverbod (eventueel met elektronische monitoring);
  • Controle van gegevensdragers.
De reclassering heeft daarnaast de dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel geadviseerd.
Ter terechtzitting heeft [reclasseringswerker] aangegeven dat verdachte is aangemeld bij FPA Kompas en dat hij daar uiterlijk over een maand opgenomen kan worden.
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of oplegging van een tbs-maatregel mogelijk is. De rechtbank stelt vast dat de bewezenverklaarde feiten misdrijven zijn als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, onder 2, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) waarvoor terbeschikkingstelling mogelijk is. De rechtbank is daarnaast van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de tbs-maatregel eist. Aldus is aan de vereisten voor oplegging van een tbs-maatregel voldaan, zodat de vraag resteert of aan verdachte een tbs-maatregel met voorwaarden of met dwangverpleging moet worden opgelegd.
De rechtbank overweegt daarover het volgende. Op 15 mei 2022 is aan verdachte een gedragsaanwijzing uitgereikt, inhoudende een contact- en locatieverbod. De rechtbank constateert dat, hoewel hij volhardt in zijn waanbeeld, verdachte zich aan deze gedragsaanwijzing heeft gehouden. Direct nadat de voorlopige hechtenis van verdachte is geschorst, stopte hij met het innemen van zijn medicatie, ten gevolge waarvan dreigementen in de richting van [slachtoffer 1] verergerden. Desondanks heeft verdachte zich ook toen aan het contact- en locatieverbod gehouden. Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij behandeld wil worden en dat hij zich wil houden aan de hem te stellen voorwaarden, inclusief een klinische opname en een contact- en locatieverbod. Ook heeft verdachte aangegeven dat hij nu, nadat hij tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis gestopt was met het innemen van zijn medicatie, beseft dat hij baat heeft bij het innemen van medicatie en dat hij in het vervolg zijn medicatie zal blijven innemen. De rechtbank is van oordeel dat, nu verdachte zich bereid heeft verklaard tot het naleven van de voorgestelde voorwaarden, gekozen dient te worden voor de minst ingrijpende tbs-maatregel, te weten de tbs-maatregel met voorwaarden. De reclassering ziet bovendien voldoende mogelijkheden om verdachte te behandelen en te begeleiden. De rechtbank zal daarom, ter bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen, aan verdachte de tbs-maatregel met voorwaarden opleggen. Mocht de maatregel in de toekomst worden omgezet naar een tbs met dwangverpleging indien verdachte zich niet aan de voorwaarden zou houden, hecht de rechtbank eraan op te merken dat dan sprake is van een gemaximeerde tbs-maatregel.
De rechtbank neemt de voorwaarden over die de reclassering heeft geadviseerd, met uitzondering van de zinsnede dat het locatieverbod voor een straal van 20 kilometer rondom Apeldoorn geldt. De rechtbank zal bepalen dat het locatieverbod geldt voor de plaatsen Apeldoorn en Teuge. Gedurende het schorsingstoezicht is gebleken dat een ambulante behandeling niet toereikend is, zodat de rechtbank aan verdachte een klinische opname zal opleggen.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens een bepaalde persoon of bepaalde personen, zal de rechtbank bevelen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is. Weliswaar heeft verdachte zich eerder gehouden aan een contact- en locatieverbod, maar de obsessie met betrekking tot [slachtoffer 1] lijkt nog onverminderd aanwezig te zijn en zoals uit dit vonnis blijkt, heeft verdachte zich recent, tijdens de schorsing van zijn voorlopige hechtenis, nog dreigend uitgelaten in haar richting.
De reclassering heeft geadviseerd aan verdachte de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (hierna: GVM) in de zin van artikel 38z Sr aan verdachte op te leggen.
Gelet op de adviezen van de deskundigen is de rechtbank van oordeel dat het creëren van een mogelijkheid om verdachte langdurig onder toezicht te stellen, ook na beëindiging van de tbs-maatregel, noodzakelijk is om het recidiverisico in de toekomst zoveel mogelijk te beperken. De rechtbank betrekt in deze beoordeling mede de omstandigheid dat de tbs-maatregel in tijdsduur is begrensd. De rechtbank constateert dat aan de wettelijke voorwaarden voor oplegging van een GVM is voldaan. Naar het oordeel van de rechtbank is oplegging van deze maatregel in het belang van de bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen. De rechtbank zal daarom aan verdachte tevens een GVM als bedoeld in artikel 38z Sr opleggen.
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een 38v-maatregel, inhoudende een contact- en locatieverbod wordt opgelegd. De rechtbank overweegt dat deze maatregel op grond van artikel 38v, eerste lid, onder 1 Sr, enkel kan worden opgelegd in het geval iemand wegens een strafbaar feit wordt veroordeeld. De rechtbank overweegt dat verdachte is ontslagen van alle rechtsvervolging, zodat van een veroordeling geen sprake is. Aan verdachte kan daarom geen 38v-maatregel worden opgelegd. De rechtbank merkt op dat een contact- en locatieverbod wel in het kader van de tbs-maatregel met voorwaarden aan verdachte kan worden opgelegd.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

De benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] [slachtoffer 1] - [slachtoffer 2] hebben in verband met feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend.
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert € 7.500,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Daarnaast vordert de benadeelde partij € 40,46 aan proceskosten, bestaande uit twee maal € 6,22 aan reiskosten voor de zitting van 14 februari 2023, twee maal € 7,79 aan reiskosten voor een slachtoffergesprek bij het Openbaar Ministerie op 19 april 2023 en twee maal € 6,22 aan reiskosten voor de zitting van 9 mei 2023.
De benadeelde partij [slachtoffer 2] [slachtoffer 1] - [slachtoffer 2] vordert eveneens € 7.500,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Daarnaast vordert de benadeelde partij € 28,02 aan proceskosten, bestaande uit twee maal € 7,79 aan reiskosten voor een slachtoffergesprek bij het Openbaar Ministerie op 19 april 2023 en twee maal € 6,22 aan reiskosten voor de zitting van 9 mei 2023.
Verder is door de benadeelde partijen om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat aan de benadeelden smartengeld kan worden toegekend. Ten aanzien van de hoogte daarvan heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De officier heeft gevorderd dat het toegewezen gedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente. De proceskosten kunnen worden toegewezen. Ook heeft de officier van justitie oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
De verdediging heeft zich ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] primair op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen, omdat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting voor het strafproces is. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk verklaard dient te worden, omdat de vordering ten aanzien van zowel het smartengeld als de proceskosten onvoldoende onderbouwd is. Meer subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de hoogte van het smartengeld gematigd dient te worden.
De verdediging heeft zich ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] - [slachtoffer 2] primair op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk verklaard dient te worden, omdat de belaging ten aanzien van [slachtoffer 1] - [slachtoffer 2] niet kan worden bewezen. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen, omdat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting voor het strafproces is. Meer subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk verklaard dient te worden, omdat de vordering ten aanzien van zowel het smartengeld als de proceskosten onvoldoende onderbouwd is. Meest subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de hoogte van het smartengeld gematigd dient te worden.
Overweging van de rechtbank
Smartengeld
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
Naar het oordeel van de rechtbank is, gezien de aard, ernst en duur van de belaging, komen vast te staan dat sprake is van een inbreuk op de persoonlijke integriteit van beide benadeelden. Benadeelden zijn op andere wijze in de persoon aangetast, zodat vast is komen te staan dat de benadeelde partijen door het bewezenverklaarde schade hebben geleden die op grond van artikel 6:106 aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek voor vergoeding in aanmerking komt. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Ten aanzien van benadeelde [slachtoffer 1] zal de rechtbank het smartengeld naar maatstaven van billijkheid op een bedrag van € 2.500,- vaststellen. Ten aanzien van benadeelde [slachtoffer 1] - [slachtoffer 2] zal de rechtbank het smartengeld naar maatstaven van billijkheid op een bedrag van € 1.000,- vaststellen. Verdachte is vanaf 10 augustus 2022 wettelijke rente over de toegewezen bedragen verschuldigd.
De rechtbank zal de benadeelde partijen voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vorderingen. Zij kunnen zich wat dat deel betreft tot de burgerlijke rechter wenden.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht de aan de benadeelde partijen toegewezen bedragen aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
Proceskosten
De benadeelde partijen vorderen verder vergoeding van proceskosten in de vorm van reiskosten naar de zittingen bij de rechtbank en naar een slachtoffergesprek bij het Openbaar Ministerie. Een redelijke uitleg van artikel 532 van het Wetboek van Strafvordering brengt mee dat bij begroting van proceskosten dezelfde maatstaf wordt gehanteerd als in civiele procedures. Op grond van artikel 238 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering komen reiskosten slechts voor vergoeding in aanmerking voor zover zonder gemachtigde (advocaat) wordt geprocedeerd. De rechtbank overweegt dat beide benadeelden zich hebben laten bijstaan door mr. J.C.H. Pronk. De reiskosten ten aanzien van de zittingen van 14 februari 2023 en 9 mei 2023 komen aldus niet voor vergoeding in aanmerking. De reiskosten ten aanzien van het slachtoffergesprek komen wel voor vergoeding in aanmerking.
Ten aanzien van beide benadeelde partijen zal de rechtbank daarom een proceskostenvergoeding van twee maal € 7,79 is € 15,58 toekennen.

9.De beoordeling van het beslag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven gegevensdragers, te weten een iPhone met beslagnummer 732578, een Huawei Honor telefoon met beslagnummer 732577, een iPhone met beslagnummer 732567, een iPhone met beslagnummer 732576 en een Asus laptop met beslagnummer 732574, aan verdachte kunnen worden teruggegeven.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht dat teruggave aan verdachte van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven goederen wordt gelast.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank zal de teruggave van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven gegevensdragers, te weten een iPhone met beslagnummer 732578, een Huawei Honor telefoon met beslagnummer 732577, een iPhone met beslagnummer 732567, een iPhone met beslagnummer 732576 en een Asus laptop met beslagnummer 732574, aan verdachte gelasten, omdat geen strafvorderlijk belang zich daartegen verzet.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de maatregelen is gegrond op de artikelen 36f, 37a, 38, 38a, 38z, 47, 55, 57, 285 en 285b van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte niet strafbaar voor het bewezenverklaarde en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
 gelast dat verdachte
ter beschikkingwordt
gestelden stelt voor de duur van de terbeschikkingstelling de volgende
voorwaardenbetreffende het gedrag van verdachte:
  • verdachte maakt zich niet schuldig aan strafbare feiten;
  • verdachte werkt mee aan reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
 verdachte meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
 verdachte laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van verdachte vast te stellen;
 verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
 verdachte helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is;
 verdachte werkt mee aan huisbezoeken;
 verdachte geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
 verdachte vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
 verdachte werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met verdachte, als dat van belang is voor het toezicht;
  • verdachte laat zich opnemen in FPA Kompas of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de kliniek en de reclassering dat noodzakelijk achten. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel van de behandeling zijn. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
  • verdachte laat zich, na de opname in een zorginstelling, behandelen door een forensische polikliniek of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
  • verdachte verblijft, na de opname in een zorginstelling, in een instelling voor begeleid/beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
  • verdachte heeft, of zoekt, op geen enkele wijze – direct of indirect – contact met mevrouw [slachtoffer 1] , de heer [naam 12] en mevrouw [slachtoffer 2] [slachtoffer 1] - [slachtoffer 2] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
  • verdachte bevindt zich niet in Apeldoorn en Teuge, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. Tijdens verloven uit de nader te bepalen behandelinstelling werkt verdachte mee aan elektronische monitoring, indien het Openbaar Ministerie dit nodig vindt;
  • verdachte werkt mee aan controle van digitale gegevensdragers. Verdachte verschaft toegang tot alle aanwezige computers, smartphones en andere digitale gegevensdragers waarmee het internet kan worden benaderd. Verdachte verstrekt de wachtwoorden die nodig zijn voor deze controle;
  • verdachte gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering;
 geeft Reclassering Nederland opdracht verdachte bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen;
 beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden
dadelijk uitvoerbaaris;
 legt een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht op;
 veroordeelt verdachte in de kosten die benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot op heden begroot op € 15,58;
 veroordeelt verdachte in de kosten die benadeelde partij [slachtoffer 2] [slachtoffer 1] - [slachtoffer 2] heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot op heden begroot op € 15,58;
Benadeelde partij Bedrag Wettelijke rente
1. [slachtoffer 1] € 2.500,- datum: 10 augustus 2022
2. [slachtoffer 2] [slachtoffer 1] - [slachtoffer 2] € 1.000,- datum: 10 augustus 2022
 verklaart de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] [slachtoffer 1] - [slachtoffer 2] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot smartengeld;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de volgende benadeelde partijen de hier na te noemen bedragen aan smartengeld te betalen. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf genoemde datum tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als het bedrag niet wordt betaald, kan gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
Benadeelde partij Bedrag Gijzeling
1. [slachtoffer 1] € 2.500,- 35 dagen
2. [slachtoffer 2] [slachtoffer 1] - [slachtoffer 2] € 1.000,- 20 dagen
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partijen in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 gelast de teruggave van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen aan verdachte, te weten een iPhone met beslagnummer 732578, een Huawei Honor telefoon met beslagnummer 732577, een iPhone met beslagnummer 732567, een iPhone met beslagnummer 732576 en een Asus laptop met beslagnummer 732574.
Dit verkort vonnis is gewezen door mr. C.H.M. Pastoors, voorzitter, mr. E.S.M. van Bergen en mr. W. van der Boon, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.A. Clevers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 mei 2023.
Mr. Van Bergen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.