ECLI:NL:RBGEL:2023:2875

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 mei 2023
Publicatiedatum
23 mei 2023
Zaaknummer
413112
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incidentele vordering niet-ontvankelijkheid in verband met procesafspraak afgewezen

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Gelderland op 24 mei 2023, hebben de eiseressen, Graafstaete Vastgoed B.V. en Brilliant Group B.V., een vordering ingesteld tegen de gedaagde, handelende onder de naam Dak & Bouwmanagement Duiven (DBD). De eiseressen vorderen betaling van ASR Schadeverzekering N.V. voor schade die zij hebben geleden aan hun pand als gevolg van een storm op 18 januari 2018. ASR heeft echter geweigerd dekking te bieden, omdat zij stelt dat er constructiefouten zijn gemaakt. DBD heeft in dit kader twee incidentele vorderingen ingesteld, waaronder een vordering tot niet-ontvankelijkheid van Graafstaete en Brilliant.

DBD stelt dat er een procesafspraak is gemaakt, waardoor Graafstaete en Brilliant tijdelijk niet bevoegd zijn om DBD in rechte te betrekken. De rechtbank overweegt dat de e-mailcorrespondentie tussen de advocaten van de betrokken partijen niet kan worden aangemerkt als een uitdrukkelijke procesafspraak. De rechtbank oordeelt dat Graafstaete en Brilliant ontvankelijk zijn in hun vorderingen tegen DBD, en wijst de incidentele vordering van DBD tot niet-ontvankelijkheid af. DBD wordt veroordeeld in de proceskosten van dit incident.

In het tweede incident vordert DBD om Rexel Nederland B.V. en Esdec B.V. in vrijwaring op te roepen. De rechtbank staat deze vordering toe, omdat de door DBD aangevoerde gronden voldoende zijn en Graafstaete en Brilliant zich hebben gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De kosten van dit incident worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De zaak wordt vervolgens weer op de rol gezet voor 5 juli 2023 voor conclusie van antwoord van DBD.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/413112 / HA ZA 22-556
Vonnis in incidenten van 24 mei 2023
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GRAAFSTAETE VASTGOED B.V.,
te Duiven,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BRILLIANT GROUP B.V.,
te Duiven,
eiseressen in de hoofdzaak,
verweersters in de incidenten,
hierna samen te noemen: Graafstaete en Brilliant,
advocaat: mr. A. Wiltink te Doetinchem,
tegen
[gedaagde],
handelende onder de naam Dak & Bouwmanagement Duiven,
te Duiven,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiser in de incidenten,
hierna te noemen: DBD,
advocaat: mr. K.W.A. Wools te Elst Gld.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 15 december 2022
- de incidentele conclusie van eis in het incident tot niet-ontvankelijkverklaring en oproeping in vrijwaring
- de antwoordakte in het incident.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling in de incidenten

2.1.
In de hoofdzaak vorderen Graafstaete en Brilliant - kort gezegd - om de ook gedagvaarde ASR Schadeverzekering N.V. (hierna: ASR) te veroordelen tot betaling van € 103.874,70, te vermeerderen met wettelijke rente en in de proceskosten. Voor zover ASR niet tot betaling wordt veroordeeld, vorderen zij DBD hiertoe te veroordelen.
ASR is de schadeverzekeraar van Graafstaete en Brilliant. Graafstaete als eigenaar en Brilliant als gebruiker van een pand aan de Typograaf 8 te Duiven, hebben op 18 januari 2018 schade geleden als gevolg van een storm. Door de storm zijn op het dak van het pand gemonteerde zonnepanelen los en beschadigd geraakt en is het dak beschadigd. ASR verleent geen dekking voor deze schade omdat er sprake zou zijn van constructiefouten.
DBD heeft de zonnepanelen in 2014 op het dak geplaatst.
DBD heeft twee incidentele vorderingen ingesteld.
Het ontvankelijkheidsincident
2.2.
DBD vordert primair dat de rechtbank Graafstaete en Brilliant niet-ontvankelijk verklaart, op basis van het (tijdelijk) ontbreken van de bevoegdheid van Graafstaete en/of Brilliant om tegen DBD te procederen over de vorderingen in de hoofdzaak.
2.3.
DBD voert aan dat in de periode tussen de datum waarop de schade is ontstaan en de datum van betekening van de dagvaarding veelvuldig overleg is gevoerd tussen de advocaten van DBD, Esdec (de leverancier van het montagesysteem voor de zonnepanelen) en Graafstaete en Brilliant. Deze partijen zijn er van overtuigd dat de schade puur het gevolg is van storm en niet van constructiefouten. DBD wijst op een e-mailbericht van 13 september 2021 van de advocaat van Graafstaete en Brilliant waarin deze schrijft dat zal worden getracht om ASR tot een ander oordeel te laten komen en dat ASR anders zal worden gedagvaard. De advocaat vervolgt:
‘Alle pijlen worden dus (wat cliënte betreft) gericht op het afdwingen van dekking door ASR, zo nodig in rechte.
Dat betekent voor Esdec en DBD dat zij in dit traject aldus niet in rechte worden betrokken. Daarmee is niet gezegd dat dat nimmer zal gebeuren, want dit zou bijvoorbeeld aan de orde kunnen zijn als de vordering van cliënte in rechte wordt afgewezen omdat de rechtbank uiteindelijk met ASR tot de conclusie komt dat sprake was van een constructiefout. Op dit moment wordt daar echter niet vanuit gegaan. De inspanningen van uw cliënte en [naam X] hebben aldus het doel de schade van cliënte vergoed te krijgen via ASR, waarbij zowel Esdec als DBD buiten schot/buiten de procedure blijven.”
2.4.
DBD stelt op grond van voornoemd e-mailbericht dat partijen een procesafspraak hebben gemaakt, inhoudende dat eerst alleen ASR zou worden gedagvaard. De bevoegdheid van Graafstaete en Brilliant om DBD in rechte te betrekken is op grond hiervan volgens DBD tijdelijk uitgesloten, tot de rechtbank een oordeel heeft gegeven in een procedure tussen Graafstaete en Brilliant en ASR.
2.5.
Graafstaete en Brilliant voeren verweer. Zij voeren aan niet uitdrukkelijk, ondubbelzinnig of onherroepelijk (tijdelijk) afstand te hebben gedaan van het recht om DBD in rechte te betrekken. Het recht op toegang tot de rechter kan hun volgens hen niet tijdelijk ontzegd worden. Dit zou ook in strijd zijn met het belang van een behoorlijke procesorde en proceseconomie.
2.6.
De rechtbank stelt voorop dat in beginsel een ieder toegang heeft tot de rechter en daarom gebruik mag maken van zijn of haar bevoegdheid om een procedure te starten (artikel 17 Grondwet). Verder wordt overwogen dat een tijdelijke afstand van het recht van Graafstaete en Brilliant om DBD in rechte te betrekken niet is opgenomen in een als zodanig opgestelde schriftelijke overeenkomst, maar deze afstand door DBD wordt afgeleid uit een e-mailbericht. De rechtbank beschouwt de e-mailcorrespondentie tussen de advocaten van DBD, Esdec en Graafstaete en Brilliant echter als een afstemming van de (proces)strategie. Afgesproken is dat eerst geprobeerd zou worden ASR zonder procedure tot een ander oordeel te laten komen. Als dat niet zou lukken, zou ASR worden gedagvaard. Weliswaar heeft de advocaat van Graafstaete en Brilliant aangegeven dat Esdec en DBD in dit traject niet in rechte zouden worden betrokken, maar dit was in het stadium dat nog getracht werd een procedure tegen ASR te voorkomen. Bovendien schreef de advocaat in bewoordingen als
“Daarmee is niet gezegd dat dat nimmer zal gebeuren”,
Op dit moment wordt daarvan echter niet uitgegaan”en
“inspanningen”met als doel dat
“zowel Esdec als DBD buiten schot/buiten de procedure blijven.”Het e-mailbericht geeft daarmee meer een richting aan voor partijen dan dat hierin een uitdrukkelijke procesafspraak is gemaakt. De rechtbank is daarom van oordeel dat Graafstaete en Brilliant wel ontvankelijk zijn in hun vorderingen tegen DBD.
2.7.
De eerste incidentele vordering van DBD zal dan ook worden afgewezen. DBD zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van dit incident worden veroordeeld.
Het vrijwaringsincident
2.8.
Voor zover de eerste incidentele vordering wordt afgewezen, vordert DBD in het tweede incident dat hem wordt toegestaan om in vrijwaring op te roepen:
  • de besloten vennootschap Rexel Nederland B.V., gevestigd te (2712 PB) Zoetermeer, aan de Bleiswijkseweg 35, hierna te noemen: Rexel;
  • de besloten vennootschap Esdec B.V., gevestigd te (7418 EE) Deventer, aan de Londenstraat 16, hiervoor al genoemd: Esdec.
2.9.
DBD beroept zich erop dat hij de door hem geplaatste 240 zonnepanelen, het FlatFix Fusion montagesysteem en alle overige materialen heeft ingekocht bij Rexel, vestiging Nijmegen, die weer heeft afgenomen van Esdec. DBD heeft zich ter zake de ballast(berekening) laten adviseren door Rexel en stelt dat hij daarop af mocht gaan en is gegaan bij het aanbrengen van het montagesysteem op het dak. Op 31 maart 2015 is volgens DBD de eerste stormschade ontstaan en is gebleken dat op de gebruikte tekeningen voor de ballastberekening een onjuiste gebouwhoogte is gehanteerd. Bij het schadeherstel hebben DBD, Rexel en Esdec aan Graafstaete en Brilliant een gezamenlijke oplossing geboden. Door Esdec zijn toen aan DBD en Rexel twee berekeningen voorgelegd en op advies van Esdec heeft DBD gekozen voor de variant met extra ballast. Mocht in de hoofdzaak worden geoordeeld dat de schade op 18 januari 2018 het gevolg was van constructiefouten, dan is volgens DBD Rexel daarvoor aansprakelijk. Dit geldt volgens DBD eveneens voor Esdec, op grond van de adviezen van Esdec en de afspraak uit 2015, die DBD kwalificeert als een (meerpartijen)overeenkomst. Zowel Rexel als Esdec is in dat geval ook aansprakelijk op basis van de afgegeven garantie van 20 jaar op het geleverde montagesysteem, aldus DBD. DBD wil daarom zowel Rexel als Esdec in vrijwaring oproepen, om hem te vrijwaren in de vorderingen van Graafstaete en Brilliant ten aanzien van DBD.
2.10.
Graafstaete en Brilliant refereren zich aan het oordeel van de rechtbank.
2.11.
Omdat de door DBD aangevoerde en door Graafstaete en Brilliant niet weersproken gronden voldoende zijn voor de gevorderde oproeping in vrijwaring, zal de rechtbank de incidentele vordering tot vrijwaring toewijzen.
2.12.
De rechtbank zal de kosten van dit incident compenseren, omdat Graafstaete en Brilliant zich hebben gerefereerd.

3.De beslissing

De rechtbank
in het ontvankelijkheidsincident
3.1.
wijst de vordering af,
3.2.
veroordeelt DBD in de kosten van het incident, aan de zijde van Graafstaete en Brilliant tot op heden begroot op € 598,--,
3.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in het vrijwaringsincident
3.4.
staat toe dat:
  • de besloten vennootschap Rexel Nederland B.V., gevestigd te (2712 PB) Zoetermeer, aan de Bleiswijkseweg 35, hierna te noemen: Rexel;
  • de besloten vennootschap Esdec B.V., gevestigd te (7418 EE) Deventer, aan de Londenstraat 16;
door DBD worden gedagvaard tegen de terechtzitting van 5 juli 2023,
3.5.
compenseert de kosten van het incident tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt,
in de hoofdzaak
3.6.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 5 juli 2023 voor conclusie van antwoord van DBD,
3.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. Grosscurt en in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2023.