ECLI:NL:RBGEL:2023:2870

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 mei 2023
Publicatiedatum
23 mei 2023
Zaaknummer
AWB - 22 _ 4176
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag maatwerkvoorziening op grond van de Wmo 2015 en proceskostenvergoeding

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, op 23 mei 2023, wordt het beroep van de ouders van [A] tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) beoordeeld. De aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Neder-Betuwe afgewezen met het besluit van 2 februari 2021. Het college verklaarde het bezwaar van eisers niet-ontvankelijk bij het bestreden besluit van 11 juli 2022. De rechtbank heeft het beroep op 20 april 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van het college aanwezig was, maar eisers en hun gemachtigde niet verschenen.

De rechtbank oordeelt dat de eisers niet in aanmerking komen voor een vergoeding van de gemaakte kosten in bezwaar. De rechtbank stelt vast dat er sprake is van een gewijzigde hulpvraag, wat betekent dat er nieuwe besluitvorming vereist is. De ouders van [A] hadden aanvankelijk een aanvraag ingediend voor een sleutelkastje en/of elektronische deurontgrendeling, maar de aanvraag werd afgewezen omdat het college vond dat de beperkingen op eigen kracht konden worden opgelost. Later dienden eisers een nieuwe aanvraag in, die wel werd toegewezen, maar dit leidde niet tot herroeping van het eerdere besluit.

De rechtbank concludeert dat het college terecht heeft afgezien van de vergoeding van de proceskosten, omdat het bezwaar niet leidde tot herroeping van het primaire besluit. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding om het college te veroordelen in de proceskosten van het beroep. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 22/4176

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 mei 2023

in de zaak tussen

de ouders van [A] , uit [plaats B] , eisers

(gemachtigde: mr. K. Wevers),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Neder-Betuwe, het college
(gemachtigde: mr. L. Boxsem).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van de aanvraag van eisers voor een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015).
Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 2 februari 2021 afgewezen. Met het bestreden besluit van 11 juli 2022 op het bezwaar van eisers is niet-ontvankelijk verklaard.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 20 april 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van het college deelgenomen. Eisers en hun gemachtigde zijn met bericht van verhindering niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank beoordeelt de het beroep aan de hand van de beroepsgronden van eisers. Het geschil beperkt zich tot de vraag of het college terecht heeft kunnen afzien van de vergoeding van de door eisers ten behoeve van de bezwaarprocedure gemaakte kosten.
1.1.
De ouders van [A] , geboren [in] 2015) hebben bij het college een aanvraag ingediend voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een sleutelkastje en/of elektronische deurontgrendeling. Bij besluit van 2 februari 2021 heeft het college deze aanvraag afgewezen, omdat de genoemde beperkingen naar het oordeel van het college op eigen kracht en met een algemeen gebruikelijke voorziening zijn op te lossen.
Eisers hebben tegen deze afwijzing bezwaar gemaakt en op 13 april 2021 de inhoudelijke gronden van het bezwaar ingediend.
1.2.
Eisers hebben op 18 maart 2021 een nieuwe melding en op 13 juli 2021 een nieuwe aanvraag ingediend. Bij besluit van 26 juli 2021 heeft het college besloten een persoonsgebonden budget (PGB) toe te kennen om een woonaanpassing te realiseren in de vorm van codetableau’s op de voor- en achterdeur van de woning.
1.3.
Het bezwaar is op 9 december 2021 behandeld op een zitting van de bewaarschriftencommissie. De gemachtigde van eisers gaf aan niet bekend te zijn met het besluit van 26 juli 2021. Volgens hem had de voorziening ook verstrekt kunnen worden op basis van hetgeen er lag. De heer [C] (de vader van [A] ) lichtte toe dat hij het besluit niet in die vorm heeft gehad. Het tableau heeft hij wel gehad, maar de beschikking niet.
De gemachtigde van eisers bevestigde dat het belang enkel nog is gelegen in de proceskosten.
1.4.
Bij het bestreden besluit heeft het college het bezwaar van eisers niet-ontvankelijk verklaard, omdat eisers hebben verklaard dat de codetableau’s inmiddels zijn geplaatst en dat een sleutelkastje overbodig is geworden. Dit betekent dat eisers geen actueel belang meer hebben bij de behandeling van het bezwaar. Het verzoek om vergoeding van de kosten van bezwaar wijst het college af, omdat het bezwaar niet leidt tot herroeping van het primaire besluit wegens een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.
2. In deze zaak is enkel tussen partijen in geschil de vraag of verweerder eisers een vergoeding dient toe te kennen voor de door eisers ten behoeve van de bezwaarprocedure gemaakte kosten. De rechtbank is van oordeel dat het beroep van eisers niet slaagt.
Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
2.1.
Aan het primaire besluit van 2 februari 2021 ligt een advies ten grondslag van
Oreon van 15 januari 2021. Aan dit advies ontleent de rechtbank het volgende.
“Nu [A] nog klein is volstaat een extra slot aan de bovenkant van de deur. Het vraagt wel inspanning van ouders en bezoekers om bij het verlaten van de woning deze knip weer meteen vast te zetten. In de toekomst zal op de voordeur een elektronische deurontsluiting, te openen met cijfercode, app of druppel, noodzakelijk zijn.” [1]
2.2.
Voor het college is bovenstaande – mede – aanleiding geweest om de aanvraag af te wijzen.
2.3.
Naar aanleiding van de nieuwe melding hebben de ouders van [A] op 18 maart 2021 een gesprek gehad met de consulent van het college. In dit gesprek hebben zij aangegeven dat “de toekomst” inmiddels al aan de orde is: [A] blijkt creatief te zijn in het openen van de deur. Een filmpje laat zien dat hij met speelgoed kan reiken tot aan de bovenste knip op de achterdeur en probeert de knip te openen. Ook op andere wijze kan hij op juiste hoogte komen om de deur te ontsluiten. Dit maakt dat de ouders van [A] deursloten op achter- en voordeur willen die [A] niet kan openen.
3.1
De Wmo 2015 beoogt maatwerk te bieden. Naar het oordeel van de rechtbank maakt de door eisers gewenste vorm van de ondersteuning daarvan deel uit. De vraag welke ondersteuning voor een belanghebbende het meest toegesneden is op de hulpvraag, maakt onderdeel uit van een beoordeling op grond van de Wmo 2015 en heeft daarmee dus rechtsgevolg.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt hieruit dat de hulpvraag de reikwijdte van de besluitvorming bepaalt, met andere woorden: als er sprake is van een andere, gewijzigde hulpvraag, dan vereist dit nieuwe besluitvorming, die los gezien moet worden van de eerdere besluitvorming.
3.2.
De rechtbank is van oordeel dat aan de eerste en de tweede aanvraag een gewijzigde hulpvraag ten grondslag ligt.
Aan de eerste aanvraag ligt de hulpvraag ten grondslag dat de ouders van [A] niet altijd in staat waren om ’s-ochtends de deur open te doen voor de hulpverlening. Omdat met een klip aan de bovenkant van de deur voorkomen kon worden dat [A] zelf de deur zou openmaken is de aanvraag afgewezen.
Aan de tweede aanvraag ligt de hulpvraag ten grondslag dat [A] inmiddels zelf de klip op de deur kon openen, zodat die oplossing niet langer toereikend was. Deze aanvraag is door het college toegewezen.
3.3.
Gelet op bovenstaande heeft het college er dan ook terecht op gewezen dat de omstandigheid dat op een later moment alsnog een maatwerkvoorziening is toegekend er in dit geval niet toe leidt dat het primaire afwijzingsbesluit is herroepen vanwege een aan het college te wijten onrechtmatigheid. Daarmee wordt niet aan de voorwaarden voor een geslaagd beroep op artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Conclusie en gevolgen:

4. Het beroep slaagt niet. Dit betekent dat het college eisers geen kosten hoeft te vergoeden voor de ten behoeve van de bezwaarprocedure gemaakte kosten.
Er bestaat geen aanleiding om het college te veroordelen in de proceskosten van het beroep.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Klein Egelink, rechter, in aanwezigheid van J. de Graaf, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 mei 2023
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Pagina 5 van het rapport van Oreon, onder 6.