ECLI:NL:RBGEL:2023:2852

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 mei 2023
Publicatiedatum
22 mei 2023
Zaaknummer
05-239138-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in verkrachtingszaak door gebrek aan bewijs en redelijke twijfel

Op 22 mei 2023 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 21-jarige man, die werd beschuldigd van verkrachting. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken wegens onvoldoende bewijs. De zaak draaide om een incident dat plaatsvond op 26 juni 2021, waarbij de verdachte en het vermeende slachtoffer, beiden 19 jaar oud, seksuele handelingen met elkaar verrichtten. De officier van justitie stelde dat de verdachte de aangeefster had gedwongen tot deze handelingen door middel van geweld en bedreiging. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de seksuele handelingen vrijwillig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van zowel de aangeefster als de verdachte niet eenduidig waren. De aangeefster had verklaard dat zij op een gegeven moment pijn had en dat de verdachte moest stoppen, maar de verdachte ontkende dat hij haar had gedwongen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende steunbewijs was voor de verklaring van de aangeefster, en dat de verklaringen van de verdachte niet konden worden weerlegd door de beschikbare bewijsmiddelen. De rechtbank concludeerde dat er geen doorslaggevend bewijs was dat de verdachte op enig moment had gedwongen tot seksuele handelingen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, en heeft de verdachte vrijgesproken. Tevens werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien er geen bewezenverklaring was.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/239138-22
Datum uitspraak : 22 mei 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2001 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] in ( [postcode] ) [woonplaats] .
Raadsvrouw: mr. M.J.R. Roethof, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 26 juni 2021 te Zevenaar door geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door bedreiging met geweld en/of met één of meer andere feitelijkheden,
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
  • het brengen van zijn penis in de vagina en/of de mond van die [slachtoffer] en/of
  • het brengen van zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] ,
waarbij dat geweld en/of die één of meer andere feitelijkheden en/of door bedreiging met geweld en/of één of meer andere feitelijkheden er in heeft/hebben bestaan dat verdachte
  • toen die [slachtoffer] zei dat het pijn deed en/of dat hij, verdachte, moest stoppen, tegen die [slachtoffer] heeft gezegd “kop dicht”, althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking en/of
  • (meermalen) die [slachtoffer] voorover en/of tegen een boom heeft gedrukt, waardoor die [slachtoffer] niet weg kon komen en/of
  • die [slachtoffer] naar beneden en/of op haar knieën heeft gedrukt en/of (vervolgens) het hoofd van die [slachtoffer] heeft vastgehouden en/of
  • (meermalen) voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer] en/of
  • (aldus) misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke overwicht ten opzichte van die [slachtoffer] en/of
  • (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan, waardoor die [slachtoffer] zich niet kon, althans niet durfde te onttrekken aan bovengenoemde handelingen.

2.De standpunten

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. Gevorderd is verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarde dat verdachte geen contact mag hebben met aangeefster.
De verdediging heeft voor vrijspraak gepleit.

3.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Op grond van de verklaringen van zowel aangeefster als verdachte wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld. Verdachte en aangeefster zijn twee jonge mensen, die ten tijde van het ten laste gelegde feit beiden 19 jaar oud waren. Zij hadden een relatie die door aangeefster is omschreven als ‘
friends with benefits’. Zij hadden één keer eerder seks gehad. Op 26 juni 2021 hadden zij, nadat zij samen met vrienden in een kroeg waren geweest, afgesproken om voor de tweede keer seks met elkaar te hebben, buiten, op een beschutte plek bij een speeltuintje. Aldaar hebben zij in elk geval gezoend en heeft verdachte aangeefster vaginaal gepenetreerd met condoom. De seks was hardhandig en vond in ieder geval in eerste instantie plaats in een vrijwillig kader.
Volgens aangeefster heeft zij op enig moment gezegd dat zij pijn had en dat verdachte moest stoppen. Verdachte is volgens haar echter doorgegaan met de vaginale penetratie en zou gezegd hebben dat ze haar kop moest houden. Ook zou hij op enig moment het condoom hebben afgedaan, vervolgens aangeefster met haar hoofd tegen een boom hebben gedrukt en haar opnieuw vaginaal gepenetreerd hebben, terwijl zij dit niet wilde en dit ook meerdere malen aangaf. Daarna zou hij haar hebben gedwongen hem te pijpen. Verdachte ontkent dat hij aangeefster met geweld of andere feitelijkheden tot seksuele handelingen heeft gedwongen. Volgens hem is hij, toen aangeefster zei dat hij moest stoppen, direct gestopt met de vaginale penetratie en heeft zij hem vervolgens vrijwillig gepijpt.
Om tot een bewezenverklaring van verkrachting te komen, moet komen vast te staan dat de verdachte door (bedreiging met) geweld of een andere feitelijkheid aangeefster heeft gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is slechts sprake van dwang (en daarmee van verkrachting) in de zin van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht, indien het (voorwaardelijk) opzet van de verdachte mede omvat dat hij de ander tegen haar wil handelingen doet ondergaan die bestaan of mede bestaan uit seksueel binnendringen en er sprake is van geweld van voldoende kaliber waardoor aangeefster zich niet kan onttrekken aan de handelingen van verdachte.
De rechtbank stelt voorop dat zedenzaken zich doorgaans laten kenmerken door het feit dat er slechts twee personen aanwezig waren bij de ten laste gelegde seksuele handelingen: het veronderstelde slachtoffer en de veronderstelde dader. Nu verdachte de dwang ontkent, dient de verklaring van aangeefster in voldoende mate te worden ondersteund door ander bewijsmateriaal. Artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht schrijft immers voor dat het bewijs dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan door de rechter niet uitsluitend kan worden aangenomen op de verklaring van één getuige. De rechtbank moet daarom de vraag beantwoorden of, naast de verklaring van aangeefster, voldoende steunbewijs voorhanden is in het dossier. Deze vraag dient te worden beantwoord aan de hand van de omstandigheden in het concrete geval.
De officier van justitie heeft het volgende als steunbewijs aangewezen. Ten eerste de berichten
tussen verdachte en aangeefster via Snapchat, kort na hun samenzijn op 26 juni 2021. Deze berichten zouden erop wijzen dat verdachte meerdere malen heeft gehoord dat aangeefster pijn had en dat zij wilde dat verdachte zou stoppen, maar niet is gestopt. Daarnaast is gewezen op de verklaringen van de moeder en een vriendin van aangeefster, dat aangeefster overstuur was kort na haar ontmoeting met verdachte. Dat zou ook blijken uit de filmpjes die aangeefster van zichzelf heeft gemaakt en naar haar vriendin heeft gestuurd. Verder heeft de moeder van aangeefster verklaard een bult op haar hoofd gezien te hebben, wat passend zou zijn bij de verklaring van aangeefster. Tot slot ondersteunt volgens de officier van justitie ook het bloedverlies bij aangeefster na de seks met verdachte de verklaring van aangeefster dat de seks hardhandig was. Hoewel door de forensisch arts niet is onderzocht of er wondjes in de vagina zaten, is dit op basis van zijn verklaring ook niet uit te sluiten. Tot slot geeft het rapport van het NFI geen uitsluitsel over het bij aangeefster bemonsterde bloed.
Beoordeling
De rechtbank ziet zich gesteld voor het dilemma dat zowel de verklaring van aangeefster als de lezing van verdachte op basis van het dossier voor waar kan worden aangenomen. De lezing van verdachte wordt namelijk niet weerlegd door de beschikbare bewijsmiddelen, waardoor er onvoldoende grond is om zijn verklaring zonder meer als niet aannemelijk of ongeloofwaardig terzijde te schuiven. Ten aanzien van het kernpunt in deze zaak, namelijk of de seks de gehele tijd vrijwillig was of dat er op enig moment sprake is geweest van dwang, is er geen doorslaggevend bewijs.
De door de officier van justitie genoemde bewijsmiddelen bewijzen naar het oordeel van de rechtbank niet dat verdachte aangeefster op enig moment heeft gedwongen tot seks. Uit de berichten tussen aangeefster en verdachte via Snapchat blijkt niet (ondubbelzinnig) dat verdachte is doorgegaan met de vaginale penetratie nadat aangeefster heeft aangegeven dat zij wilde dat hij stopte. De enkele opmerking van aangeefster “het doet pijn” is hiervoor onvoldoende. Daarnaast heeft verdachte een verklaring gegeven voor het feit dat hij doorging met de penetratie nadat aangeefster had gezegd dat het pijn deed. Hij heeft hierover verklaard dat hij pas één keer seks in zijn leven had gehad, hij onzeker was over zijn (seksuele) handelen en dacht dat het gekreun van aangeefster juist een goed teken was. Hij dacht dat zij de hardhandige seks fijn vond, omdat zij hem vaker heeft verteld dat zij daarvan houdt. Deze verklaring van verdachte wordt ondersteund door zijn Snapchatberichten waarin hij aangeeft: “
Didnt know” en “
Ik dacht steeds dat je t bedoelde voor de gein. Dat je t juist wou”. Verder wordt de verklaring van verdachte, dat aangeefster van hardhandige seks zou houden, ondersteund door de verklaring die de ex-vriend van aangeefster (getuige [getuige 1] ) bij de politie heeft afgelegd.
Verder kunnen de verklaringen van de moeder en een vriendin van aangeefster (getuige [getuige 2] ) dat zij overstuur was, en de filmpjes, niet als steunbewijs dienen, nu naar het oordeel van de rechtbank ook daaruit niet blijkt dat verdachte aangeefster tot seks heeft gedwongen. De gemoedstoestand van aangeefster kan immers ook een gevolg zijn geweest van de pijn die aangeefster ervaarde tijdens de seks en/of het bloed dat aangeefster na thuiskomst zag zitten op haar kleding en haar benen. De bult op het hoofd van aangeefster waarover haar moeder heeft verklaard, nog los van het feit dat de forensisch arts die aangeefster diezelfde dag heeft onderzocht daar niets over heeft opgemerkt, is onvoldoende om te concluderen dat aangeefster door verdachte tot seks is gedwongen. De bult, voor zover daar sprake van is geweest, past immers ook in de verklaring van verdachte dat hij seks met aangeefster had tegen een boom aan. Hij heeft verklaard dat aangeefster tegen de boom aanstond en hij achter haar stond. Tot slot overweegt de rechtbank dat er geen aanknopingspunten in het dossier zijn om aan te nemen dat het bloed dat bij aangeefster is aangetroffen het gevolg is geweest van door verdachte toegepast geweld. Ook zegt dit bloed niets over de toepassing van enige dwang. Immers, in het NFI-rapport is geconcludeerd dat het bloed dat is aangetroffen in de diep vaginale bemonstering bij aangeefster iets waarschijnlijker menstrueel bloed bevat dan dat het geen menstrueel bloed bevat. De conclusie van het NFI wordt versterkt door de verklaring van getuige [getuige 2] waarin zij aangeeft dat aangeefster ongesteld was.
In een situatie als deze rest de rechtbank niets anders dan terug te vallen op een grondregel van ons strafrechtelijk systeem: in het geval van redelijke twijfel dient die twijfel in het voordeel van de verdachte te worden beslecht (in dubio pre reo). De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken.
Conclusie
Het ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

4.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij heeft in verband met het tenlastegelegde feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 125,- aan materiële schade en € 5.000,- aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Overweging van de rechtbank
Nu de rechtbank niet tot een bewezenverklaring komt, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

5.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde;
 verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. Ö. Sari (voorzitter), mr. R.M.H. Pennings en mr. Y. van Wezel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D. Spoelstra en mr. S. Benbouazza, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 mei 2023.
mr. Pennings, mr. Spoelstra en mr. Benbouazza
zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen