ECLI:NL:RBGEL:2023:2820

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 mei 2023
Publicatiedatum
17 mei 2023
Zaaknummer
AWB- 23_1294
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verhaal van kosten van bestuursdwang op verzoekers in bestuursrechtelijke procedure

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. Verzoekers, die geen bezwaar hebben gemaakt tegen een eerder besluit van het college van burgemeester en wethouders van West Maas en Waal, hebben verzocht om schorsing van het kostenverhaal van € 63.260,35 in verband met bestuursdwang. De voorzieningenrechter oordeelt dat het college de kosten kan verhalen, omdat er geen bijzondere omstandigheden zijn die dit zouden uitsluiten. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af, omdat de verzoekers niet hebben aangetoond dat de kosten van bestuursdwang niet voor hun rekening zouden moeten komen. De voorzieningenrechter legt uit dat de uitvoering van de bestuursdwang niet onrechtmatig was en dat verzoekers onvoldoende bewijs hebben geleverd voor hun stellingen over de onrechtmatigheid van de bestuursdwang. De voorzieningenrechter verklaart zich onbevoegd om het verzoek tot schorsing van de verkoop of vernietiging van de in beslag genomen goederen te behandelen, omdat dit privaatrechtelijk handelen betreft. De uitspraak benadrukt dat het kostenverhaal in beginsel voor rekening van de overtreder is, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die dit rechtvaardigen. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep open.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 23/1294

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker] en [verzoeker],ook handelend onder de naam
[verzoeker], uit [woonplaats], verzoekers
(gemachtigde: mr. C.J. Driessen),
en

het college van burgemeester en wethouders van West Maas en Waal

(gemachtigden: mr. J. Boon-van Delft en A. Bil ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers tegen het door het college op 1 maart 2023 genomen besluit om de kosten van € 63.260,35 in verband met toegepaste bestuursdwang, op verzoekers te verhalen.
1.1.
Bij brief van 3 maart 2023 heeft het college schriftelijk bevestigd dat de uitspraak in de voorlopige voorziening wordt afgewacht alvorens over te gaan tot eventuele verkoop/vernietiging dan wel anderzijds van de in beslag genomen goederen. Verzoekers hebben tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 8 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekers, de gemachtigde van verzoekers en de gemachtigden van het college.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Relevante feiten en omstandigheden
3. Bij besluit van 12 oktober 2022 heeft het college verzoekers voor een aantal illegale bouwwerken en de illegale opslag een last onder bestuursdwang opgelegd. Verzoekers is gelast de overredingen te (laten) beëindigen voor 24 november 2022. Verzoekers hebben tegen dit besluit geen bezwaar gemaakt.
3.1.
Omdat verzoekers geen gevolg hebben gegeven aan de last, heeft het college op
31 januari en 1 februari 2023 de last onder bestuursdwang door feitelijk handelen ten uitvoer gelegd. Met het besluit van 1 maart 2023 heeft het college besloten de kosten daarvan op verzoekers te verhalen.
Juridisch kader
4. De toepassing van bestuursdwang vindt plaats op kosten van de overtreder, tenzij deze kosten redelijkerwijs niet of niet geheel voor zijn rekening behoren te komen. [1]
4.1.
Het bestuursorgaan kan voor de toepassing van bestuursdwang zaken meevoeren en opslaan. [2] Het college draagt ook zorg voor de bewaring van de opgeslagen zaken en geeft deze terug aan de belanghebbenden. [3] Indien de zaak niet kan worden teruggegeven binnen dertien weken, kan het bestuursorgaan de zaak verkopen. [4] Op dit uitgangspunt bestaat een uitzondering. Indien verkoop naar het oordeel van het bestuursorgaan niet mogelijk is, dan kan het de zaak laten vernietigen. [5]
4.1.1.
Volgens de rechtspraak gaan bestuursdwang en kostenverhaal in de regel samen. [6] Voor het maken van een uitzondering kan aanleiding bestaan indien de aangeschrevene van de ontstane situatie geen verwijt valt te maken en bij het ongedaan maken van de met het recht strijdige situatie het algemeen belang in die mate is betrokken, dat de kosten in redelijkheid niet of niet geheel voor rekening van de aangeschrevene behoren te komen. Verder kunnen andere bijzondere omstandigheden het bestuursorgaan nopen tot het geheel of gedeeltelijk afzien van kostenverhaal. [7]
4.2.
Volgens vaste rechtspraak moet de overtreder aannemelijk maken dat sprake is van bijzondere omstandigheden die leiden tot de conclusie dat de kosten van bestuursdwang redelijkerwijs niet of niet geheel voor zijn rekening behoren te komen. [8]
Treft het betoog dat de bestuursdwang onrechtmatig was, doel?
5. Verzoekers betogen dat de opgelegde last onder bestuursdwang evident onrechtmatig is, evident onzorgvuldig, evident vol met fouten staat en ook evident onevenredig is gelet op de bijzondere situatie van het onderhavige geval.
5.1.
Het college stelt zich op het standpunt dat het kostenbesluit een logisch en voorlopig sluitstuk is en onderdeel in een langslepend en omvangrijk handhavingsdossier. Het college is verplicht tot handhaving en heeft dat ook gedaan. Verzoekers hebben tegen diverse dwangsombesluiten en invorderingsbesluiten geen bezwaar gemaakt.
5.2.
Het betoog van verzoekers slaagt niet. Vast staat dat verzoekers geen bezwaar hebben gemaakt tegen de last onder bestuursdwang van 12 oktober 2022. Dat besluit is daardoor onherroepelijk. Volgens vaste rechtspraak kan een betrokkene in het kader van de procedure tegen de kostenverhaalsbeschikking in beginsel niet met succes gronden naar voren brengen die hij tegen de last onder dwangsom of last onder bestuursdwang naar voren heeft gebracht of had kunnen brengen. Dat kan alleen in uitzonderlijke gevallen. Een dergelijk uitzonderlijk geval kan bijvoorbeeld worden aangenomen als evident is dat er geen overtreding is gepleegd en/of betrokkene geen overtreder is. [9] Die situatie doet zich hier gelet op de uitgebreide voorgeschiedenis niet voor. De stelling van verzoekers dat het bestuursdwangbesluit om diverse redenen evident onrechtmatig is dan wel, zoals ter zitting is aangevoerd, het college het overgangsrecht bij zijn beoordeling had dienen te betrekken, hadden zij in het kader van de last onder bestuursdwang kunnen aanvoeren. Dit geldt ook voor het door verzoekers gedane beroep op het vertrouwensbeginsel. In deze kostenprocedure kunnen verzoekers dat niet meer met succes naar voren brengen.
Was de uitvoering van het bestuursdwangbesluit onrechtmatig?
6. Verzoekers voeren aan dat de bestuursdwang naar hun mening onrechtmatig is uitgevoerd. Verzoekers stellen dat zij meerdere malen om verlenging van de begunstigingstermijn hebben gevraagd door ziekte van hunzelf en door het ernstig ziek zijn van de zoon van verzoekers. Verzoekers stellen dat het een onhaalbare situatie was.
6.1.
Het college stelt in reactie hierop dat verzoekers hiermee een onjuiste voorstelling van zaken geven. Het college is zorgvuldig en evenwichtig tot handhaving overgegaan. Anders dan verzoekers suggereren heeft het verzoekers verschillende mogelijkheden geboden om zelf orde op zaken te stellen. Hierbij is ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verzoekers. Verzoekers hebben deze mogelijkheden afgewezen en/of er geen gebruik van gemaakt. Ook dat heeft niet mogen baten. Voor het college was er vervolgens een grens bereikt. Pas ruim na het verstrijken van de begunstigingstermijn heeft verzoeker [verzoeker] op de avond voordat de bestuursdwang daadwerkelijk uit zou worden geoefend, de wethouders verzocht om uitstel. Het college heeft dit verzoek afgewezen omdat uitstel niet langer aan de orde kon zijn, gelet op de in geding zijnde handhavingsbelangen en de eerdergenoemde voorgeschiedenis.
6.2.
Het betoog van verzoekers slaagt niet. De voorzieningenrechter volgt het college en is van oordeel dat het voldoende heeft weerlegd dat van een onrechtmatige uitvoering van het bestuursdwang-besluit geen sprake is geweest.
Is de hoogte van het kostenverhaal reden voor schorsing?
7. Het college heeft op zitting toegezegd niet over te gaan tot invordering tot zes weken na het te nemen besluit op het bezwaar. Verzoekers hebben vervolgens de grond gericht op de hoogte van het kostenverhaal voor het verzoek om schorsing laten vallen.
Tussenconclusie
8. Alles overziende is de voorzieningenrechter van oordeel dat het college de kosten van de toepassing van bestuursdwang op verzoekers kunnen verhalen. Niet gebleken is van bijzondere omstandigheden die leiden tot de conclusie dat de kosten van bestuursdwang redelijkerwijs niet of niet geheel voor rekening van verzoekers behoren te komen.
Kan de voorzieningenrechter de verkoop, het weggeven of de vernietiging van de meegevoerde goederen schorsen?
9. Bij de feitelijke uitvoering van bestuursdwang op 31 januari 2023 en 1 februari 2023 zijn de goederen/eigendommen van verzoekers meegevoerd en opgeslagen bij Houterman in Wijchen. In de brief van 1 maart 2023 heeft het college meegedeeld deze goederen van verzoekers te willen verkopen, weggeven of vernietigen. Verzoekers betogen dat deze brief overduidelijk in strijd is met het in acht te nemen vertrouwensbeginsel. Verzoekers hebben een vervangende locatie gevonden voor de legale opslag van goederen zodat dat ook in het geheel geen probleem hoeft te zijn. In het verzoek om voorlopige voorziening hebben verzoekers tevens verzocht het kostenverhaalbesluit te schorsen en het college te verbieden de opgeslagen goederen van verzoekers te verkopen, weg te geven of te vernietigen en tevens het college te gelasten de bij Houterman in Wijchen opgeslagen goederen van verzoekers per direct aan verzoekers terug te geven voor de legale opslag elders.
9.1.
Uit vaste rechtspraak volgt dat het overdragen of verkopen van een zaak of het vernietigen ervan privaatrechtelijk of feitelijk handelen is. [10] Dit kan dus niet bij de bestuursrechter aan de orde komen. Hierop geldt een uitzondering indien de kosten daarvan zijn meegenomen bij de vaststelling van het kostenverhaal. In de procedure tegen dat besluit kunnen omstandigheden worden aangevoerd die moeten leiden tot het geheel of gedeeltelijk afzien van kostenverhaal. [11] Van het hier bestreden besluit tot kostenverhaal maken deze kosten echter geen deel uit. Het overdragen of verkopen van de in beslag genomen zaken of het vernietigen ervan kan daarom in dit verzoek niet aan de orde komen.

Conclusie en gevolgen

10. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter zal het besluit in bezwaar standhouden. Het bezwaar heeft geen redelijke kans van slagen. De voorzieningenrechter wijst daarom het verzoek af. Dat betekent dat het kostenbesluit van 1 maart 2023 niet wordt geschorst. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
-wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
-verklaart zich onbevoegd het door verzoekers onder 9 gedane verzoek in behandeling te nemen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van C. Kuiper, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 5:25 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 5:29, eerste lid, van de Awb
3.Artikel 5:29, derde lid, van de Awb
4.Artikel 5:30 van de Awb
5.Artikel 5:30, vijfde lid, van de Awb
6.Zie bijvoorbeeld ABRvS 21 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1618.
7.Zie bijvoorbeeld ABRvS 6 mei 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1183, onder 16.1 en ABRvS 30 oktober 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3552, onder 7.2.
8.Zie bijvoorbeeld ABRvS 19 april 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1062.
9.Zie bijvoorbeeld ABRvS 27 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:466, onder 2.2.
10.ABRvS 19 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:514 en ABRvS 20 mei 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1266.
11.ABRvS 21 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1618.