ECLI:NL:RBGEL:2023:2793

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 mei 2023
Publicatiedatum
16 mei 2023
Zaaknummer
05-174926-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot zware mishandeling en bedreiging van een politieambtenaar

Op 15 mei 2023 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling en bedreiging van een politieambtenaar. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 86 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, en een taakstraf van 180 uur. De zaak kwam voort uit een incident op 10 juli 2022 in Groesbeek, waar de verdachte tijdens een vechtpartij een persoon, aangeduid als [slachtoffer], met kracht tegen het hoofd schopte terwijl deze op de grond lag. De rechtbank oordeelde dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer]. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van het bedreigen van een politieambtenaar, [verbalisant 1], op 5 juni 2022, waarbij hij dreigde diens benen te breken. De rechtbank achtte deze bedreiging wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn alcoholgebruik en de impact van de ziekte van zijn moeder, en besloot tot een voorwaardelijke straf om recidive te voorkomen. De benadeelde partij, [slachtoffer], werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de schadeposten onvoldoende onderbouwd waren.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/174926-22
Datum uitspraak : 15 mei 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1972 in [geboorteplaats],
wonende aan de [adres] , [postcode] in [woonplaats] ,
raadsman: mr. F.H.J. van Gaal, advocaat in Wijchen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 10 juli 2022,
te Groesbeek, gemeente Berg en Dal
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan een persoon genaamd [slachtoffer]
opzettelijk van het leven te beroven, met geschoeide voet (met kracht) onverhoeds tegen het hoofd
en/of in het gezicht van die [slachtoffer] heeft geschopt en/of getrapt (terwijl die [slachtoffer] op de grond
zat),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 juli 2022,
te Groesbeek, gemeente Berg en Dal
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan een persoon genaamd [slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
met dat opzet met geschoeide voet (met kracht) onverhoeds tegen het hoofd en/of in het gezicht
van die [slachtoffer] heeft geschopt en/of getrapt (terwijl die [slachtoffer] op de grond zat),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij op of omstreeks 10 juli 2022,
te Groesbeek, gemeente Berg en Dal,
openlijk, te weten op of aan de openbare weg (Dorpsstraat) en/of op een voor het publiek
toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte (te weten het terras van café
"de Comm")
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon genaamd [slachtoffer] welk geweld
bestond uit het
- meermalen, althans eenmaal, slaan en/of stompen in/op/tegen het gezicht/hoofd en/of het
lichaam van die [slachtoffer] en/of
- meermalen, althans eenmaal, (terwijl die [slachtoffer] op de grond zat) (onverhoeds) schoppen en/of
trappen in/op/tegen het gezicht/hoofd en/of (elders) in/op/tegen het lichaam van die [slachtoffer]
2.
hij op of omstreeks 5 juni 2022,
in de gemeente Nijmegen
een politieambtenaar genaamd [verbalisant 1] heeft
bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [verbalisant 1]
dreigend de woorden toe te voegen - zakelijk weergegeven- dat verdachte die [verbalisant 1] de beide
benen zal breken wanneer hij hem weer zou tegenkomen, althans woorden van gelijke dreigende
aard of strekking; en welke (bedreigende) woorden die [verbalisant 1] hebben bereikt;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van feit 1
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
In de nacht van 10 juli 2022 is in Groesbeek een vechtpartij geweest. Tijdens die vechtpartij hebben twee personen slachtoffer, [slachtoffer] , geslagen waardoor hij op de grond is gevallen. Verdachte heeft [slachtoffer] vervolgens met zijn linkervoet tegen het hoofd getrapt, terwijl laatstgenoemde op de grond zat. [2] Verdachte droeg op dat moment sneakers. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. Daarnaast heeft zij zich op het standpunt gesteld dat het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van het primair ten laste gelegde bepleit, wegens het ontbreken van (voorwaardelijk) opzet op het de dood van [slachtoffer] . Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde feit heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is hoe het bovengenoemde handelen van verdachte gekwalificeerd dient te worden.
De rechtbank stelt voorop dat de ondergrens voor opzet wordt gevormd door voorwaardelijk opzet. Hier is sprake van indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat een bepaald gevolg zal intreden en dit gevolg ook accepteert. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Uit het strafdossier volgt dat verdachte [slachtoffer] éénmaal met kracht onverhoeds tegen het hoofd van [slachtoffer] heeft geschopt, terwijl hij op dat moment sneakers droeg. De rechtbank heeft onvoldoende informatie om vast te kunnen stellen dat deze enkele geweldshandeling van dusdanige kracht was en onder zodanige omstandigheden plaatsvond dat daarmee een aanmerkelijke kans op de dood zou bestaan. Hiermee is dus niet aannemelijk geworden dat verdachte met zijn handelen willens en wetens de aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer] heeft aanvaard. De rechtbank zal verdachte daarom van de onder feit 1 primair ten laste gelegde poging doodslag vrijspreken.
De rechtbank overweegt dat het bovenstaande handelen van verdachte wel een poging tot zware mishandeling oplevert. Eén harde trap tegen het hoofd kan namelijk tot zwaar lichamelijk letsel leiden. Bij het met geschoeide voet met kracht onverhoeds trappen tegen het hoofd van [slachtoffer] , terwijl hij op de grond zat, is dan ook de aanmerkelijke kans aanwezig dat hij zwaar lichamelijk letsel oploopt. Deze gedraging van verdachte kan naar zijn uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Daarom is de rechtbank van oordeel dat verdachte voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer] .
Gelet op het bovengenoemde acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de subsidiair ten laste gelegde poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Ten aanzien van feit 2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
[verbalisant 2] heeft verklaard dat verdachte op 5 juni 2022 bij het verhoor van zijn zoon vroeg of meneer [verbalisant 1] aanwezig was. Hij hoorde verdachte toen zeggen dat hij meneer [verbalisant 1] bedoelde, de wijkagent van Groesbeek. Vervolgens heeft [verbalisant 2] verklaard dat hij verdachte hoorde zeggen dat als hij meneer [verbalisant 1] tegen zou komen hij zijn beide benen zou breken. [verbalisant 2] heeft verder verklaard dat hij tegen verdachte zei dat hij dit beter niet kon zeggen, omdat dit ook weleens tegen hem gebruikt kon worden. Hij hoorde vervolgens verdachte zeggen “
geloof mij nu maar, als ik [verbalisant 1] tegen kom, breek ik allebei zijn benen, ik pak hem nog wel”. [4] Dit verhoor vond plaats in Nijmegen. [5]
[verbalisant 1] , [verbalisant 1] , heeft verklaard hij van [verbalisant 2] hoorde dat hij zou zijn bedreigd door verdachte. Volgens [verbalisant 2] zou verdachte hebben gezegd “
Waar is [verbalisant 1] ? Als ik hem tegenkom dan breek ik allebei zijn benen.” [verbalisant 1] zou volgens verdachte hebben gelogen in een zaak omtrent het ouderlijk gezag van de stiefzoon van verdachte. Dat zou de reden zijn waarom verdachte hem bedreigde. Gelet op de antecedenten van verdachte in het politiesysteem en de meldingen die over verdachte zijn binnengekomen waarvan het alcoholgebruik en de agressie van hem de rode draad vormen, voelde [verbalisant 1] zich bedreigd. [6]
De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de feitelijke toedracht zoals deze door [verbalisant 2] is beschreven in zijn op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal van bevindingen. Uit dit proces-verbaal volgt dat verdachte [verbalisant 1] heeft bedreigd met zware mishandeling door te zeggen dat hij de beide benen van [verbalisant 1] zal breken wanneer hij hem zou tegenkomen. [verbalisant 2] heeft [verbalisant 1] geïnformeerd over deze bedreiging, zodat [verbalisant 1] ook op de hoogte is geraakt hiervan. Gelet op de antecedenten van verdachte in het politiesysteem en de meldingen over de agressie en het alcoholgebruik van hem is de rechtbank van oordeel dat de bedreiging van verdachte van dien aard en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij [verbalisant 1] de redelijke vrees kon ontstaan dat verdachte het misdrijf ten uitvoer zou brengen.
De rechtbank acht daarmee wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [verbalisant 1] heeft bedreigd met zware mishandeling.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het
onder de feiten 1 subsidiair en 2 ten laste gelegdeheeft begaan, te weten dat:
1.
subsidiairhij op
of omstreeks10 juli 2022,
te Groesbeek, gemeente Berg en Dal
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan een persoon genaamd [slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
met dat opzet met geschoeide voet
(met kracht
)onverhoeds tegen het hoofd
en/of in het gezichtvan die [slachtoffer] heeft geschopt en/of getrapt
(terwijl die [slachtoffer] op de grond zat
),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op
of omstreeks5 juni 2022,
in de gemeente Nijmegen
een politieambtenaar genaamd [verbalisant 1] heeft
bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/ofmet zware mishandeling, door die [verbalisant 1]
dreigend de woorden toe te voegen
- zakelijk weergegeven-dat verdachte die [verbalisant 1] de beide
benen zal breken wanneer hij hem weer zou tegenkomen,
althans woorden van gelijke dreigendeaard of strekking;en welke
(bedreigende
)woorden die [verbalisant 1] hebben bereikt;
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1 subsidiair:
poging tot zware mishandeling;
ten aanzien van feit 2:
bedreiging met zware mishandeling.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 86 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een taakstraf wordt opgelegd van 180 uur, te vervangen door 90 dagen hechtenis indien de taakstraf niet (naar behoren) wordt uitgevoerd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de door de officier van justitie geëiste straf een passende afdoening is. Hij heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot zware mishandeling en bedreiging van een verbalisant. De poging tot zware mishandeling vond plaats bij een café, terwijl verdachte al veel gedronken had. Hij heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstige vorm van zinloos geweld tijdens het uitgaan. Op dat moment waren veel (jonge) omstanders aanwezig die zijn handelen hebben gezien, waaronder zijn minderjarige stiefkinderen. Zij waren getuige van de wijze waarop verdachte onverhoeds [slachtoffer] tegen het hoofd heeft getrapt en heeft mishandeld, terwijl [slachtoffer] weerloos op de grond zat. Dit soort uitgaansgeweld in de publieke ruimte zorgt in algemene zin voor gevoelens van onveiligheid in de samenleving, in het bijzonder bij hen die daarvan slachtoffer of ongewild getuige zijn. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij hieraan heeft bijgedragen. .
Daarnaast heeft verdachte verbalisant [verbalisant 1] bedreigd tijdens een politieverhoor van zijn stiefzoon. [verbalisant 1] was op dit moment niet aanwezig en speelde geen enkele rol in deze procedure. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij op dat moment zonder directe aanleiding [verbalisant 1] heeft bedreigd. Zij weegt in strafverzwarende zin mee dat de bedreiging is gericht tegen een ambtenaar in functie.
De rechtbank heeft kennis genomen van het uittreksel van 20 maart 2023 van de justitiële documentatie van verdachte.
Daarnaast heeft de rechtbank heeft acht geslagen op het reclasseringsrapport van 28 april 2023. Verdachte heeft beide feiten gepleegd in een periode waarin zijn moeder net te horen had gekregen dat zij ongeneeslijk ziek was. Hij dronk in die periode meer dan normaal. Verdachte drinkt sinds een half jaar niet meer en de reclassering schat het recidiverisico in als laaggemiddeld. Ook heeft verdachte een goedlopend dakdekkersbedrijf en meerdere werknemers in dienst die van dat bedrijf afhankelijk zijn.
Gelet op voornoemde persoonlijke omstandigheden acht de rechtbank het niet wenselijk om verdachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank acht de door de officier van justitie geformuleerde eis passend en zal deze dan ook overnemen. De rechtbank legt aan verdachte op een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen met aftrek van het voorarrest van 4 dagen op, waarvan 86 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar. Het voorwaardelijke deel dient als zogenoemde ‘stok achter de deur’ om zoveel als mogelijk te waarborgen dat verdachte niet opnieuw strafbare feiten zal plegen. Gezien de ernst van de feiten zal de rechtbank daarnaast een taakstraf opleggen van 180 uren.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 250,- aan materiële schade en € 1350,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de materiële vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk kan worden toegewezen, namelijk tot een bedrag van € 80,-, met toekenning van de wettelijke rente. Ook heeft zij de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
Voor het overige deel aan materiële en immateriële schade heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, vanwege het ontbreken van een deugdelijke onderbouwing. Subsidiair heeft de verdediging verzocht het eventueel toe te wijzen bedrag te matigen.
Overweging van de rechtbank
De schadeposten zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering verklaren.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 57, 63, 285 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder feit 1 primair ten laste gelegde;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen;
 beveelt dat de tijd door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
86 dagen,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de
proeftijd van drie jarenniet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 legt op een
taakstraf van 180 uren,met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 dagen;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade en smartengeld;
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.L. Heldens (voorzitter), mr. R.M.H. Pennings en mr. C.E.W. van de Sande, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B. de Rooij en mr. D. Spoelstra, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 mei 2023.
mr. J.A.L. Heldens en mr. C.E.W. van de Sande zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 3] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022312155, gesloten op 31 augustus 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 14, het proces-verbaal van bevindingen, p. 31 en de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 mei 2023.
3.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 mei 2023.
4.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 58.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 60.
6.Het proces-verbaal van aangifte van P. [verbalisant 1] , p. 56-57.