ECLI:NL:RBGEL:2023:2665

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 mei 2023
Publicatiedatum
9 mei 2023
Zaaknummer
05.179733.22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 75-jarige man voor ontuchtige handelingen met minderjarige buurmeisjes

Op 9 mei 2023 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 75-jarige man uit Vorden, die werd beschuldigd van het langdurig plegen van ontuchtige handelingen met zijn minderjarige buurmeisjes. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden. De zaak kwam aan het licht na aangiften van twee meisjes, geboren in 2002 en 2000, die verklaarden dat de verdachte hen tussen 2007 en 2014 herhaaldelijk seksueel had misbruikt in zijn schuurtje. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de slachtoffers gedetailleerd en consistent waren, en dat er voldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De verdediging had vrijspraak bepleit, maar de rechtbank achtte de verklaringen van de slachtoffers betrouwbaar en vond dat er geen reden was om aan hun geloofwaardigheid te twijfelen. De verdachte ontkende de beschuldigingen en stelde dat de meisjes elkaar hadden beïnvloed, maar de rechtbank verwierp deze argumenten. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn rol als mantelzorger voor zijn dementerende vrouw, maar vond de ernst van de feiten zwaarder wegen. De rechtbank legde ook schadevergoedingen op aan de benadeelde partijen, die door de verdachte moeten worden betaald.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team Strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/179733-22
Datum uitspraak : 9 mei 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1947 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 2] , [postcode] in [geboorteplaats] .
Raadsman: mr. H.O. den Otter, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 16 augustus 2007 tot en
met 15 augustus 2014 te [geboorteplaats] , althans in Nederland,
met [slachtoffer 1] , geboren op 16 augustus 2002,
die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] ,
te weten
het brengen van één of meer vingers in de vagina en/of tussen de schaamlippen van
die [slachtoffer 1] ;
2.
hij op meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 22 november 2007 tot en
met 21 november 2012 te [geboorteplaats] , althans in Nederland,
met [slachtoffer 2] , geboren op 22 november 2000,
die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] ,
te weten
het brengen van één of meer vingers in de vagina en/of tussen de schaamlippen van
die [slachtoffer 2] en/of
het betasten van de borsten van die [slachtoffer 2] ;
3.
hij op meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 22 november 2012 tot en
met 21 november 2014 te [geboorteplaats] , althans in Nederland,
met [slachtoffer 2] , geboren op 22 november 2000,
die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] ,
te weten
het brengen van één of meer vingers in de vagina en/of tussen de schaamlippen van
die [slachtoffer 2] en/of
het betasten van de borsten van die [slachtoffer 2] .
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. De verklaringen van aangeefsters zijn onbetrouwbaar en onderling tegenstrijdig. Ook valt niet uit te sluiten dat aangeefsters elkaar beïnvloed hebben in hun verklaringen of hun verklaringen op elkaar hebben afgestemd. Verdachte heeft de ontuchtige handelingen stellig ontkend. Er kwam volgens verdachte niemand in het schuurtje behalve hijzelf. Aangeefsters konden vanaf buiten door de open deur de binnenkant van het schuurtje zien en hebben zo het schuurtje kunnen beschrijven in hun verklaringen. Verdachte werkte in het schuurtje aan fietsen en kwam daardoor in aanraking met onder andere vet en olie. Als hij aan aangeefsters had gezeten, waren er vlekken zichtbaar geweest op hun kleding. Daarnaast heeft de raadsman verzocht om voorzichtig om te gaan met steunbewijs in de zin van getuigenverklaringen. Dat aangeefsters hun verhaal hebben verteld aan getuigen, wil niet zeggen dat de ontuchtige handelingen daadwerkelijk hebben plaatsgevonden. Dat verdachte heeft bevestigd dat aangeefsters een belaste thuissituatie hadden, zegt niets over de tenlastegelegde feiten.
Beoordeling door de rechtbank
De betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefsters
[slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ), geboren op 16 augustus 2002, heeft op 30 november 2021 in een informatief gesprek zeden het volgende verklaard. [slachtoffer 1] woonde met haar ouders op de [adres 1] in [geboorteplaats] . Verdachte en zijn vrouw waren hun buren. [slachtoffer 1] en haar gezin hebben naast verdachte gewoond totdat [slachtoffer 1] een jaar of twaalf was. De moeder van [slachtoffer 1] ging wekelijks bij verdachte en zijn vrouw op bezoek. [slachtoffer 1] moest dan verdachte uit het schuurtje halen omdat de koffie klaar was. In het schuurtje ging verdachte achter [slachtoffer 1] staan, deed hij zijn arm om haar heen en ging hij met zijn andere arm en hand haar broek in. Hij ging met zijn vingers in de vagina van [slachtoffer 1] en bewoog heen en weer. Ook vroeg hij aan [slachtoffer 1] of ze dit leuk vond. [slachtoffer 1] probeerde zich los te wurmen maar dat lukte niet. Deze ontuchtige handelingen vonden volgens [slachtoffer 1] wekelijks plaats vanaf de tijd dat [slachtoffer 1] ongeveer vijf jaar oud was tot de verhuizing van het gezin uit de straat van verdachte. Toen [slachtoffer 1] tussen de tien en twaalf jaar oud was, sprak zij met haar zus [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) over de ontuchtige handelingen. [slachtoffer 2] vertelde toen dat verdachte het ook bij haar deed. [slachtoffer 2] deed daarom haar broekriem extra strak dicht en gaf dit als advies aan [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] wist ten tijde van het informatief gesprek dat [slachtoffer 2] recent naar de schoondochter van verdachte ( [getuige 3] , hierna: [betrokkene] ) was gegaan en haar over de ontuchtige handelingen die verdachte bij haar verrichtte, heeft verteld. [slachtoffer 2] wilde [betrokkene] waarschuwen omdat zij een jonge dochter heeft die vaak bij verdachte was. Later werd [slachtoffer 1] door [betrokkene] bevraagd over wat er vroeger gebeurd zou zijn. [slachtoffer 1] heeft toen het hele verhaal aan [betrokkene] verteld. [2]
[slachtoffer 1] heeft vervolgens op 6 december 2021 aangifte gedaan. De ontuchtige handelingen vonden tussen 2007 en 2012 bijna wekelijks plaats in de ochtend of middag in het fietsenschuurtje van verdachte. [slachtoffer 1] is op haar vijfde verjaardag, op 16 augustus 2007, naar het huis in [geboorteplaats] verhuisd en kan zich niet herinneren dat er een jaar voorbij ging dat het misbruik niet plaatsvond. [slachtoffer 1] kwam bij de buren als ze ziek was in de ochtend met haar moeder of rond 15:00 uur na school. Het gebeurde steeds als [slachtoffer 1] verdachte op moest halen voor de koffie. Verdachte ging altijd achter haar staan voor de deur van het schuurtje. Hij maakte de broek van [slachtoffer 1] open en ging met zijn vingers in haar vagina. Hij bewoog dan in en uit de vagina met zijn vingers. Ook vroeg hij of het lekker was. Dit alles duurde steeds drie tot vijf minuten. Het schuurtje was van hout gemaakt en donkergroen geverfd. Als het gebeurde was de deur dicht maar niet op slot. Er zat een normaal sleutelslot in en boven in de deur zat nog een slot. Het was een ovalen plaat waar een ronde sleutel in kon. Op dat sleutelgat zat nog een plaatje dat opzij geschoven moest worden voordat je de sleutel erin kon doen. Er zaten geen ramen in het schuurtje en er kwam daardoor geen daglicht binnen als de deur dichtzat. Wel was er een felle lamp. [slachtoffer 1] heeft het als eerste tegen [betrokkene] verteld nadat [betrokkene] haar bevroeg over wat er in het schuurtje was gebeurd. Dit was naar aanleiding van het gesprek dat [slachtoffer 2] met [betrokkene] over het misbruik heeft gehad. Daarna heeft [slachtoffer 1] het aan haar ouders verteld. [3]
[slachtoffer 2] heeft op 23 december 2021 een informatief gesprek zeden gehad. Daarin heeft zij verklaard dat zij wel eens bij verdachte in het schuurtje ging kijken. Verdachte deed dan de deur dicht. Hij ging achter haar staan en ging met zijn hand in haar onderbroek. Hij deed dan zijn vingers in haar vagina en ging haar vingeren. Dit gebeurde meerdere keren per week. Meestal stond verdachte achter haar. Toen [slachtoffer 2] ouder werd en borsten kreeg, betastte hij ook haar borsten. Dit was toen zij elf of twaalf jaar oud was. Als de vrouw van verdachte naar het schuurtje kwam, stopte verdachte abrupt. Toen [slachtoffer 2] tussen de elf en dertien jaar oud was, besprak zij het misbruik met haar zusje [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] gaf toen aan dat verdachte het ook bij haar deed. [slachtoffer 2] gaf haar als advies dat ze haar broekriem strakker moest doen. Het misbruik stopte toen [slachtoffer 2] veertien jaar oud was en het gezin verhuisde. [betrokkene] heeft een dochter van negen of tien jaar oud. [slachtoffer 2] was bang dat haar hetzelfde zou overkomen en heeft daarom over het misbruik verteld aan [betrokkene] en haar partner. Dit waren de eerste personen, naast [slachtoffer 1] , die wisten van het misbruik. [betrokkene] heeft daarna in een gesprek met [slachtoffer 1] aan haar gevraagd of het ook bij haar gebeurd was. Toen heeft [slachtoffer 1] het tegen haar verteld. [slachtoffer 1] heeft daarna contact opgenomen met de politie en aangifte gedaan. Daarna kreeg [slachtoffer 2] contact met de politie. [4]
[slachtoffer 2] heeft daarna, op 27 december 2021, aangifte gedaan. Het misbruik vond plaats vanaf haar zevende tot haar veertiende levensjaar in het schuurtje van verdachte, meerdere keren per week. [slachtoffer 2] kwam vaak bij verdachte en zijn vrouw omdat zij zich thuis niet fijn voelde. Als [slachtoffer 2] in het schuurtje was, maakte verdachte met zijn handen haar broek los, ging hij met zijn hand naar beneden en over haar geslachtsdeel met zijn vingers. Hij ging dan ook met zijn vingers erin. Hij vroeg daarbij of [slachtoffer 2] het lekker vond. Ook ging hij later toen [slachtoffer 2] haar borsten ontwikkeld waren met zijn hand onder en achter het shirt van haar en betastte haar borsten. Hij kneep er dan een beetje in. Op andere momenten stond verdachte juist voor haar terwijl hij de ontuchtige handelingen uitvoerde. Verdachte is rechtshandig. Het misbruik gebeurde vaak aan het eind van de middag of begin van de avond als [slachtoffer 2] uit school kwam en naar de buren ging. Het vond plaats als [slachtoffer 2] alleen met verdachte in het schuurtje was.
Het schuurtje was een kleine ruimte van ongeveer drie bij vier meter.
Het stond vol met fietsen waardoor er een of twee meter bewegingsruimte over was. Het schuurtje had een opstapje (een deurdrempel) en daarna liep het glooiend af. De fietsen moesten over deze drempel worden getild. [5]
Zowel [slachtoffer 2] als [slachtoffer 1] zijn op 2 februari 2023 bij de rechter-commissaris gehoord. [slachtoffer 2] heeft daar nogmaals verklaard dat het misbruik begon na de verhuizing in 2007. Het misbruik gebeurde altijd in het fietsenschuurtje. Verdachte ging met zijn hand in haar broek en streelde over de vagina. Ook ging hij in de vagina. De ene keer deed hij dit terwijl hij achter haar stond en de andere keer stond hij voor haar. Ook vroeg hij of het lekker of fijn was. Vanaf dat [slachtoffer 2] ongeveer elf jaar oud was betastte hij ook haar borsten. Het schuurtje had een opstapje. Binnen stond een werkbank met daarboven een TL-lamp. Links naast de deur was ook een lamp. Het rook in het schuurtje naar een soort van ijzer- of vetgeur. Er stonden fietsen en spulletjes. Verdachte heeft nooit tegen [slachtoffer 2] gezegd dat zij niet in het schuurtje mocht komen. [slachtoffer 2] vond het leuk om te kijken naar de fietsen in de schuur. [6]
[slachtoffer 1] heeft ten overstaan van de rechter-commissaris wederom verklaard dat zij vanaf haar vijfde tot haar twaalfde met haar moeder en soms ook [slachtoffer 2] koffie ging drinken bij verdachte. [slachtoffer 1] moest dan verdachte ophalen voor de koffie. In het schuurtje pakte verdachte haar van achteren en deed hij zijn hand in haar broek. Hij drong daarna vaginaal binnen. Ook vroeg verdachte of zij het fijn vond. Dit misbruik begon direct nadat [slachtoffer 1] naast verdachte kwam wonen. De schuur was donkergroen en had een opstapje bij de deur en een afstapje als je binnenkwam. Rechts van de deur stond een werkbank. Er stonden altijd fietsen in het schuurtje. In het midden van het schuurtje waren elastische touwen om fietsen op te hangen. Er zaten twee sloten op de deur. In de schuur rook het naar smeerolie. Er lagen vieze oude witte theedoeken. Toen [slachtoffer 1] ongeveer tien jaar oud was ging zij haar riem extra strak doen. Dit hielp niet. Verdachte deed de riem gewoon open en ging alsnog in haar broek. [7]
Anders dan door de verdediging is bepleit, is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gedetailleerd en consistent zijn. Beiden hebben tot in detail verklaard hoe de verschillende ontuchtige handelingen bij henzelf zijn gepleegd door verdachte. Uit de verklaringen blijkt niet van onderlinge afstemming of overleg over hetgeen zij hebben verklaard. Sterker nog, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] verklaren verschillend over de ontuchtige handelingen die bij hen zouden zijn gepleegd en wanneer deze plaatsvonden. Zo deed verdachte bij [slachtoffer 1] de handelingen altijd als hij achter haar stond en gebeurde het als zij verdachte ophaalde voor de koffie. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat verdachte afwisselend voor of achter haar stond en ook haar borsten betastte. Dit vond plaats als zij in het schuurtje kwam kijken naar de fietsen. De verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] spreken elkaar op geen enkel punt tegen en komen op essentiële punten overeen, zoals de locatie, de handelwijze van verdachte en de inrichting van het schuurtje. De rechtbank is gelet op dit alles van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] betrouwbaar zijn en als bewijs kunnen worden gebruikt.
Steunbewijs
Naast de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bevat het dossier diverse getuigenverklaringen. De moeder van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft in haar verklaring bevestigd dat [slachtoffer 1] door [betrokkene] bevraagd is over het misbruik en het daarna tegen moeder en vader heeft gezegd. Moeder kwam wekelijks bij verdachte en zijn vrouw thuis. Elke maandagochtend dronk zij daar koffie en doordeweeks kwam zij daar in de middagen.
Soms gingen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] samen of alleen naar de buren als ze uit school kwamen. Als moeder koffie ging drinken bij de buren, was verdachte vaak in het schuurtje. Volgens moeder was hij toen net met pensioen. [slachtoffer 1] of [slachtoffer 2] moesten verdachte roepen in het schuurtje als de koffie klaar was. [8] De vader van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij hoorde dat verdachte regelmatig met zijn handen in de onderbroeken van de kinderen heeft gezeten en dat dat verklaarde waarom [slachtoffer 1] haar broekriem altijd heel strak om had. Zo strak dat haar buik helemaal naar binnengetrokken werd. Dit was toen [slachtoffer 1] ongeveer elf jaar oud was. Zij is daarvoor naar het ziekenhuis geweest. Daar werd de te strakke broekriem bevestigd. Sinds 2007 woonde het gezien naast verdachte. [9]
Ook passen de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] over hoe en wanneer het misbruik naar buiten is gekomen bij de afgelegde getuigenverklaring van [betrokkene] . [betrokkene] heeft verklaard dat [slachtoffer 2] eerst naar haar toe kwam in maart of april 2021 en verklaarde over het misbruik en dat [betrokkene] daarna [slachtoffer 1] enkele maanden later in november 2021 heeft bevraagd over het misbruik. [10] Volgens [betrokkene] verzon [slachtoffer 1] geen dingen. [11]
Tot slot acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat niemand behalve hijzelf in het schuurtje kwam, ongeloofwaardig. Zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] hebben naar het oordeel van de rechtbank de binnenkant van de schuur zeer specifiek beschreven. Deze beschrijving van de binnenkant van de schuur wordt door verdachte bovendien bevestigd. [12] Ook hebben zij de geur in de schuur beschreven, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank bijdraagt aan de overtuiging dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] daadwerkelijk in de schuur zijn geweest en de schuur niet slechts hebben kunnen beschrijven vanaf de deuropening. Dit staat haaks op de verklaring van verdachte dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] nooit in de schuur zijn geweest. Dat verdachte mogelijk een deel van de tenlastegelegde periodes heeft gewerkt (en dus naar eigen zeggen doordeweeks overdag niet thuis was), sluit niet uit dat het misbruik heeft plaatsgevonden nu [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ook na school bij verdachte en zijn vrouw kwamen. Dat er kennelijk geen vlekken zijn waargenomen op de kleding van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , sluit niet uit dat het misbruik heeft kunnen plaatsvinden. Tot slot overweegt de rechtbank dat uit het dossier op geen enkele manier volgt dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] een reden hadden om verdachte vals te beschuldigen. Sterker nog, [slachtoffer 2] gaf in haar verklaringen aan dat zij juist vaak naar verdachte en zijn vrouw ging omdat zij dit een veiligere plek vond dan haar eigen huis.
De rechtbank acht, gelet op de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , de verklaringen van hun ouders die de context van het misbruik en een specifiek detail in de aangiftes (de te strakke broekriem) bevestigen en de verklaring van [betrokkene] over hoe het misbruik naar buiten is gekomen, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem tenlastegelegde ontuchtige handelingen heeft gepleegd.
Ten aanzien van de periode overweegt de rechtbank dat uit de verklaring van [slachtoffer 1] blijkt dat het misbruik plaatsvond vanaf de verhuizing naar de straat van verdachte op haar verjaardag op 16 augustus 2007. [slachtoffer 1] heeft voorts verklaard dat het misbruik plaatsvond tot ongeveer haar twaalfde levensjaar en de verhuizing uit de straat van verdachte. De rechtbank komt gelet daarop tot een bewezenverklaring van de gehele tenlastegelegde periode ten aanzien van feit 1 ( [slachtoffer 1] ).
Ten aanzien van [slachtoffer 2] komt de rechtbank onder feit 2 ook tot een bewezenverklaring van de gehele tenlastegelegde periode, gelet op de verklaring van [slachtoffer 2] dat het misbruik begon op haar zevende. De verklaring van [slachtoffer 2] dat het misbruik plaatsvond tot haar veertiende levensjaar, tot slot, is redengevend voor een bewezenverklaring van de gehele tenlastegelegde periode ten aanzien van feit 3 (die dus loopt tot 21 november 2014, de dag voor de veertiende verjaardag van [slachtoffer 2] ).

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
meerderetijdstippen in
of omstreeksde periode van 16 augustus 2007 tot en
met 15 augustus 2014 te [geboorteplaats] ,
althans in Nederland,met [slachtoffer 1] , geboren op 16 augustus 2002,
die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] ,
te weten
het brengen van één of meer vingers in de vagina en
/oftussen de schaamlippen van
die [slachtoffer 1] ;
2.
hij op
meerderetijdstippen in
of omstreeksde periode van 22 november 2007 tot en
met 21 november 2012 te [geboorteplaats] ,
althans in Nederland,met [slachtoffer 2] , geboren op 22 november 2000,
die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] ,
te weten
het brengen van één of meer vingers in de vagina en
/oftussen de schaamlippen van
die [slachtoffer 2] en
/ofhet betasten van de borsten van die [slachtoffer 2] ;
3.
hij op
meerderetijdstippen in
of omstreeksde periode van 22 november 2012 tot en
met 21 november 2014 te [geboorteplaats] ,
althans in Nederland,met [slachtoffer 2] , geboren op 22 november 2000,
die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] ,
te weten
het brengen van één of meer vingers in de vagina en
/oftussen de schaamlippen van
die [slachtoffer 2] en
/ofhet betasten van de borsten van die [slachtoffer 2] .
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam
feit 2:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam
feit 3:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van de straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd moeten worden. Verdachte is mantelzorger voor zijn dementerende vrouw. De raadsman heeft de rechtbank daarom verzocht om bij een bewezenverklaring een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf op te leggen.
De beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, betrekt de rechtbank de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder die zijn begaan. Ook houdt de rechtbank rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte en met de inhoud van de volgende stukken:
- het uittreksel Justitiële Documentatie van 28 maart 2023;
- de adviesrapportage van de reclassering van 30 november 2022.
In het bijzonder neemt de rechtbank het volgende in aanmerking.
Strafblad
Verdachte is niet eerder voor soortgelijke feiten veroordeeld.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich gedurende een periode van (ruim) zeven jaar op verschillende momenten schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen bij zijn minderjarige buurmeisjes, bestaande uit het seksueel binnendringen van beide buurmeisjes en het betasten van de borsten van één van hen. Hierdoor heeft verdachte de lichamelijke integriteit en ongestoorde ontwikkeling van zijn opgroeiende buurmeisjes - vijf en zeven jaar ten tijde van de start van de ontucht - op ernstige wijze geschonden. Het is algemeen bekend dat jeugdige slachtoffers van dergelijke delicten daarvan later ernstige nadelige psychische gevolgen kunnen ondervinden. Door zijn handelwijze heeft verdachte bovendien misbruik gemaakt van het vertrouwen dat in hem als buurman en volwassene mocht worden gesteld. Verdachte heeft aldus volledig miskend dat kinderen juist bescherming behoeven tegen seksuele benaderingen door volwassenen. Verdachte heeft bij dit alles kennelijk niet stilgestaan en heeft zich kennelijk laten leiden door zijn eigen seksuele verlangens. Ook heeft verdachte geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen. Dit alles neemt de rechtbank hem zeer kwalijk.
De reclassering
De reclassering heeft het volgende over verdachte gerapporteerd. Mocht verdachte schuldig worden bevonden dan kan gesteld worden dat hij geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn delictgedrag. Op basis van huidig reclasseringsonderzoek zijn geen problemen op de leefgebieden geconstateerd. Verdachte woont samen met zijn partner en jongste zoon, is
gepensioneerd, heeft een zinvolle dagbesteding, geen schulden en onderhoudt een goed contact met zijn sociale netwerk. Verdachte is mantelzorger voor zijn dementerende partner en wordt hierbij ondersteund door thuiszorg en zijn netwerk. Het risico op recidive wordt laag geschat. De reclassering heeft daarom een straf zonder bijzondere voorwaarden geadviseerd. Interventies en toezicht zijn niet nodig. De reclassering ziet geen contra-indicaties voor een gevangenisstraf. Een werkstraf is mogelijk mits er rekening wordt gehouden met de leeftijd en de fysieke beperkingen van verdachte.
Alles afwegend komt de rechtbank tot de volgende beslissing. In de regel wordt voor ernstige feiten als de bewezenverklaarde feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd. De rechtbank ziet in dit geval geen redenen om van die strafmodaliteit af te wijken en neemt op basis van de oriëntatiepunten die rechtbanken in strafzaken hanteren een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden als uitgangspunt. De rechtbank houdt echter in vergaander mate dan de officier van justitie rekening met de leeftijd van verdachte en zijn thuissituatie als mantelzorger. Gelet daarop zal de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van 18 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

[slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] , vertegenwoordig door mr. M.J. Ellenbroek, heeft in verband met feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij heeft de vordering ter terechtzitting gewijzigd en vordert € 19.634,34 aan materiële schade (bestaande uit € 164,34 voor reiskosten, € 770,- voor het eigen risico over 2022 en 2023 en
€ 18.700,- voor opgelopen studievertraging) en € 8.500,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de gevorderde materiële kosten voor studievertraging en de kosten voor het eigen risico over 2022 kunnen worden toegewezen. Ook de gevorderde immateriële schade kan worden toegewezen. Beiden met toekenning van de wettelijke rente en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de kosten voor het eigen risico en de reiskosten kunnen worden toegewezen. De kosten voor de opgelopen studievertraging zijn onvoldoende onderbouwd, bovendien kan de oorzaak daarvan ook (deels) een andere zijn, zoals de thuissituatie van de benadeelde. De benadeelde partij moet ten aanzien van dit deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. De immateriële schadevergoeding dient fors gematigd te worden.
De beoordeling door de rechtbank
Materiële schade
Ten aanzien van de gevorderde studievertraging overweegt de rechtbank dat het causaal verband tussen het bewezenverklaarde feit en de studievertraging, gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door de verdediging, onvoldoende is komen vast te staan. Verder onderzoek naar het causaal verband zal een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De rechtbank zal de benadeelde partij in dit deel van de vordering daarom niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan haar vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Ten aanzien van de gevorderde reiskosten en de kosten voor het eigen risico over 2022 en 2023 overweegt de rechtbank dat deze kosten voldoende zijn onderbouwd. Gelet op de behandeling bij GGNet die de benadeelde partij in 2022 en tot nu toe in 2023 heeft gevolgd en de verwachting dat zij deze ook in de rest van 2023 blijft volgen, vindt de rechtbank het zeer aannemelijk dat de gevorderde toekomstige kosten voor het eigen risico in 2023 gemaakt zullen worden en is daarmee de vordering ten aanzien van dit deel toewijsbaar. De rechtbank zal een bedrag aan materiële schadevergoeding toewijzen van € 934,34.
Over de wettelijke rente overweegt de rechtbank als volgt. Voor de kosten gemaakt (2022) en nog te maken (2023) voor het eigen risico zal de rechtbank bepalen dat de ingangsdatum van de wettelijke rente over die respectievelijke bedragen wordt gesteld op 1 juli van het betreffende jaar. Verdachte is dus over het eigen risico van 2022 rente verschuldigd vanaf 1 juli 2022 en over het eigen risico van 2023 vanaf 1 juli 2023.
Ten aanzien van de reiskosten zal de rechtbank bepalen dat verdachte de wettelijke rente verschuldigd is vanaf het midden van de periode waarin de reiskosten zijn gemaakt. De reiskosten zijn gemaakt vanaf 31 januari 2022 tot en met 18 april 2023. Verdachte is dus over de toegewezen reiskosten vanaf 1 augustus 2022 wettelijke rente verschuldigd.
Immateriële schade
De gevorderde immateriële schade is naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd. Daarnaast overweegt de rechtbank dat de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
Gelet op bedragen die worden toegewezen in soortgelijke zaken vindt de rechtbank het gevorderde bedrag van € 8.500,- passend, geboden en toewijsbaar.
Verdachte is over de immateriële schade vanaf 16 augustus 2007, de start van de bewezenverklaarde periode, wettelijke rente verschuldigd.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f Sr opleggen op de hierna te noemen wijze, waarbij de maatregel enkel ziet op het toegewezen bedrag.
Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 82 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
[slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] , vertegenwoordig door mr. M.J. Ellenbroek, heeft in verband met feit 2 en feit 3 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 19.082,91 aan materiële schade (bestaande uit € 382,91 voor het eigen risico en € 18.700,- voor opgelopen studievertraging) en € 8.500,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij geheel kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de kosten voor het eigen risico kunnen worden toegewezen, mits de rechtbank er rekening mee houdt dat die kostenpost in het geval van deze benadeelde ook een andere oorzaak kan hebben. De kosten voor de opgelopen studievertraging zijn onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij moet ten aanzien van dit deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. De immateriële schadevergoeding dient fors gematigd te worden.
De beoordeling door de rechtbank
Materiële schade
Ten aanzien van de gevorderde studievertraging overweegt de rechtbank dat het causaal verband tussen de bewezenverklaarde feiten en de studievertraging, gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door de verdediging, onvoldoende is komen vast te staan. Verder onderzoek naar het causaal verband zal een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De rechtbank zal de benadeelde partij in dit deel van de vordering daarom niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan haar vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Ten aanzien van de gevorderde kosten voor het eigen risico over 2022 overweegt de rechtbank dat deze kosten voldoende zijn onderbouwd. De rechtbank zal een bedrag aan materiële schadevergoeding toewijzen van € 382,91.
Over de wettelijke rente overweegt de rechtbank als volgt. Voor de kosten gemaakt voor het eigen risico zal de rechtbank bepalen dat de ingangsdatum van de wettelijke rente daarover wordt gesteld op 1 juli 2022.
Immateriële schade
De gevorderde immateriële schade is naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd. Daarnaast overweegt de rechtbank dat de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Gelet op bedragen die worden toegewezen in soortgelijke zaken vindt de rechtbank het gevorderde bedrag van € 8.500,- passend, geboden en toewijsbaar.
Verdachte is over de immateriële schade vanaf 22 november 2007, de start van de bewezenverklaarde periode, wettelijke rente verschuldigd.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f Sr opleggen op de hierna te noemen wijze, waarbij de maatregel enkel ziet op het toegewezen bedrag.
Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 79 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 36f, 57, 244 en 245 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot:
een gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen
 veroordeelt verdachte tot betaling van
schadevergoedingaan de
navolgende benadeelde partijenvan de hierna genoemde bedragen, telkens vermeerderd met de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden steeds begroot op nihil;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
Bedrag Wettelijke rente per:

1. Reiskosten € 164,34 1 augustus 2022

2. Eigen risico 2022 € 385,- 1 juli 2022

3. Eigen risico 2023 € 385,- 1 juli 2023

4. Smartengeld € 8.500,- 16 augustus 2007

verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk;
legt aan verdachte tevens de verplichting op aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 82 dagen gijzeling kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
Bedrag Wettelijke rente per:

1. Eigen risico 2022 € 382,91 1 juli 2022

2. Smartengeld € 8.500,- 22 november 2007

verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk;
legt aan verdachte tevens de verplichting op aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 79 dagen gijzeling kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.S.M. van Bergen (voorzitter), mr. A.A.M. Bögemann en mr. M.M. Klaasen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. van Grol, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 mei 2023.
mr. Bögemann, mr. Klaasen en mr. Van Grol zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, dienst Regionale recherche, afdeling thematische opsporing, team Zeden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2021536774, gesloten op 15 juni 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden, p. 1 – 2.
3.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 4 – 8.
4.Proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden, p. 12 – 13.
5.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , p. 15 – 19.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] (bij de rechter-commissaris), p. 2 – 4.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] (bij de rechter-commissaris), p. 1 – 3.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 27 – 30.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 32 – 33; schriftelijk bescheid, te weten een brief d.d. 22 april 2014 van [kinderarts] , aan de huisarts van [slachtoffer 1] , p. 38-39.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 48 – 49.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] (bij de rechter-commissaris), p. 3.
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 24.