ECLI:NL:RBGEL:2023:2662

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 mei 2023
Publicatiedatum
9 mei 2023
Zaaknummer
05-002019-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor drugshandel, wapenbezit en verkeersdelicten

Op 8 mei 2023 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 34-jarige man uit Tiel. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, voor het op meerdere momenten vervoeren en aanwezig hebben van een grote hoeveelheid drugs, verboden wapenbezit, rijden zonder geldig rijbewijs en doorrijden na een ongeval. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 3 januari 2022 in Nijmegen opzettelijk 11.23 gram MDMA en 12.76 gram amfetamine heeft vervoerd en aanwezig gehad, wat in strijd is met de Opiumwet. Daarnaast had hij een 3D-geprint pistool in zijn auto en bestuurde hij een voertuig zonder geldig rijbewijs. De rechtbank heeft ook de rol van de 24-jarige vriendin van de verdachte beoordeeld, die is veroordeeld tot 114 dagen gevangenisstraf, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, voor haar medeplichtigheid aan de drugshandel. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte meegewogen in de strafmaat. De verdachte heeft een lange geschiedenis van drugsmisbruik en crimineel gedrag, maar vertoont momenteel tekenen van stabiliteit in zijn leven. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen toegewezen, wat de totale strafmaat verder verhoogt.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers: 05/002019-22; 05/211429-22 (gev. ttz); 05-227072-22 (gev. ttz);
96/055614-18 (tul); 096/065661-20 (tul)
Datum uitspraak : 8 mei 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1988 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] in Tiel.
Raadsvrouw: mr. C.H.J. van Dooijeweert, advocaat in Barneveld.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Ten aanzien van parketnummer 05/002019-22
1.
hij op of omstreeks 3 januari 2022 te Nijmegen, in ieder geval in Nederland, opzettelijk heeft vervoerd en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, 11.23 gram MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA
en/of 12.76 gram amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine zijnde telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 3 januari 2022 te Nijmegen, in ieder geval in Nederland, een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een door middel van 3D-printtechniek vervaardigde versie van een pistool van het merk Glock;
3.
hij op of omstreeks 3 januari 2022 te Nijmegen, in ieder geval in Nederland, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie was afgegeven, op de openbare weg (waaronder de Rijksweg A50), als bestuurder een motorrijtuig van genoemde categorie, te weten een Audi A3 ( [kenteken 1] ), heeft bestuurd;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
4.
hij op of omstreeks 3 januari 2022 te Nijmegen, in ieder geval in Nederland, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden op/aan de Graafse Ringweg die plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten
[aangeefster] ) schade aan dier auto (Skoda Citygo) was toegebracht.
Ten aanzien van parketnummer 05/211429-22
hij op of omstreeks 29 april 2022 te Beuningen opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval aanwezig heeft gehad
  • ongeveer 1005 milliliter GHB en/of 695 milliliter GHB en/of 475 milliliter GHB, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende GHB zijnde GHB en/of
  • ongeveer 1,12 gram MDMA en/of 0,86 gram MDMA en/of 0,60 gram MDMA en/of 0,55 gram MDMA en/of 4,40 gram MDMA en/of 185,08 gram MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA en/of
  • 0,44 gram amfetamine en/of 447,67 gram amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine en/of
  • 0,57 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne,
  • 20 tabletten Oxycodon, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende oxycodon, zijnde oxycodon,
  • 30 tabletten Tentin bevattende dexamfetamine(sulfaat), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende dexamfetamine, zijnde dexamfetamine,
  • 120 tabletten Palexia retard, bevattende tapentadol, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende tapentadol, zijnde tapentadol,
(telkens) een middel/middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Ten aanzien van parketnummer 05/227072-22
1.
hij op of omstreeks 7 september 2022 te Elst, gemeente Overbetuwe, althans (in ieder geval) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft vervoerd en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende GHB (4-hydroxyboterzuur) en/of amfetamine en/of MDMA, in elk geval (een) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende GHB
(4-hydroxyboterzuur) en/of amfetamine en/of MDMA, zijnde (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 7 september 2022 te Elst, gemeente Overbetuwe, althans (in ieder geval) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen van categorie II van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft/hebben gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van parketnummer 05/002019-22
feit 1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat slechts het vervoeren en aanwezig hebben van de verdovende middelen bewezen kan worden verklaard.
Beoordeling door de rechtbank
Op 3 januari 2022 is het voertuig met kenteken [kenteken 1] op de Graafse Ringweg in Nijmegen tot stilstand gekomen. Het voertuig werd bestuurd door [verdachte] . [2] In het voertuig van verdachte zijn de volgende verdovende middelen aangetroffen:
  • 11,50 gram MDMA
  • 12,76 gram Amfetamine
Verdachte heeft verklaard dat de in zijn Audi aangetroffen verdovende middelen van hem zijn. Het was zijn auto en het waren zijn spullen die in de auto lagen. Hij gebruikte in die periode en had de amfetamine en MDMA voor zichzelf mee. [4]
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het onder feit 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het vervoeren en aanwezig hebben van een hoeveelheid harddrugs.
feit 2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 2 tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd
Beoordeling door de rechtbank
Op 3 januari 2022 is in het voertuig van verdachte, onder de armsteun van de bestuurdersstoel, naast de handrem een zwarte kleine koffer aangetroffen. In de koffer zat een op een vuurwapen gelijkend voorwerp van het merk Austria. [5]
Het voorwerp is onderzocht. De verbalisant herkende het voorwerp als zijnde een vuurwapen, omdat deze lijkt op een vuurwapen van het merk Glock. Het wapen is voorzien van een kast, slede, loop, veer, patroonhouder en een bewegende trekker. De slagpin ontbreekt, maar er is wel ruimte voor het plaatsen van een slagpin. Door het ontbreken van de slagpin, is het afvuren van patronen, dan wel projectielen, door een scheikundige reactie niet mogelijk. Het betreft een niet werkend, maar zeker wel gelijkend op, vermoedelijk gemaakt door een 3D-printer, vuurwapen. Het wapen is voor bedreiging, dan wel afdreiging geschikt. Voorwerpen gelijkend op een wapen worden als zodanig in de Wet Wapens en Munitie genoemd, te weten artikel 2, lid 1, categorie I onder 7. [6]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij wist dat het wapen in zijn auto lag. Hij heeft het wapen kort voor de aanhouding van een vriend gekregen en heeft het in zijn auto gelegd. [7]
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 2 tenlastegelegde.
feit 3
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal aanhouding verdachte, p. 76 en 77;
- het proces-verbaal artikel 9 Wegenverkeerswet 1994, p. 192 en 193;
- brief CBR d.d. 9 augustus 2018, p. 203 t/m 205;
- de verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 24 april 2023.
feit 4
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 4 tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Op 3 januari 2022 omstreeks 09:45 uur heeft aangeefster [aangeefster] haar blauwe Skoda Citygo onbeschadigd geparkeerd aan de Graafse Ringweg te Nijmegen. Omstreeks 11:55 uur zag zij dat haar auto zwaar beschadigd was. [8]
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] waren die dag belast met de noodhulpdienst in Nijmegen en reden in een opvallend dienstvoertuig. Omstreeks 11:45 uur hoorden zij via de portofoon, dat er een onopvallende eenheid van team verkeershandhaving achter een blauwe Audi A3 reed met het kenteken [kenteken 1] . Om 11:55 uur reden de verbalisanten op de Neerbosscheweg in de richting van de Graafseweg en zagen dat de Audi met kenteken
[kenteken 1] voorgesorteerd stond om rechtdoor te rijden en als eerste voertuig op de rijstrook voor de verkeerslichten stond. Het onopvallend dienstvoertuig van team verkeershandhaving stond ook stil voor deze verkeerslichten. [verbalisant 2] reed zijn dienstvoertuig schuin voor de Audi, zodat deze niet rechtdoor kon wegrijden. [verbalisant 1] stapte uit om de bestuurder van de Audi aan te spreken. Hij keek de bestuurder van de Audi in zijn ogen aan en zag dat de bestuurder hem aan keek. Hij hoorde, terwijl hij naast het dienstvoertuig stond, dat de bestuurder van de Audi zijn weg wilde vervolgen. Hij hoorde namelijk de motor van de auto geluid maken. Vervolgens kwam de Audi in beweging en stapte [verbalisant 1] snel weer in het dienstvoertuig zodat hij niet geraakt zou worden. De bestuurder van de Audi vervolgde zijn weg op de Graafseweg in de richting van het centrum van Nijmegen. De bestuurder van de Audi haalde meerdere verkeersgevaarlijke manoeuvres uit om weg te komen. Het voertuig nam een scherpe bocht richting de Dennenstraat. Hierbij reed hij over een brede groenstrook met struiken en het voertuig kwam op de Graafse Ringweg terecht, parallel van de Dennenstraat. Het voertuig reed hierbij met de rechterachterkant tegen een geparkeerd voertuig aan. De Audi met de bestuurder kwam kort voor het geparkeerde voertuig tot stilstand. De bestuurder stapte uit en vervolgde al rennend zijn vlucht. Hierop stapten de verbalisanten het dienstvoertuig uit en vervolgden de achtervolging te voet. Zij hoorden collega’s tegen de man roepen dat hij moest stoppen en dat hij was aangehouden. De bestuurder stopte op de Graafse Ringweg ter hoogte van nummer 48 zijn vlucht. [9]
Verdachte heeft verklaard dat hij wel voelde dat hij iets had geraakt, maar dat hij niet wist wat hij had geraakt. Toen hij de foto van het voertuig zag, dacht hij dat hij degene was die de auto had geschampt. Hij heeft verklaard dat hij onder invloed van amfetamine was. Hij weet dat hij de actie heeft gedaan, maar hij weet niet waarom. Toen hij aan het vluchten was realiseerde hij zich wat hij aan het doen was en toen is hij stil gaan staan. [10]
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 4 tenlastegelegde heeft begaan. Daarbij merkt de rechtbank op dat verdachte na het ongeval heeft getracht zich te onttrekken en eerst door tussenkomst van de politie is gestopt.
Ten aanzien van parketnummer 05/211429-22
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 29 april 2022 zijn in een personenauto van het merk Volkswagen, type Golf, voorzien van het kenteken [kenteken 2] de volgende verdovende middelen aangetroffen:
  • 475 milliliter GHB;
  • 695 milliliter GHB;
  • 1005 milliliter GHB;
  • 0,44 gram amfetamine;
  • 0,57 gram cocaïne;
  • 447,67 gram amfetamine;
  • 4,40 gram MDMA;
  • 1,12 gram MDMA;
  • 0,86 gram MDMA;
  • 0,60 gram MDMA;
  • 0,55 gram MDMA;
  • 185,08 gram MDMA;
Daarnaast werden in het voertuig ook 20 tabletten oxycodon, 30 tabletten Tentin en 120 tabletten Palexi retard aangetroffen. [12]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit. Daartoe heeft zij aangevoerd dat het voertuig niet van verdachte was, verdachte het voertuig niet heeft bestuurd en niet kan worden aangetoond dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van verdovende middelen in het voertuig. Voorts kan niet worden uitgesloten dat zich nog een andere persoon in de auto bevond, aldus de raadsvrouw.
Beoordeling door de rechtbank
Verbalisanten werden op 29 april 2022 op de Broekstraat in Nijmegen gepasseerd door een Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 2] . De Golf passeerde op een rustig tempo waardoor de verbalisanten goed in het voertuig konden kijken en zagen dat er één persoon in dit voertuig zat. De bijrijder stoel was leeg en op de achterbank stond slechts een doos of iets dergelijks. Het voertuig bleek niet verzekerd en verbalisanten besloten het voertuig een stopteken te geven. Op dat moment verhoogde de Golf zijn snelheid en volgde een achtervolging. De verbalisanten verloren de Golf om 19:59 uur uit het zicht. Om 20:05 uur zagen zij de Golf zo’n 50 meter verder op de Wilgenoord staan. Zij voelden dat de motorkap van de Golf nog warm (bijna heet) was en dat de Golf scheef geparkeerd stond met de wielen nog ingedraaid. Er zat niemand meer in het voertuig. Een onbekende vrouw zwaaide naar de verbalisant en verklaarde dat er een man uit de auto was gesprongen en wegrende naar de bosjes. De verbalisant herkende de man die in de bosjes lag als de bestuurder van de Golf. Op de plek waar de man in de bosjes lag, zijn twee telefoons aangetroffen. [13]
Op de in de bosjes aangetroffen iPhone zijn selfies van verdachte aangetroffen en filmopnames van de binnenkant van een Volkswagen. In de verschillende Whatsapp gesprekken was te lezen dat verdachte contact had over het leveren en afnemen van softdrugs en harddrugs. Verdachte gaf daarin aan dat hij in een Volkswagen Golf type 4 donker van kleur reed. [14]
De bewoner van Wilgenoord 29 heeft camerabeelden van de voorzijde van die woning verstrekt aan de politie. De beelden dateren van vrijdag 29 april 2022 vanaf 19:54:00 uur. Op de beelden is te zien dat de blauwe Volkswagen Golf het beeld in rijdt en rechts naast een witte BMW parkeert op de parkeerplaats. Op de beelden is tevens te zien dat er een persoon op de bestuurdersstoel zit, maar dat er geen persoon op de bijrijders stoel zit. Even later verlaat een manspersoon vanuit de bestuurdersportier het voertuig. Hij loopt gebukt achter de witte BMW langs en loopt vervolgens gebukt de bosschage in. [15]
De jongste rechter heeft ter terechtzitting voorgehouden dat op de beelden ( [bestandsnaam] ) te zien is dat de auto om 19:54:08 uur nog een stukje naar achteren rijdt. Twee seconden later om 19:54:10 uur stapt iemand uit de auto die vervolgens achter de witte BMW langs de bosjes in duikt.
Alternatief scenario
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in de bosjes is aangetroffen, maar dat hij niet de bestuurder van het voertuig was. Hij heeft verklaard dat hij werd opgehaald uit zijn werk en dat hij in de auto in slaap was gevallen. Hij werd wakker geschud en moest de auto uit. Hij kon aan de bijrijderskant niet uit de auto en is toen via de andere kant de auto uit geklommen.
De raadsvrouw van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden uitgesloten dat een andere persoon dan verdachte het voertuig heeft bestuurd.
De rechtbank is van oordeel dat het door de verdediging aangevoerde alternatieve scenario geen steun vindt in de overige bewijsmiddelen. De verbalisanten hebben gezien dat er maar één persoon in het voertuig zat. Diezelfde Golf is even later aangetroffen met een nog warme motorkap op de plek waar verdachte op dat moment in de bosjes zat. De getuige spreekt over één man die de auto heeft verlaten en in de bosjes is gaan liggen en de verbalisanten hebben de man die in de bosjes lag herkend als degene die als bestuurder in de Golf zat. Uit de uitgelezen beelden en de getuigenverklaring blijkt niet dat er vóórdat verdachte de Golf verliet een andere man de auto heeft verlaten. Daarenboven is naar het oordeel van de rechtbank het onmogelijk dat verdachte in twee seconden vanaf de bijrijdersstoel over het middenconsole en de bestuurdersstoel de auto heeft kunnen verlaten en is het tevens onmogelijk dat in die twee seconden tussen het moment dat het voertuig stil stond en verdachte het voertuig verlaat, eerst nog iemand anders is uitgestapt. De rechtbank schuift het alternatieve scenario dan ook terzijde.
Wetenschap
Gelet op het voorgaande gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte de Golf heeft bestuurd. Daarnaast zijn in het voertuig waarin hij reed harddrugs aangetroffen, uit de gegevens uit zijn telefoon blijkt dat verdachte gesprekken heeft over GHB en dat hij in een Volkswagen Golf rijdt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte wist dat de harddrugs zich in het voertuig bevonden. Dat de Golf niet aan verdachte toebehoorde doet daar niet aan af.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Ten aanzien van parketnummer 05/227072-22
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 7 september 2022 is het voertuig met kenteken [kenteken 3] bij de Carpoolplaats ter hoogte van afslag Elst staande gehouden. [16] In de bruine tas die zich in het voertuig bevond zijn de volgende verdovende middelen aangetroffen:
  • 178,92 gram MDMA
  • 293,8 gram (235 ml) GHB
  • 129,82 gram Amfetamine
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 1 en feit 2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair vrijspraak bepleit. Daartoe heeft de zij aangevoerd dat de doorzoeking in het voertuig onrechtmatig heeft plaatsgevonden, waardoor bewijsuitsluiting moet volgen als gevolg van een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Subsidiair stelt de raadsvrouw zich op het standpunt dat vrijspraak moet volgen omdat verdachte geen wetenschap en beschikkingsmacht had over het tenlastegelegde.
Beoordeling door de rechtbank
Verbalisanten hebben op 7 september 2022 naar aanleiding van een ANPR-hit het voertuig met kenteken [kenteken 3] staande gehouden en zagen dat er twee personen in het voertuig zaten, te weten verdachte (bestuurder) en [medeverdachte] (bijrijder en tevens medeverdachte). De tenaamgestelde van het voertuig was [betrokkene] . De verbalisanten zagen dat de medeverdachte een witkleurige en daar bovenop een bruinkleurige tas tussen haar benen had staan. Verdachte was niet in het bezit van een geldig rijbewijs en hij kwam veelvuldig voor in de politiesystemen in verband met bezit harddrugs en dat hij vuurwapengevaarlijk was. Toen aan de medeverdachte werd gevraagd of zij verdovende middelen bij zich hadden maakte zij ‘nee-schuddende’ bewegingen met haar hoofd. Verbalisant [verbalisant 4] stond met verbalisant [verbalisant 3] aan de rechterzijde van het voertuig en vroeg aan medeverdachte [medeverdachte] of zij in de bruinkleurige tas, gelegen op de witte tas voor de bijrijdersstoel, mocht kijken. Zij hoorde de medeverdachte zeggen dat zij dit niet nodig vond. Verdachte zei dat de verbalisanten wel op de achterbank van het voertuig mochten kijken. Daarop opende verbalisant [verbalisant 4] de rechter achterdeur van het voertuig. Verbalisant [verbalisant 3] zag op de grond achter de bestuurdersstoel een voorwerp gelijkend op een taser liggen. Vervolgens is het voertuig op grond van de Wet Wapens en Munitie doorzocht. In de bruinkleurige tas werd een zwartkleurig doosje aangetroffen met daarin verschillende soorten pillen en poeders. Op één van de zakjes stond te tekst MDMA. [18]
Verbalisant [verbalisant 3] zag dat verbalisant [verbalisant 4] samen met de medeverdachte aan de rechterzijde van het voertuig stond. Het voorste portier was geopend en de medeverdachte stond tussen het voertuig en de geopende deur. Verdachte stond aan de linkerzijde van het voertuig. Verdachte en medeverdachte gaven aan dat zij de inhoud van de tassen niet wilden laten zien omdat het niet hun tas was. Verbalisant [verbalisant 4] vroeg of zij in het voertuig mocht kijken. Verdachte zei dat de verbalisanten wel in het voertuig mochten kijken, maar dat er niets overhoop gehaald mocht worden. De medeverdachte vulde hem aan door te zeggen, dat zij weleens had gehoord, dat het anders ‘
een soort van doorzoeken’ wordt en dat ze had gehoord dat zoiets niet mag. In reactie op de gegeven toestemming opende verbalisant [verbalisant 4] het rechter achterportier en keek in de auto. Verbalisant [verbalisant 3] keek in het voertuig en zag, links achter de bestuurdersstoel, een apparaat aan wat leek op een stroomstootwapen. Dit apparaat had tevens een lampje dat aanstond. Hierop heeft hij het linker achterportier geopend en geconstateerd dat het daadwerkelijk om een stroomstootwapen ging. De hierop volgende doorzoeking resulteerde in het aantreffen van diverse soorten drugs en informatie. [19]
Verbalisant [verbalisant 4] hoorde dat verdachte toestemming gaf aan de verbalisanten om in de kofferbak te kijken. Verbalisant [verbalisant 4] vroeg nogmaals aan de medeverdachte waarom zij haar de inhoud van de tas niet wilde laten zien. Zowel verdachte als de medeverdachte gaven te kennen dat het niet hun tas was en om die reden niet andermans spullen wilden openen. Hierop vroeg [verbalisant 4] of zij dan wel in het voertuig mocht kijken. Verdachte zei dat zij wel achterin de auto mocht kijken, maar dat zij de boel niet overhoop mocht halen omdat de auto niet van hem was. Hierop reikte [verbalisant 4] met haar rechterarm naar de deurgreep van het rechterportier. Verdachte stond op dat moment aan de andere kant van het voertuig op gelijke hoogte met [verbalisant 4] . [verbalisant 4] vroeg aan verdachte: ‘geef je mij dus toestemming om in je auto te kijken?’. Zij hoorde hem antwoorden met: ‘ja’. Daarop opende zij met haar rechterhand het rechter achterportier van het voertuig. [20]
Getuige [betrokkene] heeft verklaard dat hij het voertuig op 6 september heeft uitgeleend aan verdachte in ruil voor € 200,--. Getuige heeft verklaard dat hij het voertuig helemaal leeg heeft gehaald voordat verdachte zijn auto kwam halen. Er lagen alleen nog een paar verhuisdozen in, een deken, een gordijnstang en wat kleine dingetjes zoals een externe batterij voor zijn telefoon etc. [21]
Bevoegdheid
De verdediging heeft aangevoerd dat de doorzoeking onrechtmatig heeft plaatsgevonden.
De rechtbank overweegt als volgt. In deze zaak hebben de verbalisanten gebruik gemaakt van hun controlebevoegdheden naar aanleiding van een ‘hit’ in het ANPR-systeem. Vervolgens heeft verdachte eerst toestemming gegeven om in de kofferbak van de auto te kijken. Daarna werd door de verbalisanten meermalen verzocht om in het voertuig te kijken, waarop verdachte antwoordde dat zij wel achterin de auto mochten kijken, maar de boel niet overhoop mochten halen. Verbalisant [verbalisant 4] heeft nogmaals gevraagd aan verdachte: ‘geef je mij dus toestemming om in je auto te kijken?’. Deze vraag werd door verdachte met ‘ja’ beantwoord. Waarbij zowel verdachte als medeverdachte aan hebben gegeven dat het voertuig niet mocht worden doorzocht. Vervolgens heeft verbalisant [verbalisant 4] de deur van het voertuig geopend, waarop een andere verbalisant links achter de bestuurdersstoel een stroomstootwapen zag liggen. Naar aanleiding van het aantreffen van dit voorwerp is een verdenking op grond van de Wet wapens en munitie ontstaan en heeft een doorzoeking van het voertuig plaatsgevonden. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het openen van de rechterportier van het voertuig met toestemming van verdachte en medeverdachte is gebeurd. Dat verdachte later tijdens zijn verhoor bij de politie heeft verklaard dat hij geen toestemming heeft gegeven om het portier te openen, doet daar niet aan af. Met het openen van het achterportier om in de auto te kunnen kijken is (met de overigens gegeven toestemming) bovendien niet reeds sprake van het doorzoeken van de auto. Er is dan ook geen sprake van een vormverzuim zoals door de verdediging aangevoerd.
Dat verdachte hierdoor nadeel heeft ondervonden, is evident (waarbij de rechtbank zich er rekenschap van heeft gegeven dat zijn belang dat het gepleegde feit - het aanwezig hebben van drugs - niet werd ontdekt, niet kan gelden als een rechtens te respecteren belang).
Wetenschap ten aanzien van feit 2
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte niet wist dat het stroomstootwapen in het voertuig aanwezig was. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Verdachte had de auto van [betrokkene] geleend en bestuurde de auto. Het feit dat er een stroomstootwapen achterin het voertuig lag tussen diverse andere goederen en verdachte voorin het voertuig zat, maakt nog niet dat hij wist dat het wapen daar lag. De rechtbank acht het aannemelijk dat verdachte niet eerst achterin de geleende auto heeft gekeken voordat hij in de auto ging rijden en dus niet heeft gezien dat tussen de andere spullen die in de auto lagen een taser lag.
Nu niet kan worden aangetoond dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van een stroomstootwapen in het voertuig, zal de rechtbank verdachte
vrijsprekenvan het onder
feit 2tenlastegelegde.
Wetenschap ten aanzien van feit 1
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte niet wist dat in de bruine tas die tussen de benen van de medeverdachte stond drugs zat. De rechtbank overweegt als volgt. Verdachte bestuurde de auto en medeverdachte zat op de bijrijdersstoel met tussen haar benen een witte tas en daar bovenop een bruine tas. De medeverdachte heeft verklaard dat alleen de witte tas van haar was. In de bruine tas bevond zich een hoeveelheid verdovende middelen. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij niet wist wat er in de bruine tas zat en dat deze al in de auto lag ongeloofwaardig. De drugs die in de tas zijn aangetroffen vertegenwoordigen een behoorlijke waarde in geld. Dat maakt het, volgens de rechtbank, niet aannemelijk dat getuige [betrokkene] de auto heeft uitgeleend met deze tas erin. Daarnaast lag de bruine tas bovenop de witte tas van de medeverdachte. De bruine tas moet dus op de witte tas van de medeverdachte geplaatst zijn, nadat de medeverdachte haar witte tas in de auto had gelegd. Vervolgens zijn verdachte en medeverdachte op die wijze, de bruine tas bovenop de witte tas tussen de benen van de medeverdachte, gaan rijden. Zowel verdachte als medeverdachte hebben daar geen aannemelijke verklaring voor. Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank het niet aannemelijk dat de tas op andere wijze in de auto terecht is gekomen dan door verdachte en medeverdachte en dat zij wisten van de inhoud van de tas. Verder vindt de rechtbank bewezen dat er sprake is geweest van medeplegen doordat verdachte de tas met de verdovende middelen samen met medeverdachte [medeverdachte] aanwezig heeft gehad en heeft vervoerd.
De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van het onder feit 1 tenlastegelegde.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Ten aanzien van parketnummer 05/002019-22
1.
hij op
of omstreeks3 januari 2022 te Nijmegen, in ieder geval in Nederland, opzettelijk heeft vervoerd en
/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, 11.23 gram MDMA,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA
en
/of12.76 gram amfetamine,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetaminezijnde telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op
of omstreeks3 januari 2022 te Nijmegen, in ieder geval in Nederland, een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp
dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/ofdat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een door middel van 3D-printtechniek vervaardigde versie van een pistool van het merk Glock;
3.
hij op
of omstreeks3 januari 2022 te Nijmegen, in ieder geval in Nederland, terwijl hij wist
of redelijkerwijs moest wetendat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie was afgegeven, op de openbare weg (waaronder de Rijksweg A50), als bestuurder een motorrijtuig van genoemde categorie, te weten een Audi A3 ( [kenteken 1] ), heeft bestuurd;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
4.
hij op
of omstreeks3 januari 2022 te Nijmegen, in ieder geval in Nederland, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij
al dan nietals bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden op/aan de Graafse Ringweg die plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten
[aangeefster] ) schade aan dier auto (Skoda Citygo) was toegebracht.
Ten aanzien van parketnummer 05/211429-22
hij op
of omstreeks29 april 2022 te Beuningen opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval aanwezig heeft gehad
  • ongeveer 1005 milliliter GHB en
  • ongeveer 1,12 gram MDMA en
  • 0,44 gram amfetamine en
  • 0,57 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne,
  • 20 tabletten Oxycodon, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende oxycodon, zijnde oxycodon,
  • 30 tabletten Tentin bevattende dexamfetamine(sulfaat), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende dexamfetamine, zijnde dexamfetamine,
  • 120 tabletten Palexia retard, bevattende tapentadol, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende tapentadol, zijnde tapentadol,
(telkens) een middel/middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Ten aanzien van parketnummer 05/227072-22
1.
hij op
of omstreeks7 september 2022 te Elst, gemeente Overbetuwe, althans (in ieder geval) in Nederland, tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen, opzettelijk heeft vervoerd en
/ofopzettelijk aanwezig heeft gehad,
(een) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende GHB (4-hydroxyboterzuur) en
/ofamfetamine en
/ofMDMA,
in elk geval (een) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende GHB
(4-hydroxyboterzuur) en/of amfetamine en/of MDMA,zijnde
(een)middel
(en
)als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer 05/002019-22
feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
feit 2:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
feit 3:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994
feit 4:
overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994
Ten aanzien van parketnummer 05/211429-22
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
Ten aanzien van parketnummer 05/227072-22
feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van het aantal dagen dat verdachte reeds in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat een voorwaardelijke gevangenisstraf met alleen de algemene voorwaarden passend is. Zij voert daartoe aan dat het leven van verdachte momenteel stabiel is. Hij heeft een woning, werk en een relatie. Dat zijn factoren die hij nodig heeft om stabiel te blijven. Als een lange gevangenisstraf wordt opgelegd, dan zal hij dat weer kwijtraken. De raadsvrouw geeft de rechtbank nog in overweging om een taakstraf aan verdachte op te leggen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich meermaals schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben en vervoeren van een grote hoeveelheid verdovende middelen. Handel in, vervoer van en bezit van harddrugs moeten krachtig bestreden worden omdat het gebruik daarvan kan leiden tot verslaving en schade oplevert voor de volksgezondheid. Bovendien veroorzaakt de criminaliteit die met de handel in en het gebruik van harddrugs gepaard gaat schade en overlast voor de samenleving. Het vervoeren van een dergelijke hoeveelheid harddrugs draagt aan al die gevolgen bij. Verdachte was daarbij in het bezit van een wapen.
Daarnaast was verdachte niet in het bezit van een geldig rijbewijs en is hij tot twee keer toe gevlucht voor de politie, waarbij hij zeer gevaarlijk rijgedrag en meerdere verkeersovertredingen heeft begaan. Hij heeft daarbij zelfs een ander voertuig geraakt en is vervolgens uit zijn auto gestapt en weggerend.
Verdachte is eerder en vaak in aanraking geweest met politie en justitie. Uit het uittreksel van zijn justitiële documentatie van 21 maart 2023 blijkt onder meer dat hij in 2018, 2019 en 2020 onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden zich wederom in te laten met drugscriminaliteit en het besturen van een voertuig zonder rijbewijs.
De rechtbank heeft ook gelet op het reclasseringsadvies van 20 april 2023. Daarin komt naar voren dat verdachte inmiddels zijn praktische leefgebieden nagenoeg op orde lijkt te hebben. Hij gebruikt geen drugs meer, beschikt over een huurwoning en werkt via een uitzendbureau. Daarnaast is hij bezig zijn schulden af te lossen. Echter, uit het reclasseringsdossier blijkt ook dat verdachte zijn leven eerder op de rit heeft gehad en lijkt hij in de pleegperiode toch weer te zijn vervallen in oude patronen. Hoewel er risico’s worden gezien dat verdachte in de toekomst opnieuw zal vervallen in oude patronen, ziet de reclassering op basis van het huidig beeld over zijn leefsituatie, onvoldoende aanknopingspunten voor het opstellen van een plan van aanpak.
In het nadeel van verdachte neemt de rechtbank de ontkennende houding van verdachte ter terechtzitting mee. Daarnaast is verdachte in een relatief korte periode binnen een jaar tijd drie keer gepakt met veel drugs. Dat is kwalijk, met name gelet op het strafblad van verdachte en de ernst van de feiten.
In het voordeel van verdachte neemt de rechtbank mee dat het na de laatste aanhouding de goede kant op lijkt te gaan met verdachte. Hij heeft werk, een woning en gebruikt geen drugs meer.
Gezien de ernst van de feiten zal de rechtbank verdachte een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Voor de duur daarvan zal de rechtbank aansluiting zoeken bij de oriëntatiepunten van het LOVS die zien op het vervoeren en aanwezig hebben van harddrugs, het voorhanden hebben van een wapen dat voor afdreiging geschikt is, het rijden zonder geldig rijbewijs en het verlaten van de plaats van het ongeval.
De rechtbank zal afwijken van de eis van de officier van justitie. De reden daarvan is dat de rechtbank, in tegenstelling tot de officier van justitie, niet uitgaat van dealen voor een periode van 9 maanden, hetgeen overigens ook niet ten laste is gelegd. De rechtbank ziet wel de onderlinge samenhang in hetgeen verdachte wel ten laste is gelegd, maar zal de feiten als losstaande feiten beoordelen.
De rechtbank zal verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 20 maanden, met aftrek van de door hem reeds in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

parketnummer 96/055614-18
De politierechter heeft verdachte op 21 december 2018 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 (drie) maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 9 (negen) maanden.
De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van die straf.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de vordering moet worden afgewezen. Daartoe voert de raadsvrouw aan dat de oorspronkelijke proeftijd was vastgesteld op 2 jaren. Verdachte heeft in de tussentijd een gevangenisstraf van 14 maanden uitgezeten, waardoor de proeftijd langer werd. Vorig jaar is verdachte door de politierechter veroordeeld en is de proeftijd met 1 jaar verlengd, daartegen loopt nog hoger beroep. De verlenging is nog niet onherroepelijk waardoor het feit van 7 september niet in de lopende proeftijd is gepleegd.
Bewezen is dat verdachte zich binnen de (verlengde) proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. De rechtbank is van oordeel dat de voorwaardelijk opgelegde straf daarom ten uitvoer moet worden gelegd.
parketnummer 96/065661-20
De politierechter heeft verdachte op 25 september 2020 veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 30 (dertig) uren.
De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van die straf.
De raadsvrouw heeft geen standpunt in genomen.
Bewezen is dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. De rechtbank is van oordeel dat de voorwaardelijk opgelegde straf daarom ten uitvoer moet worden gelegd.

9.De beoordeling van het beslag

parketnummer 05/ 002019-22
Nu zich geen strafvorderlijk belang daartegen verzet, zal de teruggave worden gelast van na te melden voorwerpen aan de rechthebbende:
- € 340,-- ( € 340,-- (PL0600-2022004058-2662945)
parketnummer 05/227072-22
Nu zich geen strafvorderlijk belang daartegen verzet, zal de teruggave worden gelast van na te melden voorwerpen aan de rechthebbende:
- € 260,-- ( € 260,-- (PL0600-2022413309-2816353)

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 7, 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994;
- 2 en 10 van de Opiumwet;
- 13 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder parketnummer 05/227072-22 onder feit 2 ten laste gelegde;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
20 (twintig) maanden;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren schuldig heeft maakt aan een strafbaar feit;
  • beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 gelast de tenuitvoerlegging van de op 21 december 2018 door de politierechter voorwaardelijk opgelegde straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 9 (negen) maanden (parketnummer 96/055614-18);
  • gelast de tenuitvoerlegging van de op 25 september 2020 door de politierechter voorwaardelijk opgelegde straf, te weten een taakstraf voor de duur van 30 (dertig) uren (parketnummer 96/065661-20);
  • gelast de teruggave van € 340,-- (PL0600-2022004058-2662945) aan de rechthebbende, te weten verdachte;
  • gelast de teruggave van € 260,-- (PL0600-2022413309-2816353) aan de rechthebbende, te weten verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. Ö. Sari (voorzitter), mr. Y.H.M. Marijs en mr. R.M.H. Pennings, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.F. Brouwer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 mei 2023.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door:
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 22 en 23.
3.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 58 t/m 64, rapport NFiDENT d.d. 30 maart 2022, p. 65 t/m 73.
4.Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 24 april 2023.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 34.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 40 en 41.
7.Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 24 april 2023.
8.Proces-verbaal aangifte, p. 6.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 20.
10.Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 24 april 2023.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 14 t/m 17 (met fotobijlage, p. 19 t/m 44); proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 80 t/m 103; rapport NFiDENT d.d. 3 mei 2022, p. 104 t/m 115.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 45 en 46; brief Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd d.d. 15 augustus 2022, p. 126 t/m 130.
13.Proces-verbaal aanhouding verdachte, p. 244 t/m 247.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 51.
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. 67 en 68.
16.Proces-verbaal aanhouding verdachte, p. 104.
17.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 25 t/m 31, rapport NFiDENT d.d. 8 september 2022, p. 32 t/m 34, proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 35 t/m 56, rapport NFiDENT d.d. 30 september 2022, p. 57 t/m 61.
18.Proces-verbaal aanhouding verdachte, p. 104 t/m 106.
19.Proces-verbaal van bevindingen, p. 63.
20.Proces-verbaal van bevindingen, p. 65 en 66.
21.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 9.