ECLI:NL:RBGEL:2023:2660

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 april 2023
Publicatiedatum
9 mei 2023
Zaaknummer
C/05/418157 / KG ZA 23-133
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitspraken over de verkoop van een perceel grond door de Gemeente Zaltbommel en de toepassing van het Didam-arrest

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 25 april 2023 uitspraak gedaan over de vraag of de Gemeente Zaltbommel heeft voldaan aan de voorwaarden voor een uitzondering op de verplichting tot het doorlopen van een openbare selectieprocedure bij de verkoop van een perceel grond. De eisende partij, aangeduid als [eis.hfdz./verw.inc.], heeft betoogd dat de Gemeente Zaltbommel onrechtmatig heeft gehandeld door een koopovereenkomst te sluiten met [eis.inc.], zonder de regels van het Didam-arrest in acht te nemen. Dit arrest, geformuleerd door de Hoge Raad, stelt dat een overheidslichaam bij de verkoop van onroerende zaken de beginselen van behoorlijk bestuur, waaronder het gelijkheidsbeginsel, moet respecteren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er sinds 2008 een samenwerkingsovereenkomst bestaat tussen [eis.hfdz./verw.inc.] en de Gemeente Zaltbommel, die in 2015 is gewijzigd. In deze overeenkomst is een eerste recht van aankoop voor [eis.hfdz./verw.inc.] opgenomen, maar de rechtbank oordeelde dat deze partij geen serieuze gegadigde meer was voor het perceel, omdat zij vrijwillig afstand had gedaan van haar aanspraak. De voorzieningenrechter concludeerde dat de Gemeente Zaltbommel niet verplicht was om mededingingsruimte te bieden, omdat er geen andere serieuze gegadigden waren voor het perceel. De vorderingen van [eis.hfdz./verw.inc.] zijn afgewezen, en zij is veroordeeld in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor overheidslichamen om transparant te zijn in hun selectieprocedures, maar bevestigt ook dat in bepaalde gevallen, zoals hier, de regels van het Didam-arrest niet van toepassing zijn als er slechts één serieuze gegadigde is. De uitspraak is een belangrijke bevestiging van de toepassing van het Didam-arrest in de context van grondverkoop door gemeenten.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: C/05/418157 / KG ZA 23-133
Vonnis in kort geding van 25 april 2023
in de zaak van
[eis.hfdz./verw.inc.],
te [plaats] ,
eisende partij in de hoofdzaak,
verwerende partij in het incident,
hierna te noemen: [eis.hfdz./verw.inc.] ,
advocaten: mr. P.A.J. Huijbregts en mr. R. van Rijswijk te 's-Hertogenbosch,
tegen
GEMEENTE ZALTBOMMEL,
te Zaltbommel,
gedaagde partij in de hoofdzaak,
verwerende partij in het incident,
hierna te noemen: Gemeente Zaltbommel,
advocaat: mr. J.P.M. van Beers,
in welke zaak zich wenst te voegen aan de zijde van Gemeente Zaltbommel:
[eis.inc.],
te [plaats] ,
eiseres in het incident,
hierna te noemen: [eis.inc.] ,
advocaat: mr. E.W.F. Schotanus.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de incidentele conclusie tot voeging ex artikel 217 Rv
- de mondelinge behandeling op 25 april 2023
- de pleitnota van [eis.hfdz./verw.inc.]
- de pleitnota van Gemeente Zaltbommel
- de pleitnota van [eis.inc.] .
1.2.
In verband met de spoedeisendheid van de zaak is op 25 april 2023 een kopstaartvonnis gewezen. De feiten en de motivering waarop de in dit vonnis gegeven beslissing steunt, worden hierna vastgelegd.

2.De feiten

2.1.
Op 15 juli 2008 zijn [eis.hfdz./verw.inc.] en Gemeente Zaltbommel een samenwerkingsovereenkomst met elkaar aangegaan met als doel de realisatie van een bedrijventerrein [naam terrein] in [plaats] . In de samenwerkingsovereenkomst heeft [eis.hfdz./verw.inc.] zich onder andere verplicht om verschillende percelen op dat terrein bouwrijp te maken en deze ter beschikking te stellen aan Gemeente Zaltbommel.
2.2.
Op 17 december 2015 hebben partijen de samenwerkingsovereenkomst gewijzigd door middel van een allonge. Daarbij zijn onder andere de percelen gewijzigd die [eis.hfdz./verw.inc.] bouwrijp aan Gemeente Zaltbommel ter beschikking zal stellen.
De considerans van de allonge luidt onder meer als volgt:
“(…)
Partijen stellen vast dat de uitvoering van de Samenwerkingsovereenkomst voor de realisatie van het bedrijventerrein [naam terrein](…)
van 15 juli 2008 (verder te noemen: de Overeenkomst) achterblijft op de verwachtingen van partijen.
Vanwege gewijzigde omstandigheden hebben partijen geconstateerd dat een onverkorte uitvoering van de Overeenkomst niet meer aan de orde is.
(…)”
2.3.
Op de tweede tekening in bijlage 3 bij de allonge is weergegeven op welk perceel grond de verplichtingen uit de samenwerkingsovereenkomst zien. De huidige kadastrale aanduiding van het perceel van circa 10.000 m² is – na enige verkaveling – [plaats] [kad.gegevens] (hierna: het Perceel).
2.4.
De overige percelen van het bedrijventerrein zijn of waren eigendom van [eis.hfdz./verw.inc.] . [eis.hfdz./verw.inc.] wilde ook het Perceel verwerven. Gemeente Zaltbommel wilde het echter aan [eis.inc.] gunnen. In verband hiermee is in artikel 13.4 van de allonge bepaald:

Bij verkoop van de in artikel 3.2 genoemde gronden door de Gemeente anders dan aan de beide partijen bij het ondertekenen van de overeenkomst bekende gegadigde (te weten [betrokkene 1] of een gelieerde vennootschap waarin [betrokkene 1] belang heeft) of indien deze bekende gegadigde binnen één jaar na onherroepelijk worden van de bestemmingswijziging geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid tot aankoop, verleent de Gemeente aan [eis.hfdz./verw.inc.] een eerste recht tot aankoop. Dit recht kan worden benut gedurende drie maanden, te rekenen vanaf de datum dat de Gemeente bij aangetekend schrijven aan [eis.hfdz./verw.inc.] van de voorgenomen verkoop op de hoogte gesteld heeft. De voormelde optie vervalt op het moment dat [eis.hfdz./verw.inc.] bij aangetekend schrijven verklaart af te zien van aankoop van het gehuurde of eerdergenoemde termijn van drie maanden wordt overschreden.
(…)”
2.5.
Op verzoek van Gemeente Zaltbommel heeft [eis.hfdz./verw.inc.] ermee ingestemd dat de termijn waarbinnen het voor [eis.inc.] mogelijk was om het Perceel aan te kopen, werd verlengd tot 24 april 2021.
2.6.
Op 22 april 2021 heeft Gemeente Zaltbommel [eis.hfdz./verw.inc.] bericht dat [eis.inc.] het Perceel heeft aangekocht.
2.7.
Na daartoe verkregen verlof van de voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft [eis.hfdz./verw.inc.] op 30 november 2021 conservatoir beslag tot levering en conservatoir verhaalsbeslag laten leggen op het Perceel.
2.8.
Op 13 december 2021 heeft [eis.hfdz./verw.inc.] Gemeente Zaltbommel gedagvaard voor de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch (zaaknummer C/01/1377530 / 21-850). Primair vordert [eis.hfdz./verw.inc.] een verklaring voor recht dat zij op grond van artikel 13.4 van de allonge het eerste recht tot aankoop van het Perceel heeft verworven en dat dit recht haar toekomt. Verder vordert [eis.hfdz./verw.inc.] nakoming (door Gemeente Zaltbommel) van artikel 13.4 van de samenwerkingsovereenkomst, in die zin dat Gemeente Zaltbommel wordt veroordeeld het voornemen tot verkoop aan [eis.hfdz./verw.inc.] per aangetekend schrijven kenbaar te maken op straffe van een dwangsom. Voorts vordert [eis.hfdz./verw.inc.] om, indien Gemeente Zaltbommel het Perceel in eigendom heeft overgedragen aan een ander dan [eis.hfdz./verw.inc.] , Gemeente Zaltbommel te veroordelen tot betaling van de in artikel 13.4 onder c van de samenwerkingsovereenkomst opgenomen boete. Subsidiair vordert [eis.hfdz./verw.inc.] betaling van de boete ter hoogte van de verkoopsom van het Perceel, dan wel ter hoogte van de marktconforme koopsom van het Perceel. In deze procedure is een mondelinge behandeling gepland op 16 juni 2023.
2.9.
Op 6 maart 2023 heeft [eis.inc.] [eis.hfdz./verw.inc.] gedagvaard in kort geding voor de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch. [eis.inc.] vorderde, kort samengevat, opheffing van de op het Perceel gelegde beslagen. Bij vonnis van 11 april 2023 heeft de voorzieningenrechter deze vordering toegewezen.
2.10.
Eveneens op 6 maart 2023 is [eis.inc.] een kort geding gestart tegen Gemeente Zaltbommel. [eis.inc.] vorderde, kort samengevat, de veroordeling van Gemeente Zaltbommel tot het verlenen van medewerking aan de levering van het Perceel. Bij vonnis van 11 april 2023 heeft de voorzieningenrechter deze vordering toegewezen.
2.11.
In beide kortgedingvonnissen is onder de feiten geciteerd uit correspondentie tussen Gemeente Zaltbommel en [eis.inc.] van 16, 21 en 22 april 2021, waarin Gemeente Zaltbommel [eis.inc.] twee mogelijkheden biedt tot koop van het Perceel, [eis.inc.] vervolgens aan Gemeente Zaltbommel bericht dat zij instemt met de tweede mogelijkheid en Gemeente Zaltbommel ten slotte aan [eis.inc.] laat weten het fijn te vinden dat zij tot overeenstemming zijn gekomen. In het hierboven onder 2.9 bedoelde kortgedingvonnis heeft de voorzieningenrechter overwogen dat [eis.inc.] en Gemeente Zaltbommel op 21 april 2021 overeenstemming hadden over het te (ver)kopen object en over de prijs en dat genoemde partijen tijdens de mondelinge behandeling in die procedure hebben bevestigd dat er voor 24 april 2021 een bindende koopovereenkomst tot stand is gekomen waarvan partijen over en weer tot nakoming verplicht zijn. Verder staat in beide kortgedingvonnissen onder de feiten vermeld dat op 29 november 2021 de uitgewerkte koopovereenkomsten tot stand zijn gekomen met betrekking tot de verkoop door Gemeente Zaltbommel aan [eis.inc.] van het Perceel en de verkoop door [eis.inc.] aan Gemeente Zaltbommel van het terrein waarop [eis.inc.] (tot op heden) is gevestigd.
2.12.
Op 18 april 2023 heeft Gemeente Zaltbommel in het Gemeenteblad haar voornemen aangekondigd het Perceel op 24 april 2023 te leveren aan [eis.inc.] . Daarbij heeft zij vermeld dat sprake is van grondruil: het door Gemeente Zaltbommel aan [eis.inc.] verkochte perceel wordt geruild tegen het huidige perceel van [eis.inc.] .
2.13.
Tijdens de zitting op 25 april 2023 heeft Gemeente Zaltbommel verklaard dat de levering van het Perceel aan [eis.inc.] is gepland op 1 mei 2023.

3.Het incident tot voeging

3.1.
[eis.inc.] heeft gevorderd zich te mogen voegen aan de zijde van Gemeente Zaltbommel. Op de zitting hebben [eis.hfdz./verw.inc.] en Gemeente Zaltbommel verklaard geen bezwaar te hebben tegen de voeging. [eis.inc.] is vervolgens toegelaten als voegende partij, aangezien zij aannemelijk heeft gemaakt dat zij daarbij voldoende belang heeft. Verder is niet gebleken dat de voeging aan een voortvarende afdoening van dit kort geding in de weg staat. Hierdoor ontstaat ook geen strijd met de goede procesorde in het algemeen.
3.2.
In het incident is geen van partijen te beschouwen als de in het ongelijk gestelde partij. De rechtbank zal daarom de proceskosten tussen hen compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

4.Het geschil in de hoofdzaak

4.1.
[eis.hfdz./verw.inc.] vordert – samengevat – dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. Gemeente Zaltbommel met onmiddellijke ingang verbiedt om uitvoering te geven aan de veronderstelde koopovereenkomst met [eis.inc.] en om het perceel [plaats] [kad.gegevens] (adres: [adres+plaats] ) te leveren aan [eis.inc.] , totdat in een bodemprocedure – door [eis.hfdz./verw.inc.] te starten binnen zes weken na dagtekening van dit vonnis – onherroepelijk is beslist dat Gemeente Zaltbommel daartoe is gerechtigd;
II. Gemeente Zaltbommel veroordeelt om aan [eis.hfdz./verw.inc.] een dwangsom te betalen van € 1.000.000,00, althans een door de voorzieningenrechter te bepalen bedrag, in het geval Gemeente Zaltbommel niet voldoet aan het gevorderde onder I;
III. Gemeente Zaltbommel veroordeelt in de proceskosten en de nakosten, vermeerderd met wettelijke rente.
4.2.
[eis.hfdz./verw.inc.] legt aan de vordering ten grondslag dat Gemeente Zaltbommel onrechtmatig tegenover haar heeft gehandeld. Door de koopovereenkomst met [eis.inc.] te sluiten, heeft Gemeente Zaltbommel volgens [eis.hfdz./verw.inc.] gehandeld in strijd met het in artikel 3:14 van het Burgerlijk Wetboek (BW) neergelegde gelijkheidsbeginsel. Gemeente Zaltbommel heeft bij de verkoop van het Perceel de regels uit het zogenoemde Didam-arrest (waarover hierna meer) niet nageleefd. De sanctie op schending van deze regels is vernietigbaarheid van de koopovereenkomst. [eis.hfdz./verw.inc.] betoogt dat de levering van het Perceel door Gemeente Zaltbommel aan [eis.inc.] geen doorgang kan vinden. In elk geval zou het Gemeente Zaltbommel moeten worden verboden het Perceel te leveren totdat over deze kwestie in een bodemprocedure onherroepelijk is beslist, aldus [eis.hfdz./verw.inc.] .
4.3.
Gemeente Zaltbommel en [eis.inc.] voeren verweer. Zij concluderen beide tot afwijzing van de vorderingen van [eis.hfdz./verw.inc.] , met veroordeling van [eis.hfdz./verw.inc.] in de proceskosten.
4.4.
De voorzieningenrechter zal hierna nader ingaan op de stellingen van partijen, voor zover voor de beoordeling van belang.

5.De beoordeling in de hoofdzaak

Inleiding
5.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter moet daarom eerst beoordelen of [eis.hfdz./verw.inc.] ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de voorzieningenrechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
Spoedeisend belang
5.2.
Het spoedeisend belang is niet betwist en volgt uit de aard van de vordering.
De kern van het geschil
5.3.
Kern van het geschil tussen partijen is de vraag of Gemeente Zaltbommel heeft voldaan aan de voorwaarden die gelden voor de uitzondering op de verplichting tot het doorlopen van een openbare selectieprocedure met betrekking tot de verkoop van het Perceel, zoals door de Hoge Raad geformuleerd in zijn arrest van 26 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1778, het Didam-arrest).
Het Didam-arrest
5.4.
In het Didam-arrest heeft de Hoge Raad overwogen dat op grond van artikel 3:14 BW een bevoegdheid die krachtens het burgerlijk recht aan een overheidslichaam toekomt, niet mag worden uitgeoefend in strijd met geschreven of ongeschreven regels van publiekrecht. Tot die regels behoren de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Een overheidslichaam moet bij het aangaan en uitvoeren van privaatrechtelijke overeenkomsten, zoals de verkoop van een aan hem toebehorende onroerende zaak, de algemene beginselen van behoorlijk bestuur in acht nemen, waaronder het gelijkheidsbeginsel. Op dit punt verschilt de positie van een overheidslichaam van die van een private partij.
5.5.
In het Didam-arrest ging het om de verkoop van een onroerende zaak. Tijdens de mondelinge behandeling van het onderhavige kort geding is gebleken dat partijen het erover eens zijn dat de door de Hoge Raad in het Didam-arrest geformuleerde regels ook van toepassing zijn als het gaat om een grondruil als waarvan in deze zaak sprake is.
5.6.
De Hoge Raad heeft in het Didam-arrest vervolgens geoordeeld dat uit het gelijkheidsbeginsel voortvloeit dat een overheidslichaam dat het voornemen heeft een aan hem toebehorende onroerende zaak te verkopen, ruimte moet bieden aan (potentiële) gegadigden om mee te dingen naar deze onroerende zaak indien er meerdere gegadigden zijn voor de aankoop of redelijkerwijs te verwachten is dat er meerdere gegadigden zullen zijn. In dat geval zal het overheidslichaam met inachtneming van de hem toekomende beleidsruimte criteria moeten opstellen aan de hand waarvan de koper wordt geselecteerd. Deze criteria moeten objectief, toetsbaar en redelijk zijn.
5.7.
Het gelijkheidsbeginsel brengt ook mee dat het overheidslichaam, om gelijke kansen te realiseren, een passende mate van openbaarheid moet verzekeren met betrekking tot de beschikbaarheid van de onroerende zaak, de selectieprocedure, het tijdschema en de toe te passen selectiecriteria. Het overheidslichaam moet hierover tijdig voorafgaand aan de selectieprocedure duidelijkheid scheppen door informatie over deze aspecten bekend te maken op zodanige wijze dat (potentiële) gegadigden daarvan kennis kunnen nemen, aldus de Hoge Raad.
5.8.
Ten slotte heeft de Hoge Raad een uitzondering op de hiervoor omschreven hoofdregel geformuleerd. De door middel van een selectieprocedure beoogde mededingingsruimte hoeft niet te worden geboden indien bij voorbaat vaststaat of redelijkerwijs mag worden aangenomen dat op grond van objectieve, toetsbare en redelijke criteria slechts één serieuze gegadigde in aanmerking komt voor de aankoop.
Eén serieuze gegadigde
5.9.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat tussen [eis.hfdz./verw.inc.] en Gemeente Zaltbommel sinds 15 juli 2008 een samenwerkingsovereenkomst geldt, die op 17 december 2015 is gewijzigd door middel van een allonge. In artikel 13.4 van die allonge is bepaald dat aan [eis.hfdz./verw.inc.] een eerste recht van aankoop zou toekomen indien [eis.inc.] , die (ook) gegadigde was met betrekking tot het Perceel, niet binnen een jaar na het onherroepelijk worden van de bestemmingswijziging gebruik zou hebben gemaakt van de mogelijkheid tot aankoop. De termijn waarbinnen het voor [eis.inc.] mogelijk was om het Perceel te kopen, is vervolgens met instemming van [eis.hfdz./verw.inc.] verlengd tot 24 april 2021.
5.10.
[eis.hfdz./verw.inc.] betoogt dat zij bij de totstandkoming van de allonge geen andere mogelijkheid had dan genoegen te nemen met een plaats op de “reservebank”. [eis.hfdz./verw.inc.] doelt daarmee op artikel 13.4 van de allonge. Gemeente Zaltbommel voert echter aan dat [eis.hfdz./verw.inc.] niet aan haar verplichting als vermeld in artikel 3.2 van de samenwerkingsovereenkomst kon voldoen, te weten het aan Gemeente Zaltbommel ter beschikking stellen van 21.000 m² bouwrijp bedrijventerrein inclusief (openbare) voorzieningen. Vervolgens heeft Gemeente Zaltbommel [eis.hfdz./verw.inc.] concrete voorstellen gedaan die rekening hielden met de belangen van beide partijen. Gemeente Zaltbommel heeft voorgesteld dat [eis.hfdz./verw.inc.] niet langer verplicht was haar de overeengekomen 21.000 m² bedrijventerrein te leveren, waartegenover Gemeente Zaltbommel dan niet zou inbrengen 12.000 m² van de in te brengen percelen [perceelnr.] en [perceelnr.] . Perceel [perceelnr.] is nu genummerd [perceelnr.] en betreft het Perceel. Gemeente Zaltbommel wilde het Perceel behouden voor levering aan [eis.inc.] . Eén en ander heeft geleid tot de allonge met daarin het hierboven genoemde artikel 13.4. [eis.hfdz./verw.inc.] heeft deze gang van zaken op zichzelf niet weersproken. In het licht hiervan is geen sprake van een situatie waarin [eis.hfdz./verw.inc.] geen andere keus had dan in te stemmen met artikel 13.4 van de allonge. Zij heeft daarentegen uitdrukkelijk ingestemd met de (mogelijke) verkoop van het Perceel aan [eis.inc.] en vrijwillig afstand gedaan van haar eigen mogelijke aanspraak op het Perceel. De voorzieningenrechter neemt hierbij in aanmerking dat [eis.hfdz./verw.inc.] een professionele beleggingsmaatschappij is, die moet worden geacht de inhoud en consequenties te overzien van hetgeen waarmee zij instemt.
5.11.
Met verwijzing naar de onder 2.9 en 2.10 genoemde kortgedingvonnissen voert Gemeente Zaltbommel aan dat Gemeente Zaltbommel en [eis.inc.] op 21 april 2021 een koopovereenkomst hebben gesloten met betrekking tot het Perceel. In het onder 2.9 genoemde vonnis heeft de voorzieningenrechter overwogen dat [eis.inc.] en Gemeente Zaltbommel op die datum overeenstemming hadden over het te (ver)kopen object en over de prijs en dat genoemde partijen tijdens de mondelinge behandeling in die procedure hebben bevestigd dat er voor 24 april 2021 een bindende koopovereenkomst tot stand is gekomen waarvan partijen over en weer tot nakoming verplicht zijn. Dit sluit aan bij de mededeling van Gemeente Zaltbommel aan [eis.hfdz./verw.inc.] op 22 april 2021 (zie 2.6) dat [eis.inc.] het Perceel heeft aangekocht. Dat de koopovereenkomst kennelijk pas op 29 november 2021 nader is uitgewerkt (zie 2.11), doet daaraan niet af. Ook in deze kortgedingprocedure gaat de voorzieningenrechter er daarom van uit dat tussen Gemeente Zaltbommel en [eis.inc.] op 21 april 2021, en dus vóór de tussen [eis.hfdz./verw.inc.] en Gemeente Zaltbommel overeengekomen einddatum 24 april 2021, een koopovereenkomst met betrekking tot het Perceel tot stand is gekomen.
5.12.
[eis.hfdz./verw.inc.] stelt zich op het standpunt dat Gemeente Zaltbommel bij de verkoop van het Perceel aan [eis.inc.] de regels uit het Didam-arrest niet heeft nageleefd. Volgens [eis.hfdz./verw.inc.] heeft Gemeente Zaltbommel ten onrechte geen ruimte geboden voor mededinging. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter hoefde Gemeente Zaltbommel dat ook niet te doen, omdat de in 5.8 bedoelde uitzondering uit het Didam-arrest zich voordoet. Als gevolg van het bepaalde in artikel 13.4 van de allonge kan [eis.hfdz./verw.inc.] niet worden aangemerkt als serieuze gegadigde voor het Perceel. Zij heeft van die positie vrijwillig afstand gedaan. Ook is niet gebleken dat er buiten [eis.inc.] andere serieuze gegadigden waren voor het Perceel. Tijdens de zitting heeft mr. Huijbregts weliswaar verklaard dat zijn mailbox vol zit met berichten van andere gegadigden, maar die stelling is op geen enkele wijze onderbouwd en wordt bovendien door Gemeente Zaltbommel betwist. Voor bewijslevering is in het kader van dit kort geding geen plaats, zodat de voorzieningenrechter aan deze stelling voorbijgaat. Gezien het voorgaande moet [eis.inc.] worden aangemerkt als de enige serieuze gegadigde voor het Perceel. Gemeente Zaltbommel hoefde dus geen mededingingsruimte te bieden.
5.13.
[eis.hfdz./verw.inc.] heeft nog betoogd dat het moment waarop moet worden vastgesteld of sprake is van één serieuze gegadigde, niet het moment is waarop een overheidslichaam een koopovereenkomst sluit, maar het moment waarop het overheidslichaam exclusief met een partij in onderhandeling treedt. Volgens [eis.hfdz./verw.inc.] heeft Gemeente Zaltbommel niet onderbouwd dat op het moment dat zij exclusief in gesprek ging met [eis.inc.] – te weten medio 2015 – er maar één serieuze gegadigde was. Voor zover als peilmoment echter al moet worden uitgegaan van het moment waarop sprake is van serieuze onderhandelingen, geldt dat [eis.hfdz./verw.inc.] in 2015 geen serieuze gegadigde meer was als gevolg van artikel 13.4 van de allonge. De in die bepaling bedoelde einddatum is met instemming van [eis.hfdz./verw.inc.] naar achteren verschoven tot 24 april 2021 en de koopovereenkomst met [eis.inc.] is op 21 april 2021 tot stand gekomen. [eis.hfdz./verw.inc.] was dus noch ten tijde van de serieuze onderhandelingen noch ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst een serieuze gegadigde.
5.14.
Weliswaar heeft Gemeente Zaltbommel de criteria op grond waarvan [eis.inc.] volgens haar de enige serieuze gegadigde is voor de aankoop van het Perceel pas achteraf kenbaar gemaakt in de “Didam-publicatie” van 18 april 2023 (zie 2.12), maar zoals hierboven overwogen was [eis.hfdz./verw.inc.] al sinds 2015 geen serieuze gegadigde meer als gevolg van artikel 13.4 van de allonge. Ook indien Gemeente Zaltbommel wél had voldaan aan de regels uit het Didam-arrest – door ten tijde van haar voornemen om het Perceel te verkopen objectieve, redelijke en toetsbare criteria kenbaar te maken aan de hand waarvan de koper zou worden geselecteerd – zou [eis.inc.] de enige serieuze gegadigde zijn geweest.
5.15.
In het licht van het voorgaande bestaat geen grond voor het verwijt van [eis.hfdz./verw.inc.] aan Gemeente Zaltbommel dat zij haar geen gelijke kansen heeft geboden. Van schending van het gelijkheidsbeginsel is geen sprake.
Slotsom
5.16.
Uit het voorgaande volgt dat de vordering van [eis.hfdz./verw.inc.] moet worden afgewezen.
5.17.
[eis.hfdz./verw.inc.] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld.
Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Gemeente Zaltbommel als volgt vastgesteld:
- griffierecht
676,00
- salaris advocaat
1.079,00
Totaal
1.755,00
De proceskosten aan de zijde van [eis.inc.] worden tot aan dit vonnis eveneens als volgt vastgesteld:
- griffierecht
676,00
- salaris advocaat
1.079,00
Totaal
1.755,00

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
in het incident tot voeging
6.1.
staat [eis.inc.] toe zich in de hoofdzaak te voegen aan de zijde van Gemeente Zaltbommel,
6.2.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in de hoofdzaak
6.3.
wijst de vorderingen af,
6.4.
veroordeelt [eis.hfdz./verw.inc.] in de proceskosten van Gemeente Zaltbommel, tot dit vonnis vastgesteld op € 1.755,00, en in de proceskosten van [eis.inc.] , tot dit vonnis eveneens vastgesteld op € 1.755,00,
6.5.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.H.A. Heenk en in het openbaar uitgesproken op 25 april 2023. De feiten en de motivering waarop de beslissing steunt, zijn afzonderlijk vastgelegd op 8 mei 2023.
JE/KH