ECLI:NL:RBGEL:2023:2600

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 mei 2023
Publicatiedatum
4 mei 2023
Zaaknummer
05-272631-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor seksuele handelingen met een minderjarig meisje

Op 8 mei 2023 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 47-jarige man uit Doetinchem. De man werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, voor het plegen van seksuele handelingen bij een minderjarig meisje. De tenlastelegging omvatte onder andere het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer, dat op het moment van de feiten nog geen twaalf jaar oud was. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer, ondersteund door getuigen en deskundigen, betrouwbaar waren en voldeden aan het bewijsminimum. De rechtbank nam in haar overwegingen de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer mee. De officier van justitie had een gevangenisstraf geëist, en de rechtbank volgde deze eis, met inachtneming van bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en een contactverbod met het slachtoffer. Daarnaast werd er een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer en zijn vader, die beiden schadevergoeding voor smartengeld hadden gevorderd. De rechtbank oordeelde dat de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toewijsbaar waren, met een schadevergoeding van €2.500,- voor het slachtoffer en €1.000,- voor de vader, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.272631.22
Datum uitspraak : 8 mei 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1975 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .
Raadsvrouw: mr. A.M. van Wingerden, advocaat in Eindhoven.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 16 juli 2021 tot en met 7 september 2021 te [pleegplaats] met [slachtoffer ] (geboren op [geboortedatum] 2011), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer ] , te weten
- het brengen van zijn tong tussen en/of over de schaamlippen van die [slachtoffer ]
en/of
- het brengen van zijn lippen/mond tegen de schaamlippen, althans de vulva van
die [slachtoffer ] ;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 16 juli 2021 tot en met 7 september 2021 te [pleegplaats] met [slachtoffer ] (geboren op [geboortedatum] 2011), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het brengen van zijn tong tussen en/of over de schaamlippen van die [slachtoffer ]
en/of
- het brengen van zijn lippen/mond tegen de schaamlippen, althans de vulva van die [slachtoffer ] .
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en nader toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat er onvoldoende wettig bewijs is omdat de getuigenverklaringen afkomstig zijn uit één bron en hiermee niet is voldaan aan het wettelijke bewijsminimum. Daarnaast is er onvoldoende overtuigend bewijs omdat de verklaring van [slachtoffer ] niet overeenkomt met andere stukken uit het dossier dan wel dat bepaalde delen uit haar verklaring niet overeen kunnen komen met de werkelijkheid. De verdediging meent dat de verklaringen van [slachtoffer ] onvoldoende betrouwbaar zijn. De verdediging verzoekt de rechtbank om verdachte vrij te spreken van het aan hem verweten feit. Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat de pleegperiode eindigt op 25 augustus 2021.
Beoordeling door de rechtbank
Juridisch kader bewijs in zedenzaken (bewijsminimumregel)
Het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, kan door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige (artikel 342, tweede lid, Sv). Deze bepaling strekt ter waarborging van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen in het geval de verklaring van één getuige over relevante feiten en omstandigheden op zichzelf staat en onvoldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal. Deze bepaling heeft volgens vaste rechtspraak betrekking op de tenlastelegging in haar geheel en niet op een onderdeel daarvan.
De vraag of aan dit bewijsminimum is voldaan, vergt een beoordeling van het concrete geval.
In het geval de rechter de verklaringen van een getuige geloofwaardig acht, dan is daarmee nog niet voldaan aan het bewijsminimum. Het gaat dan immers nog steeds om één bewijsmiddel.
De bewijsmiddelen algemeen
Aangever [vader] (de vader van [slachtoffer ] ) heeft namens [slachtoffer ] , geboren op [geboortedatum] 2011, aangifte gedaan. Hij heeft verklaard dat het feit heeft plaatsgevonden tussen 16 juli 2021 en 27 augustus 2021 op camping [naam] in [pleegplaats] . Op maandag 11 oktober 2021 kwam [slachtoffer ] overstuur beneden. Aangever had [slachtoffer ] net naar bed gebracht. Aangever vroeg wat er aan de hand was. Ze kon het aangever niet vertellen, want het was zo erg. [slachtoffer ] zei nog een paar keer ‘papa het is zo erg wat er is gebeurd’. [verdachte] had een afspraak met iemand, maar die was niet doorgegaan. Een uur later was hij weer teruggekomen. ’s Avonds is [slachtoffer ] met vriendjes aan het spelen geweest bij [verdachte] . Die vriendjes zijn weggegaan en zij was daar alleen. Ze gaf aan dat [verdachte] haar onderbroekje aan de kant deed en aan haar muisje begon te likken. Ze had een smoesje verteld en haar broek aangedaan of omhoog getrokken en is weggerend. [slachtoffer ] vertelde dat het twee keer is gebeurd. Ze vertelde dat ’s middags in het chalet [verdachte] ‘ham ham’ had gedaan bij haar muisje. Dan gaat [verdachte] weg. Later komt hij weer terug en [slachtoffer ] vertelt dan dat hij met zijn tong in haar muisje ging. Met muisje bedoelt zij haar vagina. Aangever kan zich herinneren dat op een avond toen zij op de camping waren [slachtoffer ] heeft gezegd dat ze pijn had aan haar muisje. Aangever kijkt daar niet van op, omdat ze daar weleens vaker pijn heeft. [2]
[slachtoffer ] heeft in haar studioverhoor bij de politie verklaard dat ze een dag in de zomervakantie ook weer naar [verdachte] ging met twee vrienden. Haar vrienden gingen toen weg. Toen deed hij haar broek omlaag. Hij ging met zijn tong in haar plasding. [slachtoffer ] heeft tijdens het studioverhoor het volgende opgeschreven: ‘Toen dee hij mijn broek naar beneden en toen dee hij mijn onderbroek opzij en toen ging hij likken in mijn plasding’. In de middag ging [verdachte] weg en toen ging de afspraak in Apeldoorn niet door. [3]
Getuige [stiefmoeder] (de stiefmoeder van [slachtoffer ] ) heeft verklaard dat [slachtoffer ] erop bleef hameren dat ze iets heel ergs moest vertellen. Ze durfde het eigenlijk niet te vertellen. Ze was echt in blinde paniek, echt bang. Ze was de hele tijd erg aan het huilen. Ze vertelde dat ze was spelen bij [verdachte] in de caravan. Ze zei: ‘Deze keer gooide hij mij op bed, deed mijn broekje naar beneden, deed mijn onderbroekje aan de kant en deed likjes’. Ze begon uit zichzelf verder te vertellen. Dat hij aan en in haar muis had gelikt. Ze zei toen ze erover vertelde: ‘Ik ben toch uit bed gekomen omdat mijn muis zo’n pijn deed?’ [verdachte] gaf likjes in haar muis. Dat is haar vagina. Ze vertelde ook nog: ‘Weet je nog die dag dat [verdachte] moest werken, dat hij heel snel terugkwam want het ging niet door. Dat is de dag dat het gebeurde’. Getuige herinnert zich dat [verdachte] ging werken in Apeldoorn of Amersfoort, volgens haar halverwege de middag. [slachtoffer ] kwam toen bij hun caravan en ging spelen. Ongeveer een half uur later kwam [verdachte] terug op de camping. Getuige stond met [slachtoffer ] te praten. [verdachte] kwam langsrijden en deed zijn raam open. [slachtoffer ] zei toen tegen hem: ‘He maar je moest toch werken?’. Hij zei dat hij gebeld was dat het niet doorging of zoiets. [4]
Uit het verslag van GZ-psycholoog/orthopedagoog [deskundige] blijkt dat [slachtoffer ] in de behandelruimte enkele uitspraken heeft gedaan over wat haar is overkomen, waarbij er is gesproken over betasting van onzedelijke plekken. Het verhaal weerspiegelde een meisje dat grensoverschrijdend gedrag heeft moeten ondergaan door een relatief bekende volwassen man die zij kende van de camping. De behandeling is in zeer korte tijd effectief gebleken, wat kenmerkend is voor een effectieve EMDR traumabehandeling. De slaapproblemen en lichamelijke klachten waren na een drietal contacten sterk verminderd c.q. uitgedoofd. Dit is een sterk signaal dat de klachten daadwerkelijk afkomstig zijn geweest van een psychisch trauma dat te maken heeft met bovengenoemde problematiek. [5]
Betrouwbaarheid verklaringen [slachtoffer ]
De rechtbank is van oordeel dat er geen reden is om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer ] en overweegt daartoe het volgende. De rechtbank acht de verklaring van [slachtoffer ] consistent en voldoende gedetailleerd. [slachtoffer ] heeft in haar studioverhoor nagenoeg hetzelfde verteld als tegen haar vader en stiefmoeder. Verder is de rechtbank van oordeel dat er geen indicaties zijn dat [slachtoffer ] niet de waarheid heeft gesproken. Tijdens het verhoor heeft [slachtoffer ] meermalen de ondervrager gecorrigeerd als deze haar verhaal onjuist weergaf. Ook heeft [slachtoffer ] de ondergane handelingen niet groter gemaakt. Voorts volgt uit het verslag dat [slachtoffer ] helder en duidelijk verklaart over de handelingen van verdachte en daarin in de loop van het verhoor consistent is. Ook komt haar verklaring overeen met haar “disclosure” tegenover haar vader en stiefmoeder. Dat [slachtoffer ] pas na een maand voor het eerst heeft verklaard over hetgeen haar is overkomen sluit aan bij het verloop van haar verhoor. [slachtoffer ] laat blijken het moeilijk te vinden om over het voorval te praten. Die houding komt op de rechtbank oprecht over en doet daarom geen afbreuk aan de betrouwbaarheid van haar verklaring. De rechtbank acht daarom de verklaring van [slachtoffer ] betrouwbaar.
Steunbewijs
De rechtbank is tevens van oordeel dat is voldaan aan het bewijsminimum. De verklaring van [slachtoffer ] wordt op belangrijke punten ondersteund door de verklaring door aangever [vader] (de vader van [slachtoffer ] ), getuige [stiefmoeder] (de stiefmoeder van [slachtoffer ] ) en de GZ-psycholoog. [vader] kan zich herinneren dat [slachtoffer ] op een avond op de camping had gezegd dat ze pijn had aan haar muisje. Getuige [stiefmoeder] heeft ook verklaard dat [slachtoffer ] had verteld dat ze toch uit bed was gekomen, omdat haar muis zo’n pijn deed. Daarnaast kan getuige [stiefmoeder] zich herinneren dat [verdachte] ging werken in Apeldoorn of Amersfoort, maar ongeveer een half uur later weer terugkwam op de camping en [slachtoffer ] hier een opmerking over maakte richting [verdachte] . In haar verklaring geeft [slachtoffer ] aan dat de afspraak in Apeldoorn die dag niet doorging. Volgens de GZ-psycholoog is de EMDR traumabehandeling in zeer korte tijd effectief gebleken. Dit is een sterk signaal dat de klachten daadwerkelijk afkomstig zijn geweest van een psychisch trauma.
Alles tezamen en in onderlinge samenhang bezien acht de rechtbank het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. Uit de verklaring van [slachtoffer ] begrijpt de rechtbank dat verdachte met zijn tong tussen de schaamlippen van [slachtoffer ] heeft gelikt en dat daarom sprake is van seksueel binnendringen. [6] Uit de bewijsmiddelen volgt eveneens dat het bewezenverklaarde in de tenlastegelegde periode heeft plaatsgevonden, nu [slachtoffer ] in deze periode op camping ‘ [naam] ’ heeft verbleven.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op een
of meertijdstip
penin
of omstreeksde periode van 16 juli 2021 tot en met 7 september 2021 te [pleegplaats] met [slachtoffer ] (geboren op [geboortedatum] 2011), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
een of meerhandelingen heeft gepleegd, die
bestonden uit ofmede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer ] , te weten
- het brengen van zijn tong tussen en
/ofover de schaamlippen van die [slachtoffer ]
en
/of
- het brengen van zijn lippen/mond tegen de schaamlippen, althans de vulva van
die [slachtoffer ] .
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, een contactverbod met [slachtoffer ] en locatieverbod voor een deel van [pleegplaats] .
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om bij een veroordeling een taakstraf en daarnaast een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Bij een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal verdachte zijn onderneming verliezen. Verdachte kan zich conformeren aan de volgende bijzondere voorwaarden: de meldplicht, ambulante behandeling, contactverbod en het locatieverbod. De verdediging verzet zich tegen de bijzondere voorwaarde waarbij verdachte de mensen in zijn omgeving moet informeren over zijn veroordeling.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft het lichaam van de destijds 9-jarige [slachtoffer ] binnengedrongen door met zijn tong over en in haar vagina te gaan. Verdachte heeft hiermee de lichamelijke integriteit van [slachtoffer ] ernstig aangetast. In het algemeen geldt dat dit soort feiten langdurige negatieve gevolgen kunnen hebben voor de psychische, emotionele en seksuele ontwikkeling van jeugdige slachtoffers. Verdachte had een vertrouwensband met [slachtoffer ] , zij bracht veel tijd bij verdachte door en verdachte besteedde veel aandacht aan [slachtoffer ] . Daarnaast hebben de handelingen plaatsgevonden in de woning van verdachte, een plek waar [slachtoffer ] voordien vaak verbleef en zich veilig voelde. Uit de ter zitting voorgedragen slachtofferverklaring blijkt dat het handelen van verdachte enorme impact hebben gehad op [slachtoffer ] en het gezin, en dat de gevolgen hiervan nog altijd merkbaar zijn.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 22 maart 2023 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit.
Uit het reclasseringsadvies van 7 april 2023 blijkt verdachte zijn leven op de meeste gebieden op orde heeft. Bij een veroordeling is er reden tot zorg omdat niemand in de directe omgeving van verdachte weet van de strafbare feiten en omdat hij geregeld op plaatsen komt waar hij in contact komt met kinderen/jeugdigen. De reclassering ziet in dat geval reden om toezicht te houden, zijn psychisch functioneren nader te laten onderzoeken en zo nodig te behandelen. Daarnaast is er reden om te werken aan het ontstaan van gereguleerde openheid (binnen zijn leefomgeving) over zijn delict. De reclassering schat het risico op recidive in als laag. De reclassering adviseert bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling en het informeren van zijn omgeving. Verdachte werkt als zelfstandige en is afhankelijk van zijn inkomen om onder andere zijn woonlasten en zakelijke vaste lasten te kunnen betalen. Bij een gevangenisstraf komt dat onder druk te staan, afhankelijk van de duur ervan. Verdachte moet in staat worden geacht om een werkstraf uit te voeren.
Gelet op de ernst van het feit is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf. Alles afwegende acht de rechtbank een straf conform de eis van de officier van justitie passend en geboden. Zij zal dan ook een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar opleggen. Aan het voorwaardelijk strafdeel zal zij de volgende voorwaarden verbinden: een meldplicht, ambulante behandeling, een contactverbod met [slachtoffer ] en een locatieverbod zoals voorgesteld door de officier van justitie. De rechtbank zal de voorwaarde waarbij verdachte de mensen in zijn omgeving moet informeren over zijn veroordeling, niet opleggen. Deze voorwaarde is naar het oordeel van de rechtbank te onbepaald, waardoor deze reeds daarom niet als voorwaarde betreffende het gedrag van de veroordeelde als bedoeld in artikel 14c, tweede lid, sub 14, Sr kan worden opgelegd.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

Vordering van [benadeelde (slachtoffer)]
De benadeelde partij [benadeelde (slachtoffer)] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 5.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard vanwege de bepleitte vrijspraak. Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat de vordering moet worden afgewezen dan wel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd. Uiterst subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat het gevorderde bedrag moet worden gematigd gelet op vergelijkbare zaken.
Overweging van de rechtbank
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
In dit geval brengen de aard en ernst van de normschending mee dat de relevante nadelige gevolgen hiervan voor [benadeelde (slachtoffer)] zozeer voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De rechtbank zal de schadevergoeding naar billijkheid vaststellen op € 2.500,-, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 7 september 2021. Hierbij heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het feit, de jonge leeftijd van de benadeelde partij en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
Vordering van [benadeelde (Vader)]
De benadeelde partij [benadeelde (Vader)] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 1.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard. Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat de vordering moet worden afgewezen vanwege het gebrek aan causaliteit. Uiterst subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat de vordering moet worden gematigd.
Overweging van de rechtbank
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Van een aantasting in de persoon op andere wijze is in ieder geval sprake indien de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen. Volgens benadeelde heeft hij klachten sinds oktober 2021. De psycholoog van benadeelde heeft bij hem in januari 2022 PTSS vastgesteld en heeft een EMDR-behandeling geadviseerd. De bedrijfsarts schrijft dat benadeelde van 19 oktober 2021 tot 10 november 2022 is uitgevallen naar aanleiding van incidenten die hebben plaatsgevonden in de privésfeer. Tegen deze achtergrond – en gezien de toelichting op de vordering, waarin de klachten worden omschreven – is voldoende aannemelijk dat sprake is van een aantasting in de persoon die in causaal verband staat met het bewezenverklaarde. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld vaststellen op een bedrag van € 1.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 september 2021.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 244 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
  • veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • stelt als bijzondere voorwaarden dat:
 verdachte zich meldt binnen vijf dagen na het onherroepelijk worden van het vonnis bij Reclassering Nederland op het bij hem bekende adres of telefoonnummer. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
 verdachte een intake volgt en indien geïndiceerd een behandeling door een door de reclassering aan te wijzen forensisch psychiatrische instelling, voor ambulante behandeling. De behandeling duurt (indien geïndiceerd) de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
 verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer ] , geboren op [geboortedatum] 2011, wonende aan [adres] in [pleegplaats] , zolang het Openbaar Ministerie dit nodig vindt;
 verdachte zich gedurende de proeftijd niet zal bevinden wijk 1 ( [pleegplaats] [wijken] ), deels wijk 2 ( [wijken] ) en wijk 3 ( [wijken] ), alle te [pleegplaats] , zolang het Openbaar Ministerie dit nodig vindt.
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;

Vordering van [benadeelde (slachtoffer)]

  • veroordeelt verdachte in verband met het primair tenlastegelegde tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [benadeelde (slachtoffer)] van € 2.500,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 september 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [benadeelde (slachtoffer)] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot smartengeld;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [benadeelde (slachtoffer)] , een bedrag te betalen van € 2.500,- aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 september 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 35 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
Vordering van [benadeelde (Vader)]
  • veroordeelt verdachte in verband met het primair tenlastegelegde feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [benadeelde (Vader)] van € 1.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 september 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [benadeelde (Vader)] , een bedrag te betalen van € 1.000,- aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 september 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 20 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
Dit vonnis is gewezen door mr. S.C.A.M. Janssen (voorzitter), mr. J.M.J.M. Doon en mr. S.A.L. van de Sande, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.L. Tuitert, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 mei 2023.
Mr. Janssen is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [persoon] van de politie Oost-Nederland, Dienst Regionale Recherche, opgemaakte proces-verbaal, onderzoeksnummer ONRBC21493, gesloten op 19 oktober 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.II, proces-verbaal van aangifte van [vader] , p. 5 t/m 7.
3.II, verslag verbatim studioverhoor, p. 40, 57, 58 en 85.
4.II, proces-verbaal van verhoor van getuige [stiefmoeder] , p. 10 t/m 12.
5.II, verslag GZ-psycholoog/orthopedagoog [deskundige] , p. 93 en 94.
6.II, verslag verbatim studioverhoor, p. 58.