ECLI:NL:RBGEL:2023:2594

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 april 2023
Publicatiedatum
4 mei 2023
Zaaknummer
10158601 \ CV EXPL 22-2989
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen voor op maat gemaakte kast met verrekeningsverweer

In deze zaak vordert V.O.F. Architectural Woodworking & Meubelmakerij (hierna: Woodworking) betaling van een factuur van € 5.478,40 van gedaagde, een ZZP’er in de bouwbranche. De vordering is gebaseerd op een overeenkomst van opdracht voor het maken van een inloopkast. Gedaagde heeft de factuur niet betaald en voert verweer op basis van vermeende schade door onjuist handelen van Woodworking. Tijdens de zitting op 3 maart 2023 is gedaagde niet verschenen, waardoor zijn verweer niet verder kon worden onderbouwd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde de juistheid en hoogte van de factuur niet betwist, en dat de vordering van Woodworking in beginsel voor toewijzing gereed ligt. Gedaagde heeft een beroep gedaan op verrekening, maar dit verweer is door Woodworking gemotiveerd weersproken. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn tegenvordering en wijst de vordering van Woodworking toe. Gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van € 6.685,05, inclusief wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Nijmegen
zaakgegevens 10158601 \ CV EXPL 22-2989 \ 398 \ 40140
uitspraak van
vonnis
in de zaak van
de vennootschap onder firma
V.O.F. Architectural Woodworking & Meubelmakerij
gevestigd te Amsterdam
eisende partij
gemachtigde mr. L.T. Montauban
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats gedaagde]
gedaagde partij
gemachtigde mr. J.J.M. Oele (DAS Rechtsbijstand)
Partijen worden hierna Woodworking en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 23 december 2022 en de daarin genoemde processtukken;
- de zittingsaantekeningen van de mondelinge behandeling op 3 maart 2023, ter gelegenheid waarvan aan de zijde van Woodworking nadere producties (13 t/m 15) zijn ingediend. [gedaagde] is bij die gelegenheid alleen bij zijn gemachtigde verschenen.
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Woodworking is een onderneming in de (op maat gemaakte) interieurbouwbranche.
2.2.
[gedaagde] is een ZZP’er in de bouwbranche.
2.3.
[gedaagde] heeft Woodworking benaderd voor het maken van een inloopkast voor zijn opdrachtgevers [opdrachtgevers] . Woodworking heeft op 21 augustus 2021 per e-mail een offerte van € 5.478,40 aan [gedaagde] gestuurd. In de offerte zijn 3 betalingstermijnen opgenomen:
50% bij akkoord van opdracht € 2.739,30
40% bij afsluiting van productie € 2.191,36
10% bij inbouw van het product € 547,84
2.4.
[gedaagde] is diezelfde dag per e-mail akkoord gegaan met de offerte, maar heeft omtrent de betaling aangegeven:
(..)
Uiteraard akkoord maar 50% per direct vooruit betalen is lastig.
Materiaal ligt er zo goed als allemaal behalve beslag.
Dat geld komt zeker dat weet je…
(..)
2.5.
Nadat Woodworking de inloopkast af had, heeft hij op 12 oktober 2021 een factuur van € 5.478,40 aan [gedaagde] gestuurd.
2.6.
Toen Woodworking op 18 oktober 2021 nog geen betaling van [gedaagde] had ontvangen, heeft hij een herinnering aan [gedaagde] overhandigd, met het verzoek uiterlijk 17 november 2021 (onder andere) de onderhavige factuur te betalen. [gedaagde] heeft de betreffende herinnering ondertekend voor akkoord.
2.7.
Aangezien betaling opnieuw uitbleef, heeft Woodworking zich tot zijn gemachtigde gewend. De gemachtigde heeft op 7 maart 2022 een zogenoemde 14-dagen aanmaning aan [gedaagde] gestuurd.
2.8.
[gedaagde] heeft zich na de brief van 29 maart 2022, waarin hij werd gesommeerd binnen acht dagen € 6.304,72 te betalen, tot zijn gemachtigde gewend. Bij brief van 12 april 2022 heeft de gemachtigde van [gedaagde] de vordering van Woodworking van de hand gewezen in verband met geleden schade:
(..)
Cliënt heeft door het niet nakomen van afspraken door uw cliënt schade geleden. Deze schade zal ruimschoots boven het door uw cliënte geclaimde bedrag uitkomen. Ik verwacht op korte termijn een exact bedrag aan u te kunnen doorgeven.
Daarom zal cliënt niet overgaan tot betaling.
(..)
2.8.1.
Bij brief van 29 april 2022 heeft de gemachtigde van [gedaagde] de gestelde schade nader onderbouwd:
(..)
Uw cliënt heeft bij [opdrachtgevers 2] werkzaamheden uitgevoerd. Daarbij heeft uw cliënte de eindklant gezegd dat er bepaalde onderdelen niet goed uitgevoerd waren door mijn cliënt. Daardoor heeft de eindklant een hele heisa gemaakt en was cliënt genoodzaakt werkzaamheden uit te voeren die hem € 5.182,00 hebben gekost. Dit terwijl de noodzaak er niet was. Maar door mededelingen van uw cliënte is mijn cliënt voor een voldongen feit geplaatst.
Daarnaast heeft uw cliënte in opdracht van mijn cliënt bij [opdrachtgevers] werkzaamheden verricht. Daarbij zijn tacknaalden gebruikt, terwijl men dit zou moeten bevestigen zonder dat gaten zichtbaar zouden zijn. Cliënt heeft dat allemaal moeten herstellen, kosten dezes € 1.800,00 ex BTW.
(..)
2.9.
De gemachtigde van Woodworking heeft daarop gereageerd bij brief van 20 mei 2022 en [gedaagde] gesommeerd binnen drie dagen € 6.510,94 te betalen. In de brief staat onder meer:
(..)
Uw cliënt heeft cliënte verzocht om hulp bij een tweetal projecten (hierna aangeduid als ‘ [opdrachtgevers] ’ en ‘ [opdrachtgevers 2] ’).
[opdrachtgevers]
De in het geding zijnde factuur gaat om project [opdrachtgevers] . Bij de klant [opdrachtgevers] zijn inloopkasten vervaardigd. Dit is geheel conform afspraak en naar tevredenheid gebeurd. Zou dat anders zijn, dan had uw cliënt na ontdekking van het ‘gebrek’ (dan wel melding van de klant) cliënte eerst in de gelegenheid moeten stellen om zelf tot herstel over te gaan. Nu dat niet is gebeurd komen de kosten voor het gestelde herstel niet voor rekening van cliënte.
(..)
Cliënte gebruikt geen tacknaalden(…). Wel is cliënte ermee bekend dat uw cliënt deze heeft gebruikt bij het monteren/vervaardigen van een garagedeur. Hiermee heeft cliënte echter geen enkele bemoeienis gehad (..).
[opdrachtgevers 2]
Hoewel dit project thans feitelijk niet ter discussie staat het volgende. Voor [opdrachtgevers 2] geldt dat deze klant ontevreden was over het werk dat door úw cliënte is afgeleverd. De kwaliteit van de kast die uw client zou vervaardigen, was niet naar behoren. In een overleg tussen alle partijen (uw cliënt incluis) is daarom afgesproken dat cliënte deze kast geheel opnieuw zou vervaardigen.
(..)
2.9.1.
Bij brief van 15 juni 2022 heeft de gemachtigde van [gedaagde] daarop gereageerd met onder meer:
(..)
Project [opdrachtgevers]
Uw cliënt heeft op eigen houtje (dus zonder overleg of toestemming van mijn cliënt) iemand ingeschakeld op dit project, dat was ene [werknemer] .
Uw cliënt heeft eerst nog ene [werknemer 2] aangeraden die enorm veel fouten maakte en het werk niet aankon. (…) [werknemer] heeft verklaard dat hij de Tack naalden gebruikt heeft. Dus dat is uw cliënt aan te rekenen. Hierdoor is er schade ontstaan bij mijn cliënt. Nu dat uw cliënte te verwijten valt, komt die schade voor rekening van uw cliënt.
(..)
Project [opdrachtgevers 2]
Uw cliënt heeft in het bijzijn van mijn cliënt en de klant gezegd dat de kast niet goed was. De opdrachtgevers zijn daar zelf niet mee gekomen. Die mededeling komt voor rekening van uw cliënt. Met die mededeling werd mijn cliënt op dat moment klem gezet. Er is dus door uw cliënt misbruik gemaakt van omstandigheden en daardoor kan mijn cliënt niet voor enige kosten verantwoordelijk worden gehouden.
(..)
2.10.
De gemachtigden hebben nadien nog over en weer gecorrespondeerd en hun standpunten gehandhaafd.

3.De vordering en het verweer

3.1.
Woodworking vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 6.685,05 (bestaande uit € 5.478,40 aan hoofdsom, € 785,19 aan buitengerechtelijke kosten en € 421,46 aan wettelijke handelsrente tot 4 oktober 2022) te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 5.478,40 vanaf 4 oktober 2022, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, waaronder de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente.
3.2.
Woodworking baseert zijn vordering op het volgende. Tussen partijen is een overeenkomst van opdracht tot stand gekomen op grond waarvan Woodworking in opdracht van [gedaagde] en conform de akkoord bevonden offerte van 21 augustus 2021 een inloopkast heeft gemaakt voor de opdrachtgevers van [gedaagde] ( [opdrachtgevers] ). Op grond daarvan heeft Woodworking een factuur van € 5.478,40 aan [gedaagde] gestuurd. Ondanks aanmaning heeft [gedaagde] de factuur niet betaald. Hij is daarom eveneens de buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente verschuldigd.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Daarop wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De vraag luidt of [gedaagde] gehouden is een bedrag van € 5.478,40 aan Woodworking te betalen, hetgeen Woodworking stelt en [gedaagde] betwist.
De kantonrechter constateert dat [gedaagde] de (juistheid en de hoogte van de) factuur van Woodworking op zichzelf niet betwist, zodat dit bedrag in beginsel voor toewijzing gereed ligt.
4.2.
[gedaagde] doet echter een beroep op verrekening en voert daartoe het volgende aan.
Woodworking heeft voor het project ‘ [opdrachtgevers] ’ personeel aangeleverd ( [werknemer 2] en [werknemer] ) voor het plaatsen van door [gedaagde] op maat gemaakte garagedeuren. Dat staat los van de werkzaamheden die Woodworking in het kader van de onderhavige vordering bij [opdrachtgevers] heeft verricht. [werknemer 2] en [werknemer] hebben hun werk echter niet goed uitgevoerd, door onder andere tacknaalden te gebruiken, waardoor er schade is ontstaan. [gedaagde] heeft
€ 1.800,00 aan kosten moeten maken om de ontstane schade te herstellen. Daarnaast heeft Woodworking, ongevraagd, tegen ‘ [opdrachtgevers] ’ gezegd dat het werk van [gedaagde] niet goed was. Omdat door die opmerking een onaangename sfeer was ontstaan tussen [gedaagde] en zijn opdrachtgevers, kon [gedaagde] niet anders dan tot herstel over te gaan. Door de onrechtmatige uitlatingen van Woodworking heeft [gedaagde] schade geleden, te weten
€ 5.182,00 aan herstelkosten.
4.2.1.
Woodworking heeft tijdens de mondelinge behandeling het verrekeningsverweer van [gedaagde] gemotiveerd weersproken. Woodworking betwist personeel aan [gedaagde] te hebben geleverd voor het plaatsen van de garagedeuren. Hij heeft enkel de telefoonnummers van [werknemer 2] en [werknemer] , twee zzp’ers waarmee hij eerder heeft samengewerkt, doorgegeven toen [gedaagde] Woodworking in hoge nood belde omdat hij hulp zocht bij een opdracht. [gedaagde] heeft vervolgens zelf contact met [werknemer 2] en [werknemer] opgenomen en afspraken gemaakt. Woodworking is daar verder buiten gebleven. Ter onderbouwing daarvan heeft Woodworking een verklaring van [werknemer] (productie 14) overgelegd waaruit blijkt dat [werknemer] direct aan [gedaagde] factureerde voor zijn werkzaamheden.
Ten aanzien van [opdrachtgevers] heeft Woodworking gesteld dat [gedaagde] zijn hulp had ingeroepen in verband met tijdnood, waarna zij samen naar [opdrachtgevers] zijn gegaan. Het is juist dat Woodworking heeft aangegeven dat de kwaliteit van de kast (waarvan slechts een kwart af was) slecht was, echter [opdrachtgevers] waren al niet tevreden. [gedaagde] heeft vervolgens zelf aangegeven dat het werk niet goed was en dat hij de kast opnieuw zou maken. Ter onderbouwing daarvan verwijst Woodworking naar de verklaring van [opdrachtgevers] (productie 15). Gelet op het feit dat [gedaagde] , door zelf niet ter zitting te verschijnen, dit niet meer heeft weersproken – zijn gemachtigde kon daarover geen inlichtingen verstrekken – en zijn stellingen dus onvoldoende heeft onderbouwd, is zijn tegenvordering niet vast komen te staan en zal de vordering van Woodworking daarom worden toegewezen.
4.3.
De meegevorderde wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke kosten worden eveneens toegewezen nu [gedaagde] deze onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken en hij deze op grond van artikel 6:96 lid 4 BW en 6:119a BW verschuldigd is. De btw over de buitengerechtelijke kosten wordt eveneens toegewezen nu Woodworking in de dagvaarding heeft verklaard de btw niet te kunnen verrekenen.
4.4.
[gedaagde] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten, waaronder de nakosten, dragen. De rente over de proceskosten wordt toegewezen vanaf veertien dagen na de datum van het vonnis.
5. De beslissing
De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] aan Woodworking te betalen een bedrag van € 6.685,05, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 5.478,40 vanaf 4 oktober 2022 tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van Woodworking vastgesteld op € 129,74 aan dagvaardingskosten, € 514,00 aan griffierecht, € 660,00 aan salaris voor de gemachtigde en € 132,00 aan kosten die na dit vonnis zullen ontstaan, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na de datum van het vonnis;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. R.J.J. van Acht en in het openbaar uitgesproken op